ECLI:NL:RBROT:2014:6014

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 mei 2014
Publicatiedatum
18 juli 2014
Zaaknummer
C/10/406531 / HA ZA 12-659
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van zeevervoerder voor ladingschade tijdens vervoer onder cognossement

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om de aansprakelijkheid van Hanjin Shipping Company Limited voor schade aan pootaardappelen die tijdens het zeevervoer van Rotterdam naar Chittagong, Bangladesh, waren opgetreden. De eiseressen, Mercantile Bank Ltd. en [eiseres 2], stelden dat de schade was ontstaan door het niet naleven van de ventilatie-instructies door Hanjin, wat leidde tot verstikking van de lading. De rechtbank verwees naar eerdere tussenvonnissen en het verloop van het geding, waarin onder andere een comparitie van partijen had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat Hanjin als zeevervoerder aansprakelijk was voor de schade aan de eerste, tweede en vierde zendingen pootaardappelen, omdat deze niet in dezelfde goede staat waren afgeleverd als waarin ze waren ontvangen. Hanjin voerde aan dat de schade niet aan haar kon worden toegerekend, onder andere vanwege quarantaine maatregelen door de autoriteiten in Bangladesh. De rechtbank oordeelde dat Hanjin niet voldoende had aangetoond dat de bedorven toestand van de pootaardappelen niet aan haar kon worden toegerekend. De rechtbank concludeerde dat Hanjin aansprakelijk was voor de schade en dat de vorderingen van de eiseressen gegrond waren. In reconventie werden de vorderingen van Hanjin afgewezen, en werd Hanjin veroordeeld in de proceskosten van de eiseressen. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Afdeling privaatrecht
Team haven en handel
Uitspraak: 7 mei 2014
Vonnis in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/406531 / HA ZA 12-659 van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AGRICO B.V.,
gevestigd te Emmeloord,
verweerster in reconventie,
2. de rechtspersoon naar het recht van de plaats harer vestiging
[eiseres 2],
gevestigd te Dhaka, Bangladesh,
3. de rechtspersoon naar het recht van de plaats harer vestiging
MERCANTILE BANK LTD.,
gevestigd te Dhaka, Bangladesh,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat: mr. V.R. Pool te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van de plaats harer vestiging
HANJIN SHIPPING COMPANY LIMITED,
gevestigd te Seoul, Zuid-Korea,
gedaagde,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. M. Wattel te Rotterdam.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als “Agrico”, “[eiseres 2]”, “Mercantile Bank” en “Hanjin”.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Voor het verloop van het geding verwijst de rechtbank naar haar tussenvonnissen van 9 januari 2013 en 17 april 2013.
1.2.
Na het tussenvonnis van 17 april 2013 heeft de rechtbank partijen een zittingsagenda ten behoeve van de comparitie van partijen van 19 juni 2013 toegezonden.
Van de comparitie is proces-verbaal opgemaakt. Voor de uitwisseling van stukken en de door de rechtbank gegeven beslissing op het (herhaalde) verzoek van Hanjin om aanhouding van de zaak verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van die comparitie.
1.3.
Vervolgens heeft Hanjin een Conclusie van dupliek in conventie tevens houdende opmerkingen op proces-verbaal genomen en daarbij twee producties in het geding gebracht.
Agrico c.s. hebben daarop gereageerd bij Akte houdende reactie op conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende opmerkingen op proces-verbaal en op producties en daarbij productie A-42 in het geding gebracht.
1.4.
Daarna hebben partijen vonnis gevraagd.

2.De vorderingen en de standpunten van partijen

2.1.
Eiseressen in conventie [eiseres 2] en Mercantile Bank – ter comparitie heeft Agrico haar vorderingen ingetrokken – subsidiair [eiseres 2], meer subsidiair Mercantile Bank, vorderen kort gezegd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
(1) Hanjin zal veroordelen tot betaling van € 779.375,-;
(2) voor recht zal verklaren dat Hanjin aansprakelijk is voor de kosten van [persoon 1], [persoon 2], [persoon 3] en van [persoon 4];
(3) voor recht zal verklaren dat geen van eiseressen aansprakelijk is tot vergoeding van de door Hanjin gevorderde “demurrage” en “detention” en voor zover zij of een hunner tot betaling daarvan veroordeeld wordt door een rechter in Bangladesh, Hanjin te veroordelen deze kosten terug te betalen;
een en ander met nevenvorderingen.
2.2.
Daartoe stellen [eiseres 2] en Mercantile Bank het volgende.
2.2.1.
In 2011 heeft Agrico met Hanjin een of meer vervoerovereenkomsten gesloten voor het vervoer over zee onder cognossement van 2.125 mt pootaardappelen in 85 reefer-containers van Rotterdam naar Chittagong, Bangladesh. Agrico heeft Hanjin onder meer de volgende instructies gegeven voor het vervoer:
“Reefer settings
Temperature: 8 Centigrade
Air Flow: 105 CubicMetersPerHour
Vent Setting: Open
TEMPERATURE CONTROL INSTRUCTIONS
Commence cooling [..]
The forced ventilation should also be maintained until discharge is commenced.
[..]”
2.2.2.
Hanjin heeft de eerste zending van tien containers vervoerd met het zeeschip ‘Hanjin Netherlands’ en na overlading in Singapore met de ‘Helen Rickmers’, de tweede zending van veertien containers met de ‘Cosco Africa’ en vervolgens de ‘Sea Navigator’, de derde zending van zesentwintig containers met de ‘Hanjin Greece’ en vervolgens de ‘OEL Singapore’, de vierde zending van negentien containers met de ‘Cosco Asia’ en vervolgens de ‘Sea Navigator’ en de vijfde zending van zestien containers met de ‘Cosco Ningbo’ en vervolgens de ‘Helen Rickmers’.
Hanjin heeft ter zake van al deze vijf verschepingen schone naamcognossementen afgegeven, waarin Agrico als “shipper/exporter” staat vermeld, Mercantile Bank als “consignee” en [eiseres 2] als “notify party”.
2.2.3.
De partijen pootaardappelen zijn alle in goede, reisvaardige staat ten vervoer aangeleverd, zoals blijkt uit:
- de schone cognossementen;
- de goedkeuringslabels van de Nederlandse Algemene Keuringsdienst;
- de fytosanitaire certificaten van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, waarin wordt verklaard dat de partijen pootaardappelen vrij van ziekten zijn en voldoen aan de in Bangladesh geldende fytosanitaire vereisten;
- de verklaring van [persoon 5], algemeen directeur van Agrico en deskundige op dit gebied, van 28 mei 2013;
- de omstandigheid dat alle eerdere en latere verschepingen van soortgelijke pootaardappelen door Agrico uit dezelfde oogstperiode in goede staat ter bestemmingen, ook in Bangladesh, zijn afgeleverd.
2.2.4.
Hanjin leverde de eerste zending van tien containers pootaardappelen uit de ‘Helen Rickmers’ af in Chittagong vanaf 3 november 2011. [eiseres 2] heeft de containerladingen doorverhandeld aan derden. Na levering ontving [eiseres 2] klachten van die derden dat de pootaardappelen in slechte staat verkeerden. Op 8 november 2011 heeft [eiseres 2] de schade medegedeeld aan Hanjin. Vervolgens is onderzoek op de partijen pootaardappelen verricht door [persoon 1] van Agrico, [persoon 4] van [eiseres 2], expertisebureau Crawford en de Lloyd’s Agents in opdracht van de verzekeraars van Agrico en Interasia Marine & Salvage Services Limited (hierna: Interasia) in opdracht van de P&I-Club van Hanjin. Tussen de Lloyd’s Agents, Interasia en [persoon 4] is een “Joint survey statement” met betrekking tot deze zending opgemaakt (productie A-1-d). Vastgesteld is dat er sprake is geweest van verstikking van de pootaardappelen doordat de ventilatieluiken van de containers tijdens de zeereis gesloten zijn geweest. De gehele zending pootaardappelen is wegens beschadiging tijdens de zeereis verloren gegaan.
2.2.5.
Hanjin voerde de tweede zending van veertien containers pootaardappelen uit de ‘Sea Navigator’ aan in Chittagong vanaf 6 november 2011. Bij aankomst ontdekte [eiseres 2] dat de ventilatieluiken van de containers gesloten waren en heeft zij daarover geprotesteerd bij Hanjin. Vervolgens is tussen de Lloyd’s Agents, Interasia en [persoon 4] een “Joint survey statement” met betrekking tot deze zending opgemaakt (productie A-2-d). Vastgesteld is dat er sprake is geweest van verstikking van de pootaardappelen in elf van de veertien containers doordat de ventilatieluiken daarvan tijdens de reis gesloten zijn geweest. De plantenziektekundige autoriteiten van Bangladesh (hierna: PQA) heeft na onderzoek de gehele zending pootaardappelen afgekeurd en de toegang tot Bangladesh geweigerd. De gehele zending dient daarom als niet door Hanjin afgeleverd, dan wel als verloren te worden te worden aangemerkt.
2.2.6.
Hanjin voerde de vierde zending van negentien containers pootaardappelen uit de ‘Sea Navigator’ aan in Chittagong vanaf 22 november 2011. Bij aankomst ontdekte [eiseres 2] dat de ventilatieluiken van drie van de negentien containers gesloten waren en heeft [eiseres 2] daarover geprotesteerd bij Hanjin. Vervolgens is tussen de Lloyd’s Agents, Interasia en [persoon 4] een “Joint survey statement” met betrekking tot deze zending opgemaakt (productie A-4-d). Vastgesteld is dat er sprake is geweest van verstikking van de pootaardappelen in drie van de negentien containers doordat de ventilatieluiken daarvan tijdens de reis gesloten zijn geweest. De PQA heeft na onderzoek de gehele zending pootaardappelen afgekeurd en de toegang tot Bangladesh geweigerd wegens de beschadiging van die drie partijen. De gehele zending dient daarom als niet door Hanjin afgeleverd, dan wel als verloren te worden te worden aangemerkt.
2.2.7.
De derde en vijfde zendingen pootaardappelen heeft Hanjin onbeschadigd in Chittagong afgeleverd. Deze zendingen zijn door de PQA aanvaard.
2.2.8.
Hanjin is als zeevervoerder aansprakelijk wegens het niet-afleveren van de tweede en de vierde zendingen pootaardappelen. Bovendien zijn die niet-afleveringen een gevolg van het niet-naleven door Hanjin van de overeengekomen ventilatiewijze, namelijk door de ventilatieluiken van de containers open te zetten en open te laten. Voorts is Hanjin aansprakelijk voor het verlies van de eerste, de tweede en de vierde zendingen pootaardappelen, omdat (a) zij de partijen pootaardappelen niet in dezelfde goede staat heeft afgeleverd als waarin zij deze ten vervoer had ontvangen en (b) zij de overeengekomen ventilatiewijze niet heeft nageleefd.
