Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
mr. W.L. van der Bijl-de Jong,
mr. H.J.M. van der Kaaijen
mr. A. Boer, rechters in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiekrecht, team straf 2 (hierna: de rechters).
Rechtbank Rotterdam
Op 15 januari 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoekster, die preventief gedetineerd was in een penitentiaire inrichting. Het verzoek tot wraking was ingediend door haar raadsvrouwe, mr. H. Yilmaz-Altindag, naar aanleiding van een tussenvonnis van 19 december 2013, waarin de rechtbank twijfels had geuit over de geloofwaardigheid van de verklaringen van de verzoekster. De rechtbank had in dat vonnis besloten om nader onderzoek te laten verrichten naar de geestestoestand van de verzoekster, omdat zij zich onvoldoende voorgelicht achtte over haar toerekeningsvatbaarheid ten tijde van het delict. De verzoekster stelde dat de rechtbank vooringenomen was en dat de beslissing tot het laten uitvoeren van nieuw onderzoek niet gerechtvaardigd was.
De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen. De rechters oordeelden dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid en dat de twijfels over de geloofwaardigheid van de verklaringen van de verzoekster niet onterecht waren. De rechtbank benadrukte dat een voor een partij onwelgevallige beslissing op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De rechters stelden vast dat het verzoekster niet was gelukt om aan te tonen dat de rechters subjectief niet onpartijdig waren. De beslissing om nieuw onderzoek te laten verrichten was volgens de rechtbank noodzakelijk, gezien de ernst van de zaak en de vragen die nog openstonden over de geestestoestand van de verzoekster.
De rechtbank concludeerde dat de wraking ongegrond was en wees het verzoek af. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.