Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het procesverloop
2.De vaststaande feiten
3.De vordering
4.De beoordeling van het geschil
€ 904 +(tarief II à € 452)
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vorderde de curator in het faillissement van Libertas Scheepsholding B.V. herroeping van een verstekvonnis dat op 9 maart 2011 was gewezen door de rechtbank Dordrecht. Dit vonnis had de vorderingen van Vlot c.s. volledig toegewezen, waarbij Libertas was veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen. De curator stelde dat er sprake was van bedrog, omdat Vlot c.s. samen met de bestuurder van Libertas, [persoon1], een retentierecht op een schip hadden gecreëerd, terwijl de werkzaamheden waarvoor gefactureerd was, nooit hadden plaatsgevonden. De curator was pas op 18 februari 2013 op de hoogte geraakt van deze feiten en vorderde daarom herroeping van het eerdere vonnis.
De rechtbank oordeelde dat de herroepingstermijn van openbare orde is en begint te lopen vanaf het moment dat de eiser bekend is met de herroepingsgrond. Aangezien Libertas niet in verzet was gekomen tegen het verstekvonnis, was dit vonnis in kracht van gewijsde gegaan vier weken na betekening op 15 maart 2011. De curator had Vlot c.s. op 17 mei 2013 gedagvaard, maar de rechtbank oordeelde dat de termijn voor herroeping al was verstreken. De curator werd daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen.
De rechtbank benadrukte dat hoewel het onwenselijk is dat partijen samen een verstekvonnis kunnen uitlokken, dit niet voldoende is om de wettelijke termijnen te negeren. De curator werd veroordeeld in de proceskosten, die tot dat moment waren begroot op € 1.493, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De beslissing werd uitgesproken op 30 juli 2014 door mr. A. Eerdhuijzen.