Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: [parketnummer]
Parketnummer vorderingen TUL: [parketnummers]
Datum uitspraak: 29 juli 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],
raadsvrouw: mr. K. Blonk, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 juli 2014.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. E. Ahbata heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 6 ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van Reclassering Nederland van 11 juni 2014.
VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Parketnummer 10/652348-12
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de tenuitvoerlegging zal worden gelast van het gedeelte van de straf groot: gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand dat aan de verdachte voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van 14 januari 2013 van de politierechter in deze rechtbank.
Parketnummer 10/661101-13
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de tenuitvoerlegging zal worden gelast van het gedeelte van de straf groot: gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken dat aan de verdachte voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van 27 maart 2013 van de politierechter in deze rechtbank.
Het onder 3, 6, 7 en 11 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde wordt het volgende overwogen.
Niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd nu het dossier daartoe onvoldoende bewijs bevat. Het dossier bevat immers slechts de aangifte van [slachtoffer 1].
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde wordt het volgende overwogen.
De officier van justitie heeft de vrijspraak van dit feit dit gevorderd, terwijl de vrijspraak van dit feit eveneens is bepleit door de raadsvrouw. Deze vrijspraak behoeft dan ook geen verdere motivering.
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde wordt het volgende overwogen.
Niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de ten laste gelegde poging diefstal heeft gepleegd, reeds omdat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat om tot het oordeel te komen dat sprake is geweest van een begin van uitvoering, als bedoeld in artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het onder 11 ten laste gelegde wordt het volgende overwogen.
Niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd nu het dossier daartoe onvoldoende bewijs bevat. Het dossier bevat immers slechts de aangifte van [slachtoffer 2].
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4, 5, 8, 9, 10 en 12 en laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 24 maart 2014 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een geldkist met daarin een geldbedrag van ongeveer 106 euro en een
geldkist met daarin een geldbedrag van ongeveer 116 euro en een geldkist
toebehorende aan [stichting];
2.
hij op 19 februari 2014 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
vier laptops en een wifi-point, toebehorende aan [slachtoffer 4];
4.
hij in de periode van 13 januari 2014 tot en met 14 januari 2014
te Rotterdam meermalen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van totaal 660 euro toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door meermalen met een bankpas en de daarbij behorende pincode, zijnde een sleutel tot welk gebruik verdachte niet gerechtigd was, geld op te nemen;
5.
hij op 01 juli 2013 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden ring en een gouden broche en een gouden horloge en drie kettingen en een gouden schakelarmband en een gouden ketting, toebehorende aan [slachtoffer 4];
8.
hij op 01 februari 2013 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een (huurwoning) (in een verzorgingsflat, gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen
-2 paar oorbellen(goudkleurig) en
-1 armband en
-3 (gouden) kettingen,
toebehorende aan [slachtoffer 5];
9.
hij op 06 mei 2013 te Rotterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid,
[slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas en ziektekostenpas/zorgverzekeringspas, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid
-zich voorgedaan als zijnde hij een vertegenwoordiger van [thuiszorginstelling] en
-(daarbij) aan voornoemde [slachtoffer 2] gemeld/verteld dat hij, verdachte, door de huisarts was gestuurd en
-voornoemde [slachtoffer 2] gezegd dat hij, verdachte, een copie moest hebben van haar bankpas en haar ziektekostenpas/zorgverzekeringspas,
waardoor [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
10.
hij op 06 mei 2013 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit
-een (geld/pin)automaat (CT358086) en
-een (geld/pin)automaat (SIN296)
toebehorende aan [slachtoffer 2],
waarbij verdachte zich daarbij de toegang tot die (geld)automa(a)t(en) heeft
verschaft en die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel,
hebbende hij, verdachte telkens een bankpas op naam van die [slachtoffer 2] in voornoemde (geld)automaten gestoken en de (juiste) pincode ingevoerd, waardoor voornoemde (geld)bedragen verkregen konden worden, zonder daartoe gerechtigd te zijn (geweest);
12.
