ECLI:NL:RBROT:2014:6405
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake invoer culinaire bereidingen op basis van vlees
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 juli 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een geschil tussen de verzoekster, een bedrijf dat culinaire bereidingen op basis van vlees importeert, en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), die de invoer van een partij culinaire bereidingen had geweigerd. De weigering was gebaseerd op een besluit van 7 november 2013, waarna de verzoekster bezwaar had aangetekend en beroep had ingesteld tegen het bestreden besluit van 13 mei 2014, waarin het bezwaar ongegrond was verklaard.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er sprake is van onverwijlde spoed. De verzoekster stelde dat er een spoedbelang was, omdat de kwaliteit van de culinaire bereidingen zou afnemen door langdurige opslag. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat een financieel belang op zich niet voldoende is voor het treffen van een voorlopige voorziening, tenzij er sprake is van een actuele financiële noodsituatie met onomkeerbare gevolgen.
De verzoekster kon niet aantonen dat er een dergelijke noodsituatie was, en de voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek niet spoedeisend was. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.