2.2.9.
De schade wegens het niet-afleveren, dan wel het verlies van de drie partijen pootaardappelen beloopt € 779.375,-. [eiseres 2] en Mercantile Bank vorderen voorts vergoeding van door hen gemaakte kosten van vaststelling van de schade en van aansprakelijkheid en verdere buitengerechtelijke kosten.
2.3.
De conclusie van Hanjin strekt tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiseres 2] en Mercantile Bank in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis.
2.4.
Hanjin voert daartoe het volgende aan.
2.4.1.
Hanjin betwist dat de zendingen pootaardappelen in gezonde en goede staat waren bij inlading in de containers en dat deze op een voor het vervoer van Nederland naar Bangladesh geschikte wijze in de containers zijn gestuwd.
2.4.2.
Hanjin betwist dat uit de fytosanitaire certificaten blijkt dat de zendingen pootaardappelen bij inlading in de containers in goede staat verkeerden, laat staan bij inlading van de containers in de zeeschepen.
Uit de schone cognossementen valt dat evenmin af te leiden, omdat die documenten zien op de containers en de containers buiten aanwezigheid van Hanjin zijn beladen en verzegeld. De verzegeling van alle containers was nog intact toen Hanjin deze aanvoerde in Chittagong, respectievelijk deze afleverde aan Mercantile Bank of [eiseres 2].
2.4.3.
Op het vervoer zijn de “Terms & Conditions of Bill of Lading Hanjin Shipping, Co., Ltd. van mei 1996” (hierna: cognossementsvoorwaarden; productie 1 van Hanjin) van toepassing. Voorts zijn op het vervoer van toepassing de Hague-Visby Rules en aanvullend het Nederlands recht.
2.4.4.
Hanjin heeft de eerste zending van tien containers pootaardappelen op 2 november 2011 uit de ‘Helen Rickmers’ afgeleverd in Chittagong. De later door [eiseres 2] gestelde problemen met die zending pootaardappelen vallen niet terug te voeren op het vervoer. Die problemen zijn niet bij aflevering vastgesteld; toen was de zending pootaardappelen kennelijk nog goed. Die problemen zijn pas bij onderzoek op 19 en 20 november 2011 geconstateerd op een klein gedeelte van de zending pootaardappelen, nadat de pootaardappelen ongeconditioneerd waren bewaard. De problemen zullen dus eerst na aflevering zijn ontstaan. Daarvoor is Hanjin niet aansprakelijk. Hanjin betwist dat het niet-onderzochte gedeelte van de zending pootaardappelen beschadigd is.
2.4.5.
De PQA heeft de invoer van de tweede en de vierde zendingen van in totaal 33 containers pootaardappelen geweigerd als quarantaine maatregel. Hanjin is niet aansprakelijk voor de gevolgen van quarantaine maatregelen.
2.4.6.
Voor zover de oorzaak van die quarantaine maatregelen lag in de geconstateerde aanwezigheid van “pests” in dan wel van scheuten of spruiten aan de pootaardappelen, geldt het volgende. Die “pests”, ziekten van de pootaardappelen, moeten al bij inlading van de pootaardappelen in de containers aanwezig geweest zijn. Er is geen verband gesteld of gebleken tussen de scheuten of spruiten en de gestelde niet-behoorlijke naleving van de ventilatie-instructies. Daarom is Hanjin ook in dat geval niet aansprakelijk voor de gevolgen van de weigering van de PQA om deze twee zendingen tot Bangladesh toe te laten.
2.4.7.
Voor zover de PQA haar bevoegdheden te buiten is gegaan en zonder volgens de regelgeving van Bangladesh geldige grond de toegang van de tweede en de vierde zendingen heeft geweigerd, betekent dat een onrechtmatige daad van de PQA voor de gevolgen waarvan Hanjin niet aansprakelijk is. Daarom is Hanjin ook in dat geval niet aansprakelijk voor de gevolgen van de weigering van de PQA om deze twee zendingen tot Bangladesh toe te laten.
2.4.8.
De ventilatieluiken van elf van de veertien containers pootaardappelen van de tweede zending stonden dicht bij aankomst in Chittagong. [eiseres 2] en Mercantile Bank stellen dat de pootaardappelen in twee van de veertien containers in slechte staat verkeerden wegens verstikking. Dat spoort niet met de vaststelling dat de ventilatieluiken van elf van de veertien dicht stonden. Daarom klopt de redenering van deze eiseressen niet dat de zending pootaardappelen is beschadigd doordat Hanjin er niet voor heeft gezorgd dat de ventilatieluiken van de containers open stonden. De oorzaak moet veeleer in de pootaardappelen zelf gezocht worden.
2.4.9.
Van de negentien containers pootaardappelen van de vierde zending zijn er zeventien in gezonde staat in Chittagong aangeleverd. Van één container was niet meer dan 1% van de pootaardappelen beschadigd. Van de laatste container was minder dan 75% van de pootaardappelen beschadigd. Indien al juist is dat de ventilatieluiken van deze negentien containers niet open stonden bij aankomst in Chittagong, dan toont dat aan dat het gesloten zijn van de ventilatieluiken niet als schadeoorzaak valt aan te merken.
2.4.10.
Voor zover schade is ontstaan aan de partijen pootaardappelen is deze veroorzaakt doordat (a) Agrico als afzender de door Hanjin aan haar toegezonden boekingsbevestiging “Booking Receipt Notice” (productie A-30) betreffende de eerste zending niet heeft gecontroleerd, in welke bevestiging Hanjin bij negen van de tien containers had vermeld dat geen ventilatie diende plaats te vinden en dat de “drains” gesloten zouden moeten zijn, en (b) Agrico als afzender en de telers bij wie de containers zijn beladen als afladers er onvoldoende voor hebben gezorgd dat de ventilatieluiken en de “drains” van de containers open stonden, dan wel het geopend zijn niet hebben geverifieerd, toen zij de partijen pootaardappelen in de containers belaadden. In de Telers Informatie Map van Agrico wordt de telers, dan wel de beladers van de containers aangeraden om de ventilatieluiken en de drains van de containers te controleren. Wanneer de containers beladen zijn, zeker wanneer deze verzegeld zijn zoals in het onderhavige geval, kunnen de drains niet meer worden gecontroleerd.
Daarom is de schade geheel of ten dele veroorzaakt door fouten of nalatigheden van de afzender dan wel de afladers. Die fouten of nalatigheden van de afzender, dan wel de afladers kan Hanjin ook aan [eiseres 2] en Mercantile Bank tegenwerpen, omdat deze alle vallen onder het begrip “Merchant” in de cognossementsvoorwaarden.
Indien Hanjin aansprakelijk is tot schadevergoeding wegens het niet naleven van de ventilatie-instructie, is door deze fouten of nalatigheden van de afzender en de afladers sprake van eigen schuld of medeschuld, zodat Hanjin slechts een deel van de schade hoeft te vergoeden.
2.4.11.
[eiseres 2] en Mercantile Bank hebben nagelaten hun schade te beperken, zodat zij geen aanspraak hebben op het door hen gevorderde bedrag.
2.5.
Hanjin vordert in reconventie – zo begrijpt de rechtbank in navolging van Agrico, [eiseres 2] en Mercantile Bank – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis voor recht zal verklaren:
  • dat Agrico, Mercantile Bank en [eiseres 2] als hoofdelijke schuldenaren aansprakelijk zijn voor de door Hanjin gemaakte kosten van opslag, stroomvoorziening en toezicht en voor demurrage als gevolg van de blokkade van de 33 containers in Chittagong;
  • dat Agrico, Mercantile Bank en [eiseres 2] als hoofdelijke schuldenaren aansprakelijk zijn voor de kosten van het afvoeren en vernietigen van de pootaardappelen in de 33 containers en het schoon maken van deze containers;
  • dat Agrico, Mercantile Bank en [eiseres 2] als hoofdelijke schuldenaren aansprakelijk zijn voor de schade die Hanjin lijdt door beschadiging van de containers die zij voor het vervoer van de zendingen pootaardappelen aan Agrico ter beschikking heeft gesteld;
met veroordeling van Agrico, Mercantile Bank en [eiseres 2] tot schadevergoeding op te maken bij staat, een en ander met nevenvorderingen.
2.6.
Daartoe stelt Hanjin het volgende.
2.6.1.
Hanjin maakt kosten en lijdt schade doordat, wegens de weigeringen van de PQA, de met pootaardappelen beladen containers van de tweede en de vierde zendingen geblokkeerd worden gehouden in Chittagong. Het gaat om kosten van opslag, stroomvoorziening en toezicht. Voorts heeft Hanjin aanspraak op de overeengekomen demurrage. Per eind 2012 beliepen deze kosten en demurrage al US$ 2.059.190,43. Sedertdien zijn deze kosten en demurrage wegens de voortdurende blokkade verder gestegen.
2.6.2.
Hanjin heeft de zendingen containers met pootaardappelen nog niet afgeleverd onder de vervoerovereenkomst(en). Naar verwachting zullen de partijen pootaardappelen moeten worden vernietigd.
2.6.3.
Het is aannemelijk dat de containers schade hebben opgelopen.
2.6.4.
Agrico, Mercantile Bank en [eiseres 2] vallen alle onder het begrip “Merchant” in de cognossementsvoorwaarden en zijn aan te merken als hoofdelijke schuldenaren van Hanjin. Ingevolge de tariefafspraken met Agrico en de gebruikelijke tariefafspraken, artikelen 9, 10(a), 10(c), 11 en 17(e) van de cognossementsvoorwaarden en ingevolge artikel 8:488, 8:490 en 8:491 BW zijn Agrico, Mercantile Bank en [eiseres 2] verplicht om aan Hanjin als vervoerder te gevorderde demurrage, schade en kosten te vergoeden.
Het gaat om ‘kosten onderweg’ of kosten wegens een onmogelijkheid tot aflevering. Het is de verantwoordelijkheid van de Merchant om ervoor te zorgen dat ten vervoer meegegeven goederen de controle door de PQA kunnen doorstaan. De verplichting van de Merchant tot terugleveren van de lege containers ingevolge cognossementsclausule 10(c) is niet afhankelijk van de aflevering van de containers door de vervoerder Hanjin.
2.7.
De conclusie van Agrico, Mercantile Bank en [eiseres 2] strekt tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Hanjin in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis.
2.8.
Daartoe voeren Agrico, Mercantile Bank en [eiseres 2] het volgende aan.
2.8.1.
Geen van de cognossementsclausules waarop Hanjin beroep doet geeft voldoende grond voor de vorderingen. Hanjin vordert geen vracht of ‘kosten onderweg’. Voor zover artikel 17 van de cognossementsvoorwaarden inhoudt dat de afzender, geadresseerde of ontvanger van de lading verplicht is kosten aan de vervoerder te betalen die voortvloeien uit de wanprestatie van de zeevervoerder, vormt die bepaling een nietige afwijking van het dwingendrechtelijke aansprakelijkheidsregime van de Hague-Visby Rules en is die bepaling daarom nietig. De verplichting van de Merchant tot teruggave van de containers ontstaat niet eerder dan wanneer Hanjin deze onder de vervoerovereenkomst heeft afgeleverd. Bovendien zijn de gevorderde kosten het gevolg van de wanprestatie van Hanjin zelf, waarvoor zij geen verhaal heeft op de Merchant of op de afzender.
De in de artikelen 8:488, 8:490 of 8:491 BW bedoelde toestand doet zich niet voor, zodat die bepalingen de vorderingen niet kunnen dragen.
2.8.2.
Hanjin laat na haar schade te beperken. [eiseres 2] en Mercantile Bank hebben afstand van de partijen pootaardappelen in de 33 containers gedaan opdat Hanjin tot vernietiging daarvan zou kunnen overgaan, maar Hanjin is niet tot vernietiging overgegaan. Hanjin heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissingen van de PQA bij de bevoegde instantie (maar bij de in dezen niet bevoegde Admiralty Court).

3.De verdere beoordeling

Processuele onderwerpen
3.1.
Hanjin heeft bij conclusie van antwoord (onder de punten 23, 24 en 32) medegedeeld dat Agrico, [eiseres 2] en Mercantile Bank bepaalde stukken (zoals het expertiserapport van Crawford en een expertiserapport van de Lloyd’s surveyor) als producties hebben aangekondigd, maar deze niet of niet volledig in het geding hebben gebracht en heeft verzocht om dat alsnog te doen. De rechtbank heeft zich in punt 3 van de zittingsagenda bij dat verzoek van Hanjin aangesloten.
Agrico, [eiseres 2] en Mercantile Bank hebben die stukken niet in het geding gebracht ter comparitie van partijen.
Onder punt 6 van haar Conclusie van dupliek in conventie tevens houdende opmerkingen op proces-verbaal heeft Hanjin vastgesteld dat zij die stukken nog niet heeft ontvangen en haar verzoek om overlegging herhaald.
In haar Akte houdende reactie op conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende opmerkingen op proces-verbaal en op producties zijn Agrico, [eiseres 2] en Mercantile Bank daarop niet meer ingegaan. De daarbij overgelegde productie A-42 bevat niet de door Hanjin verlangde bescheiden.
Ingevolge artikel 85 Rv is een partij verplicht om de stukken waarop zij zich beroept eigener beweging in het geding te brengen.
Nu Agrico, [eiseres 2] en Mercantile Bank, ondanks herhaald verzoek van Hanjin en verzoek van de rechtbank, hebben nagelaten de betreffende stukken waarop zij zich beroepen in het geding te brengen, zal de rechtbank bij de beoordeling met deze stukken geen rekening houden ten nadele van Hanjin.
3.2.
Agrico, [eiseres 2] en Mercantile Bank hebben in haar Akte houdende reactie op conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende opmerkingen op proces-verbaal en op producties er bezwaar tegen gemaakt dat Hanjin pas in haar Conclusie van dupliek in conventie tevens houdende opmerkingen op proces-verbaal een beroep heeft gedaan op artikel 17 van de cognossementsvoorwaarden. Dat beroep is tardief en in strijd met de ter comparitie bepaalde procesorde, zo betogen Agrico, [eiseres 2] en Mercantile Bank.
De rechtbank deelt de mening van Agrico, [eiseres 2] en Mercantile Bank dat Hanjin eerder had kunnen en behoren te komen met haar beroep op artikel 17 van de cognossementsvoorwaarden. Echter, nu Agrico, [eiseres 2] en Mercantile Bank i haar genoemde Akte inhoudelijk op dat beroep zijn ingegaan en hebben laten zien dat zij zich daartegen behoorlijk hebben kunnen verweren, gaat de rechtbank aan dat bezwaar voorbij.
3.3.
Partijen hebben de rechtbank ter comparitie eenstemmig verzocht om voorlopig slechts de vragen naar aansprakelijkheid te beoordelen en de omvang van de vorderingen in een later stadium te beoordelen. De rechtbank volgt partijen in dat verzoek.
Toepasselijk recht
3.4.
Partijen hebben ter comparitie eenstemmig het volgende verklaard:
  • a) op de vraag naar het vorderingsrecht in reconventie is Nederlands recht van toepassing;
  • b) op de vorderingen in conventie en in reconventie is het Gewijzigd Cognossementsverdrag (HVR) en aanvullend het Nederlands recht van toepassing.
De rechtbank volgt partijen hierin.
Voorts in conventie
3.5.
Het vorderingsrecht van [eiseres 2] en Mercantile Bank onder de cognossementen betreffende de eerste, de tweede en de vierde zendingen pootaardappelen staat niet ter discussie.
3.6.
[eiseres 2] en Mercantile Bank leggen – kort gezegd – aan hun vorderingen ten grondslag (a) dat Hanjin de onder 2.2.1 beschreven, overeengekomen ventilatie-instructie niet behoorlijk heeft nageleefd en dat daardoor de eerste, de tweede en de vierde zendingen pootaardappelen tijdens de periode dat Hanjin daarvoor verantwoordelijk was beschadigd zijn en (b) dat Hanjin de tweede en vierde zendingen niet heeft afgeleverd.
3.7.
Hanjin betwist de gestelde beschadigde aflevering van de eerste zending pootaardappelen gemotiveerd.
Hanjin bestrijdt niet de gestelde niet behoorlijke naleving van de overeengekomen ventilatie-instructie en niet-aflevering, zodat die vast staan, maar voert – kort gezegd – aan:
  • a) dat (ook) sprake is van andere schadeoorzaken, namelijk fouten of nalatigheden van de afzender en afladers bij de controle van de Booking Receipt Notice en van de instellingen van de ventilatie-luiken en de drains van de containers bij belading;
  • b) dat zij de tweede en vierde zendingen wegens quarantaine maatregelen niet heeft kunnen afleveren.
3.8.
Gesteld noch gebleken is dat enige ladingbelanghebbende binnen de periode van drie dagen als bedoeld in artikel 3 lid 6 HVR aan Hanjin heeft medegedeeld dat pootaardappelen van de eerste zending beschadigd zijn afgeleverd in Chittagong. [eiseres 2] en Mercantile Bank stellen dat de schade binnen een week na aflevering is medegedeeld, maar niet dat die mededeling binnen de genoemde drie dagen is gedaan.
Nu [eiseres 2] en Mercantile Bank stellen dat de gehele eerste zending beschadigd is afgeleverd in Chittagong, dienen zij die beschadigde aflevering daarom te bewijzen.
Dat bewijs is niet geleverd met het Joint survey statement (productie A-1-d) omdat in dat rapport niet wordt geconcludeerd dat alle partijen pootaardappelen van de eerste zending bij aflevering door Hanjin in Chittagong beschadigd waren. Ook uit de overige in het geding gebrachte stukken volgt die conclusie niet, waarbij de rechtbank voor wat betreft het expertiserapport van Crawford verwijst naar hetgeen zij onder 3.1 heeft overwogen.
De rechtbank zal [eiseres 2] en Mercantile Bank dat bewijs opdragen.
3.9.
Leveren [eiseres 2] en Mercantile Bank dat bewijs, dan zal daarmee zijn aangetoond dat de eerste zending pootaardappelen tijdens de periode dat Hanjin daarvoor verantwoordelijk was is beschadigd. Dat oordeel is gebaseerd op de omstandigheden (a) dat deze zending pootaardappelen (net als de andere vier) in temperatuur-gecontroleerde containers is vervoerd, (b) dat [eiseres 2] en Mercantile Bank met de door hen in het geding gebrachte goedkeuringslabels van de Nederlandse Algemene Keuringsdienst, fytosanitaire certificaten van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de verklaring van [persoon 5] van 28 mei 2013 de gezonde staat van de partijen pootaardappelen voorshands hebben aangetoond en (c) dat Hanjin de juistheid van die bescheiden niet inhoudelijk, gemotiveerd heeft betwist. De enkele omstandigheid dat het om pootaardappelen gaat brengt niet mee dat daarom getwijfeld moet worden aan de vervoersgeschikte toestand bij inlading.
3.10.
Indien wordt aangetoond dat de gehele eerste zending pootaardappelen beschadigd is afgeleverd in Chittagong, dient vervolgens bepaald te worden door welke oorzaak die zending is beschadigd en of Hanjin daarvoor aansprakelijk is.
3.10.1.
[eiseres 2] en Mercantile Bank stellen dat de schade is ontstaan doordat de ventilatieluiken van (het leeuwendeel van) de containers niet conform de ventilatie-instructie geopend waren.
3.10.2.
Als gezegd, betwist Hanjin niet dat tussen haar en Agrico de onder 2.2.1 beschreven ventilatie-instructie is overeengekomen, evenmin dat zij die instructie niet behoorlijk heeft nageleefd. Die niet behoorlijke nakoming staat dus vast.
3.10.3.
Hanjin voert, onder verwijzing naar expertiserapporten van [bedrijf 1], aan dat bij aankomst van de tweede en vierde zendingen pootaardappelen in Chittagong is gebleken dat de niet behoorlijke naleving van de ventilatie-instructie niet de oorzaak van de vastgestelde slechte toestand van de pootaardappelen kan zijn, omdat ook op partijen pootaardappelen in containers waarvan de ventilatie-luiken in de juiste stand waren gezet beschadiging is vastgesteld en omdat partijen pootaardappelen in containers waarvan de ventilatie-luiken niet in de juiste stand waren gezet onbeschadigd zijn aangekomen.
Met dat verweer heeft Hanjin voldoende ontzenuwd dat het niet behoorlijk naleven van de ventilatie-instructie als rechtens relevante schadeoorzaak dient te worden aangenomen. Derhalve dienen [eiseres 2] en Mercantile Bank te bewijzen dat die niet behoorlijke nakoming de schade wel heeft veroorzaakt. De rechtbank zal [eiseres 2] en Mercantile Bank dat bewijs opdragen.
3.10.4.
Hanjin voert voorts aan dat haar afzender Agrico in de door Hanjin aan haar toegezonden boekingsbevestiging, Booking Receipt Notice had kunnen zien dat Hanjin de ventilatie-instructie niet goed zou gaan uitvoeren, omdat daarin staat dat bij negen van de tien containers de ventilatie-luiken gesloten zullen worden. Dat verweer van Hanjin houdt dus slechts in dat er naast haar – hiervoor besproken – wanprestatie een tweede oorzaak voor de schade bestaat: het niet behoorlijk controleren door Agrico van de Booking Receipt Notice waarmee de onjuiste uitvoering van de ventilatie-instructie door Hanjin op voorhand aan het licht zou zijn gekomen en geredresseerd zou hebben kunnen worden.
Zodanig verweer vormt niet een beroep op de uitsluiting van aansprakelijkheid genoemd in artikel 4 lid 2 aanhef en onder (i) HVR. Het gaat, immers, niet om een oorzaak die buiten de verantwoordelijkheid van de vervoerder ligt zoals in die bepaling bedoeld.
Zodanig verweer vormt een beroep op eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 BW. De regeling van artikel 6:101 BW ziet op schadeoorzaken die aan de benadeelde kunnen worden toegerekend. De benadeelden in het onderhavige verband zijn [eiseres 2] en Mercantile Bank, niet Agrico. Het niet controleren van de Booking Receipt Notice door Agrico kan niet zonder meer aan [eiseres 2] en Mercantile Bank worden toegerekend. Bijzondere feiten of omstandigheden op grond waarvan die omissie van Agrico wel aan [eiseres 2] of Mercantile Bank kan worden toegerekend heeft Hanjin niet gesteld.
Voor zover in het standpunt van Hanjin besloten ligt dat Agrico, [eiseres 2] en Mercantile Bank alle als “Merchant” als bedoeld in de cognossementsvoorwaarden vallen aan te merken en dat de omissie van Agrico daarom aan [eiseres 2] of Mercantile Bank kan worden toegerekend, heeft te gelden dat in geen van de door Hanjin (in conventie en reconventie) ingeroepen bepalingen van het cognossement een omissie als de onderhavige van Agrico wordt behandeld en dat uit geen van die bepalingen volgt dat een dergelijke omissie van de afzender aan de geadresseerde of de ontvanger, Mercantile Bank of [eiseres 2] kan worden toegerekend.
3.10.5.
Het verweer van Hanjin dat de telers of afladers van de containers onvoldoende hebben gecontroleerd of de ventilatieluiken in de stand waren gezet conform de ventilatie-instructie, stuit af op dezelfde gronden als onder 3.10.4 besproken.
3.10.6.
Indien [eiseres 2] en Mercantile Bank het hen op te dragen bewijs leveren, hebben zij aanspraak op schadevergoeding te berekenen op de voet van het bepaalde in artikel 8:388 lid 2 BW.
3.11.
Tussen partijen staat als gesteld en niet betwist vast dat Hanjin de tweede en vierde zendingen pootaardappelen niet heeft afgeleverd in Chittagong.
Hanjin is als vervoerder in beginsel aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door deze niet-aflevering.
3.12.
Hanjin verweert zich met een beroep op quarantaine maatregelen.
3.12.1.
Voor een beroep op de uitsluiting van aansprakelijkheid bedoeld in artikel 4 lid 2 aanhef en onder (h) HVR is vereist dat Hanjin aantoont dat zij de tweede en de vierde zendingen pootaardappelen niet heeft kunnen afleveren doordat de overheid in Bangladesh deze zendingen in quarantaine heeft geplaatst. Stelplicht en – bij voldoende betwisting – bewijslast van dat overheidsingrijpen liggen bij Hanjin.
3.12.2.
Tussen partijen staat als onbetwist vast dat de PQA bij beslissingen gedateerd 3 december 2011 (producties A-13 en A-14) de tweede en vierde zendingen pootaardappelen de toegang tot Bangladesh heeft geweigerd. In de Engelse vertalingen luiden die beslissingen voor zover relevant als volgt:
“Subject: Action taken against imported seed potato of M/S [eiseres 2] Seed (Pvt) Ltd. [..] from Agrico [..]
As per the above mentioned subject and reference, this is to inform your organization that as per the sample seeds taken from the imported seed potato from your company, the result and decisions are informing you which are as follows:
[..]
Imported Seed Potato: As the Seed is rotten and spoil and cannot be used as Seed Potato so, the consignment cannot be released and declaring for rejection.
[..]”.
Gesteld noch gebleken is dat de PQA de zendingen pootaardappelen heeft geweigerd wegens daarin aangetroffen ziekten of dergelijke. Uit de hiervoor aangehaalde beslissingen blijkt dat het gaat om de bedorven toestand van de pootaardappelen (“rotten and spoil”).
3.12.3.
Derhalve geldt dat Hanjin in dit geval voor haar beroep op de uitsluiting van aansprakelijkheid van artikel 4 lid 2 aanhef en onder (h) HVR dient te stellen en – bij voldoende betwisting – aan te tonen dat de bedorven toestand van de pootaardappelen niet aan haar kan worden toegerekend. De enige zodanige door Hanjin gestelde feiten of omstandigheden zijn haar ontzenuwing van de door [eiseres 2] en Mercantile Bank gestelde schadeoorzaak, behandeld onder 3.10.3. Echter, anders dan bij haar verweer tegen de door [eiseres 2] en Mercantile Bank gestelde oorzaak van de schade, ligt, zoals gezegd, de stelplicht hier bij Hanjin. Aan die stelplicht heeft Hanjin niet voldaan, omdat zij niet voldoende concreet heeft gesteld dat en waarom het bedorven zijn van de pootaardappelen niet aan haar valt toe te rekenen. Twijfel zaaien over de schadeoorzaak is daartoe niet voldoende.
Op het vorenstaande stuit het beroep op quarantaine maatregelen als ontheffingsgrond af.
3.13.
Ook ten aanzien van de tweede en vierde zendingen dient de door Hanjin te betalen schadevergoeding te worden berekend op de voet van het bepaalde in artikel 8:388 lid 2 BW.
3.14.
Voor wat betreft de gevorderde verklaring voor recht verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hierna in reconventie zal overwegen en oordelen.
3.15.
Gelet op de het in 3.3 genoemde verzoek, laat de rechtbank de zaak hier voorlopig rusten. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor uitlating door partijen, om te beginnen [eiseres 2] en Mercantile Bank.
Voorts in reconventie
3.16.
Hanjin vordert contractuele demurrage en vergoeding van door haar opgelopen kosten en schade wegens de blokkade van de tweede en vierde zendingen van 33 containers in de haven van Chittagong. Hanjin baseert haar vorderingen op Agrico, [eiseres 2] en Mercantile Bank kort gezegd op de stelling dat deze drie als “Merchant” in de zin van de cognossementsvoorwaarden contractueel gehouden zijn demurrage te betalen en aansprakelijk zijn tot vergoeding van de door haar opgelopen kosten en schade.
Agrico, [eiseres 2] en Mercantile Bank betwisten die vorderingen gemotiveerd.
3.17.
Voor zover Hanjin haar vorderingen grondt op “de gebruikelijke tariefafspraken” of “de tariefafspraken met Agrico” stranden deze omdat Hanjin die afspraken niet nader heeft gepreciseerd.
3.18.
Zoals hiervoor gezegd, staat vast dat Hanjin de betreffende 33 containers (met of zonder) pootaardappelen niet heeft afgeleverd. In geen van de artikelen 9, 10(a), 10(c), 11 en 17(e) van de cognossementsvoorwaarden, waarop Hanjin beroep doet, staat een verplichting tot het betalen van demurrage voordat de vervoerder de containers heeft afgeleverd. Anders dan Hanjin betoogt, volgt uit het bepaalde in artikel 10(c) “Each Merchant warrants that equipment [..] would be returned to the Carrier within a reasonable time [..] and further promises and agrees to pay equipment detention charges [..] in case failure to do so” dat de betalingsverplichting pas ontstaat nadat de vervoerder de containers heeft afgeleverd.
3.19.
Gesteld noch gebleken is dat de cognossementsvoorwaarden een regeling bevatten waarin een weigering van de toegang tot een land is geregeld, zoals die van de PQA in het onderhavige geval. De cognossementsvoorwaarden waarop Hanjin beroep doet bevatten geen regeling voor de door haar gestelde schade of kosten.
3.20.
Anders dan Hanjin betoogt, doet zich geen van de in de artikelen 8:488, 8:490 en 8:491 BW bedoelde situaties voor.
Feiten of omstandigheden op grond waarvan de blokkade van de 33 containers in Chittagong als zaakwaarneming door Hanjin ten behoeve van Agrico, [eiseres 2] of Mercantile bank valt aan te merken zijn gesteld noch gebleken. Hanjin stelt zelf dat zij niets aan die blokkade kan doen.
Een situatie als bedoeld in artikel 8:490 BW doet zich ook niet voor. Ook als men de weigeringen van de PQA zou aanmerken als “beslag” in de zin van artikel 8:490 BW, doet zich niet de situatie voor dat Hanjin de vervoerde zaken onder zich heeft als bedoeld in dat wetsartikel.
3.21.
Over beschadiging van de 33 containers heeft Hanjin niet meer of anders gesteld dan dat aannemelijk is dat deze beschadigd zijn, zonder enige specificatie van de aard, oorzaak en omvang van de beschadigingen te stellen of daarover stukken in het geding te brengen.
Nu de 33 containers nog niet door Hanjin zijn afgeleverd, zijn deze nog onder de verantwoordelijkheid van Hanjin. Onder deze omstandigheden heeft Hanjin niet voldaan aan haar stelplicht dat en waarom de door haar bedoelde beschadigingen voor rekening van Agrico, [eiseres 2] en Mercantile Bank komen.
3.22.
De door Hanjin gestelde gronden kunnen haar vorderingen daarom niet dragen.
3.23.
De rechtbank zal daarom de vorderingen afwijzen en Hanjin als de in het ongelijk gestelde partij in de aan de zijde van Agrico, [eiseres 2] en Mercantile Bank gevallen proceskosten veroordelen. De rechtbank zal die proceskosten tot deze uitspraak begroten op (drie punten in Liquidatietarief VIII van € 3.211,- per punt) € 9.633,-.
De rechtbank zal de proceskostenveroordeling, als gevorderd en niet bestreden, uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

4.De beslissing

De rechtbank,
in conventie:
4.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 13 augustus 2014voor uitlating bij akte door [eiseres 2] en Mercantile Bank;
4.2.
houdt elke verdere beslissing aan;
in reconventie:
4.3.
wijst de vorderingen af;
4.4.
veroordeelt Hanjin in de aan de zijde van verweersters gevallen proceskosten, tot deze uitspraak begroot op € 9.633,-;
4.5.
verklaart dit vonnis voor zover het veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P. Sprenger en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2014. 1928