hij in de periode van 28 februari 2012 tot en met 29 februari 2012 te Bergschenhoek, gemeente Rotterdam en te Eindhoven,
enelders in Nederland met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in / uit één of meerdere (geld)automa(a)t(en) en/of (betaal)automa(a)t(en) heeft weggenomen geldbedrag(en) van in totaal ongeveer 4979,99 euro, toebehorende aan [vereniging],
hebbende hij, verdachte telkens een (bank)pas op naam van die [vereniging] en/of [aangeefster], in elk geval op naam van een ander dan verdachte, in meerdere (betaal)automa(a)t(en) en/of (geld)automa(a)t(en) gestoken en meermalen de (juiste) pincode ingevoerd, waardoor voornoemde (geld)bedragen verkregen konden worden en
voornoemd(e) geldbedragen van de rekening van voornoemde [vereniging] werden afgeschreven, zonder daartoe gerechtigd te zijn;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit op de grond dat niet is komen vast te staan dat verdachte degene is die in het doveninstituut is geweest.
Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat de persoon die in het doveninstituut de goederen heeft weggenomen de persoon is op de camerabeelden van station Prinsenlaan en Graskruid en dat de verdachte zich heeft herkend op die camerabeelden.
Het verweer wordt verworpen.
Standpunt verdediging
Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten, nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen wordt bij de beoordeling van dit verweer uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 6 mei 2013 omstreeks 14.00 uur is een man in de woning van aangeefster geweest. Deze blanke man droeg een pet op zijn hoofd en droeg een donker jack en is met de bankpas van aangeefster de woning uitgelopen. Op 6 mei 2013 is om 14.52 uur met de ontvreemde bankpas van aangeefster geld bij de [bank] gepind, van welke geldopname camerabeelden gemaakt zijn. Een tweede pintransactie met de bankpas vindt plaats bij een juwelier, 18 minuten na de eerste pintransactie op enkele meters afstand van de pinautomaat.
Herkenning
De verdachte is door verbalisanten, die al eerder contacten met verdachte hebben gehad, herkend op camerabeelden als de persoon die op 6 mei 2013 om 14.52 uur met de bankpas van aangeefster geld pinde. Ter ondersteuning van de betrouwbaarheid van deze bevindingen van de politie wordt opgemerkt dat de rechtbank de camerabeelden en stills van deze camerabeelden ter terechtzitting heeft bekeken en de verdachte heeft herkend als degene die op deze camerabeelden te zien is. Op deze beelden is te zien dat de verdachte op zijn hoofd een pet draagt en een donkere jas aan heeft.
Conclusie
Het is de verdachte geweest die heeft gepind bij de pinautomaat met de van aangeefster gestolen pas waarbij hij een pet en een zwarte jas draagt. Tussen het wegnemen van de pas en het pinnen daarmee zit zeer weinig tijd. De verdachte heeft geen verklaring gegeven hoe hij in het bezit van het pasje zou zijn gekomen. Gelet hierop en gelet op het signalement dat is gegeven van de persoon die in de woning van aangeefster de pas heeft meegenomen, dat ook spreekt over een man met een zwarte jas en een pet, wordt geconcludeerd dat de verdachte ook degene is geweest die aangeefster op 6 mei 2013 heeft opgelicht. Gelet op de korte tijdspanne van 18 minuten en de afstand tussen de juwelier en de pinautomaat alsmede het ontbreken van een verklaring van de verdachte is het de verdachte die de pintransactie bij de juwelier heeft gedaan.
Het verweer wordt verworpen.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de herkenningen van de verdachte op camerabeelden, welke herkenningen gedaan zijn door verbalisanten, door de verdediging betwist worden en dat deze herkenningen aldus niet voor het bewijs gebruikt kunnen worden zodat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor een bewezenverklaring en vrijspraak dient te volgen.
Op de terechtzitting zijn de camerabeelden en stills van de camerabeelden getoond. De rechtbank heeft de verdachte herkend op die camerabeelden en stills, zodat de betrouwbaarheid van de herkenningen zoals gedaan door de verbalisanten, steeds bevestiging vinden.
Het verweer wordt verworpen.
De bewezen feiten leveren op: