Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het procesverloop
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek;
- het dossier met zaaknummer C/10/441588 / FA RK 13/11220.
- verzoekster;
- mr. A. Harent;
- de rechter
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 januari 2014 een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster die zich niet kon verenigen met de rechter, mr. F.F.A.J.M. Haerkens-Wouters, die ook de beschikking had gegeven over voorlopige voorzieningen in het kader van haar echtscheiding. De verzoekster stelde dat de rechter partijdig was, omdat zij eerder betrokken was bij de zaak en nu opnieuw moest oordelen over een wijzigingsverzoek van die voorlopige voorzieningen. De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat een rechter eerder betrokken is geweest bij een zaak, niet voldoende is om partijdigheid aan te nemen. De rechtbank benadrukte dat er objectieve criteria zijn waaraan moet worden voldaan om te concluderen dat er sprake is van partijdigheid. De rechter moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd, omdat de rechter op basis van nieuwe feiten en omstandigheden een oordeel moest vormen over de geschilpunten. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek ongegrond was en wees het af.