Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/741153-14
Datum uitspraak: 29 juli 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman: mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 juli 2014.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. M. Tiebosch heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat er vraagtekens gezet kunnen worden bij de rechtmatigheid van de start van het onderzoek. Hiertoe is gesteld dat de verbalisant [verbalisant] niet heeft kunnen waarnemen dat de bestuurster van de Range Rover - naar later bleek de vrouw van verdachte - op 15 oktober 2013 uit de woning aan de [adres] kwam. Op het verzoek van de verdediging om de verbalisant [verbalisant] als getuige op te roepen, heeft de officier van justitie geweigerd [verbalisant] als getuige op te roepen. Nu de rechter-commissaris in een eerder stadium op het verzoek om [verbalisant] als getuige te horen te kennen heeft gegeven dat de beslissing op dit verzoek zou worden aangehouden in afwachting van de verstrekking van het eindproces-verbaal, wordt de verdediging buitenspel gezet. Er is dan ook sprake van grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte, zodat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging, subsidiair dat het proces-verbaal en al de vruchten van dat proces-verbaal dienen te worden uitgesloten van het bewijs, meer subsidiair dat er verdiscontering in de straf dient plaats te vinden.
Beoordeling
De stelling van de verdediging dat de verbalisant niet kan hebben gezien dat de bestuurster van de Range Rover te herleiden was tot de woning aan de [adres], is onvoldoende om te concluderen dat de waarnemingen van de verbalisant onjuist zijn geweest. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de verbalisant. Dat de officier van justitie de getuige [verbalisant] niet heeft opgeroepen levert dan ook geen verzuim op. Een en ander nog daargelaten dat de verdediging het verzoek tot het horen van de getuige [verbalisant] op de terechtzitting van 15 juli 2014 heeft ingetrokken.
Het verweer wordt verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en voor bewijsuitsluiting of strafvermindering bestaat geen aanleiding.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 08 april 2014 te Rotterdam en Amsterdam,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 35.237,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 08 april 2014 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Derringer, type M-1 XT, voorzien van twee boven elkaar liggende lopen waarmee, beide lopen, twee soorten kalibers en munitie verschoten kunnen worden, te weten de kalibers .45 en .410 x 25 voorhanden heeft gehad;
hij op 8 april 2014 te Rotterdam
munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
- twee kogelpatronen, kaliber .45 en
- vier hagelpatronen, kaliber .410 x 25,
zijnde munitie die uitsluitend geschikt is voor vuurwapens van Categorie III, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 08 april 2014 te Rotterdam
in een woning gelegen op/aan de [adres]
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3.991,8 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 08 april 2014, te Rotterdam
een geldbedrag, te weten 11.900 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
BEWIJSOVERWEGING TEN AANZIEN VAN FEIT 4
Feiten en omstandigheden
In de woning van verdachte is een bedrag van € 11.900,--, aangetroffen en inbeslaggenomen. Het bedrag bestond uit coupures van € 50,-- en bevond zich in het onderkastje aan de rechterzijde van de oven in de keuken op de bovenste plank, achteraan. In de woning van de verdachte waar het geld is aangetroffen is eveneens een hoeveelheid van ongeveer vier kilo heroïne aangetroffen en bij verdachte in de auto is voorts ruim 35 kilo cocaïne aangetroffen. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat dit geld van hem is.
Bewijsvermoeden
Uit het bovenstaande blijkt een vermoeden van witwassen van bepaalde gelden. Gelet hierop kan van de verdachte worden gevergd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dit geld. Die verklaring zal concreet moeten zijn en een min of meer verifieerbare en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken herkomst van het geld dienen te noemen. Als de verdachte zo’n verklaring niet geeft, kan witwassen bewezen worden geacht omdat het (dan) op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn, dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Van misdrijf afkomstig
De verdachte heeft een verklaring als hiervoor is bedoeld voor de aanwezigheid van het contante geldbedrag in zijn woning niet gegeven. Immers, waar de verdachte verklaard heeft dat hij het geldbedrag zou hebben verdiend met de verkoop van een horloge, heeft hij deze stelling niet onderbouwd en/of verifieerbaar gemaakt. Daar komt nog bij de verklaring van de verdachte dat de koper, wiens achternaam hij niet weet, het bedrag van € 11.900,- heeft betaald, dat verdachte hiervan geen bon heeft opgemaakt maar dat dit nog zou gaan gebeuren, ongeloofwaardig wordt geacht. Van een andere herkomst van de gelden is niet gebleken.
Bewezenverklaard kan daarom worden dat het geldbedrag uit misdrijf afkomstig is. Niet is gebleken dat het geld afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. Hiervoor zijn in het dossier en ter terechtzitting geen aanknopingspunten gevonden.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op: