ECLI:NL:RBROT:2014:5600

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2014
Publicatiedatum
9 juli 2014
Zaaknummer
C/10/433228 / HA ZA 13-952
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en belangenafweging in civiele procedure tussen Nederlandse en Nigeriaanse partijen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een bevoegdheidsincident tussen de Nederlandse eiser SOVLOT B.V. en de Nigeriaanse gedaagde BENSAM MARITIME OIL & GAS LTD. De eiser vordert schadevergoeding in verband met een sleepovereenkomst, terwijl de gedaagde zich beroept op litispendentie vanwege een eerder aanhangige procedure in Nigeria. De rechtbank onderzoekt of zij bevoegd is om de zaak te behandelen, gezien de forumkeuze in de sleepovereenkomst die de rechtbank Rotterdam aanwijst als bevoegde rechter. De rechtbank concludeert dat de forumkeuze voldoet aan de vereisten van de EEX-Verordening en dat er geen strijd is met de goede procesorde of openbare orde. De rechtbank weegt de belangen van beide partijen en besluit dat de behandeling van de zaak niet kan worden aangehouden, ondanks het beroep op litispendentie. De rechtbank wijst de vordering van Bensam af en veroordeelt haar in de proceskosten. Dit vonnis is gewezen op 2 juli 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven & handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/433228 / HA ZA 13-952
Vonnis in incident van 2 juli 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SOVLOT B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A.J. van Steenderen te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
BENSAM MARITIME OIL & GAS LTD.,
gevestigd te Abuja, Nigeria,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. H.W. ten Katen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Sovlot en Bensam genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 mei 2013;
  • de akte overlegging producties van 4 september 2013 van de zijde van Sovlot, met producties,
  • de incidentele conclusie strekkende tot aanhouding en onbevoegdheid ex artikel 12 j 11 Rv van de zijde van Bensam, met producties;
  • de incidentele conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident van de zijde van Sovlot, met een productie,
  • de akte uitlating productie van de zijde van Bensam.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten waarvan in het incident wordt uitgegaan

2.1.
Sovlot is eigenaresse van de zeegaande sleepboot “Sun Essex”.
2.2.
Bensam heeft de enkelwandige binnenvaarttanklichter “Frisius”, gebouwd in 1975, op 16 november 2012 gekocht voor een prijs van € 500.000,-. In de koop/verkoop-overeenkomst is afgesproken dat de “Frisius” in Nederland geleverd zou worden, en dat Bensam dus voor het vervoer naar Nigeria moest zorgen. Bensam heeft Kamar Trading B.V. te Capelle aan den IJssel (hierna: Kamar) ingeschakeld om onder meer het sleepvervoer van de “Frisius” naar Nigeria te regelen en een sleepcertificaat te regelen in verband met de door Bensam voor haar schip af te sluiten casco- en machinerieënverzekering (hierna: H&M Insurance). Kamar heeft ten behoeve van Bensam opdracht gegeven aan H.G.C. van der Poel Marine Consultancy B.V. (hierna: Van der Poel) om de “Frisius” te inspecteren en de sleeparrangementen te controleren. Van der Poel heeft na controle op 19 november 2012 een sleepcertificaat (Towage Approval Certificate) afgegeven met een aantal aanbevelingen over de wijze van slepen. Op of omstreeks 6 december 2012 is voor de “Frisius” een H&M Insurance afgesloten, met als leidende verzekeraar op de polis STACO Insurance Plc. in Nigeria.
2.3.
Op 20 november 2012 is tussen Sovlot als
Tug Ownerenerzijds en Bensam als
Hireranderzijds een sleepovereenkomst (hierna: de sleepovereenkomst) gesloten, waarbij partijen gebruik hebben gemaakt van het standaard formulier van Bimco met de codenaam “TOWCON”, versie 1985. Uit hoofde van de sleepovereenkomst zou Sovlot met de “Sun Essex” de “Frisius” verslepen van Ridderkerk of Rotterdam naar de rede van Lagos in Nigeria voor € 197.500,-, te betalen in vier termijnen. De eerste en tweede termijn van samen € 103.500,- zijn op 6 december 2012 door Bensam aan Sovlot betaald. De derde termijn van € 70.000,- zou bij het passeren van de sleep van de Canarische Eilanden worden betaald, en de vierde termijn van € 24.000,- zou 48 uur voor aankomst op de plaats van bestemming worden betaald, voorafgaande aan aflevering van de sleep. De derde en vierde termijn zijn niet betaald.
2.4.
In
PartII van de sleepovereenkomst is voorts bepaald:
“25. Law and Jurisdiction
This Agreement shall be construed in accordance with and governed by Dutch law. Any dispute or difference which may arise out of or in connection with this Agreement or the services to be performed hereunder shall be referred to the High Court of Justice in Rotterdam. No suit shall be brought in any other state or jurisdiction except that either party shall have the option to bring proceedings in rem to obtain conservative seizure or other similar remedy against any vessel or property owned by the other party in any state or jurisdiction where such vessel or property may be found.”
2.5.
Op 7 december 2012 is de “Sun Essex” met daarachter de “Frisius” in een tweespan met een andere uit Nederland naar Nigeria te exporteren enkelwandige tanklichter, de “Sapphire”, uit Ridderkerk vertrokken met bestemming Lagos, Nigeria.
2.6.
Op 16 december 2012 is de “Frisius” in tweeën gebroken, waarbij het achtergedeelte met de machinekamer is afgezonken en de voorste sectie is blijven drijven.
2.7.
Op 17 december 2012 is de sleep onder loodsaanwijzing de haven van La Coruña binnengelopen en zijn de “Sun Essex” en de “Sapphire” alsmede het nog drijvende voorschip van de “Frisius” afgemeerd. De havenmeester van La Coruña heeft beslag gelegd c.q. doen leggen op de “Sun Essex” teneinde voor een bedrag van € 150.000,- zekerheid te verkrijgen voor de bergingskosten van het gezonken achterschip van de “Frisius” en hij heeft voor een bedrag van € 50.000,- zekerheid gevraagd voor het nog drijvende voorschip van de “Frisius”. Namens Sovlot heeft haar lokale agente Servicios de Investigación Marítimos voor de gevraagde bedragen zekerheid gesteld, waarna de havenautoriteiten van La Coruña het beslag op de “Sun Essex” op 27 december 2012 hebben opgeheven en hebben toegestaan dat de sleepboot met daarachter “de Sapphire” haar reis naar Nigeria vervolgde.
2.8.
Op 22 januari 2013 is de “Sun Essex” in Lagos, Nigeria, aangekomen en heeft Bensam conservatoir beslag laten leggen op de sleepboot voor een vordering die door de Federal High Court in Lagos is begroot op € 1.000.000,-.
2.9.
Op 22 januari 2013 heeft Bensam (als
plaintiff) een bodemprocedure bij de Federal High Court in Lagos, Nigeria aanhangig gemaakt tegen (i) de sleepboot “Sun Essex”, (ii) de kapitein van de “Sun Essex” en (iii) de eigenaar(s) van de “Sun Essex” (als
defendants). Bensam heeft met haar
Notice of discontinuanced.d. 23 oktober 2013 de procedure tegen de derde gedaagde, de eigenaar(s) van de “Sun Essex”, ingetrokken.

3.De vorderingen

in de hoofdzaak

3.1.
Sovlot vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
i. te verklaren voor recht dat Sovlot jegens Bensam onder de Sleepovereenkomst niet aansprakelijk is voor enige schade die Bensam stelt geleden te hebben ten gevolge van het scheuren en breken en het tot wrak worden van de “Frisius” gedurende de sleepreis met de sleepboot “Sun Essex” van Rotterdam naar Lagos, Nigeria;
en voorts Bensam te veroordelen aan Sovlot tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
€ 94.000,- wegens de derde en vierde termijn van de sleepprijs;
€ 200.000,- wegens de door Sovlot betaalde bedragen aan de havenautoriteiten in La Coruña;
€ 231.000,- wegens vertraging van de sleepreis (
Delay Payment);
de kosten verbonden aan de inzet van de sleepbo(o)t(en) in La Coruña, zoals voorgeschreven door de havenautoriteiten, pro memorie;
de schade die Sovlot heeft geleden en lijdt ten gevolge van het niet kunnen afmaken van de sleepreis door het vergaan van de “Frisius”, pro memorie;
de schade geleden door Sovlot (in de dagvaarding is abusievelijk Bensam vermeld, toevoeging rechtbank) wegens het op 22 januari 2013 door Bensam op de sleepboot “Sun Essex” gelegde conservatoire beslag in de haven van Lagos, Nigeria, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
alle voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 respectievelijk 6:119a BW en met veroordeling van Bensam in de proceskosten.
in het incident
3.2.
Bensam concludeert, voor alle weren, dat de rechtbank zich op grond van artikel 12 Rv onbevoegd moet verklaren ten aanzien van de vordering in de hoofdzaak, althans dat de rechtbank de procedure in de hoofdzaak dient aan te houden, met veroordeling van Sovlot bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.3.
Sovlot concludeert tot afwijzing van de vordering in het incident, met veroordeling van Bensam bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Er is sprake van een internationale zaak, omdat Sovlot in Nederland is gevestigd en Bensam in Nigeria.
Sovlot stelt dat deze rechtbank internationale rechtsmacht heeft en bevoegd is om het geschil tussen partijen te beoordelen, omdat artikel 25 van
Part IIvan de sleepovereenkomst (aangehaald onder 2.4 hierboven) een exclusieve forumkeuze behelst.
Hoewel Bensam betwist dat deze rechtbank bevoegd is, betwist zij op zichzelf niet dat voornoemd artikel 25 een exclusieve forumkeuze inhoudt voor de rechtbank Rotterdam en dat deze bepaling deel uitmaakt van de tussen partijen gesloten en geldende overeenkomst. De verbindendheid van artikel 25 van
Part IIvan de sleepovereenkomst staat derhalve tussen partijen vast. Bensam legt aan haar betwisting van de bevoegdheid slechts ten grondslag dat tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp reeds een oudere procedure voor een vreemde rechter aanhangig is als bedoeld in artikel 12 Rv. Zij doet derhalve een beroep op litispendentie.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat voornoemd artikel 25 een exclusieve forumkeuze bevat voor de rechtbank Rotterdam die voldoet aan de vereisten van artikel 23 EEX-Vo. Tussen partijen is niet in geschil dat de door Sovlot geformuleerde vorderingen voortvloeien uit of verband houden met de sleepovereenkomst. Deze rechtbank heeft daarom op grond van de gedane forumkeuze internationale rechtsmacht en bevoegdheid om van dit geschil kennis te nemen. Mocht het verweer van Bensam zo moeten worden begrepen dat zij de internationale rechtsmacht van de Nederlandse rechter betwist, als bedoeld in artikel 11 Rv (rechtstreeks toegepast), dan faalt het op deze gronden.
4.3.
De vordering van Bensam in het incident strekt ertoe dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, althans de behandeling aanhoudt totdat de rechter in Nigeria over de aldaar aanhangige zaak zal hebben beslist, als bedoeld in artikel 12 Rv.
4.4.
Dat alleen artikel 12 Rv hier aanleiding kan zijn om de behandeling aan te houden wegens aanhangigheid van een parallelle procedure voor een vreemde rechter, is niet in geschil. De situatie bedoeld in artikel 27 EEX-Vo, waarin sprake is van litispendentie van vorderingen voor gerechten van verschillende EU-lidstaten, doet zich hier niet voor en tussen Nederland en Nigeria geldt geen internationaal verdrag over dit onderwerp.
4.5.
Artikel 12 Rv bepaalt dat indien een zaak voor de rechter van een vreemde staat aanhangig is gemaakt en daarin een beslissing kan worden gegeven die in Nederland voor erkenning en, in voorkomend geval, voor tenuitvoerlegging vatbaar is, de Nederlandse rechter bij wie nadien een zaak tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp is aangebracht, de behandeling van deze zaak kan aanhouden totdat daarin door de eerstbedoelde rechter is beslist. Nadat de beslissing van die rechter is gegeven en indien deze inderdaad voor erkenning en eventueel tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar blijkt te zijn, dient de Nederlandse rechter die de behandeling heeft aangehouden zich onbevoegd te verklaren.
4.6.
Met artikel 12 Rv beoogde de Nederlandse wetgever te voorkomen dat er gelijktijdig twee procedures tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp worden gevoerd voor rechters van twee verschillende staten, hetgeen inefficiënt zou zijn en het gevaar van tegenstijdige uitspraken met zich zou meebrengen. Artikel 12 Rv is in belangrijke mate ontleend aan artikel 21 EEX-Verdrag, nu artikel 27 EEX-Vo, met dit verschil dat artikel 12 Rv de later aangesproken Nederlandse rechter niet verplicht om de behandeling van een zaak aan te houden ingeval van litispendentie, maar het aan zijn inzicht overlaat om te beslissen of hij aanhoudt of niet. Daarbij spelen de ratio en achtergrond van artikel 12 Rv een rol, maar ook de belangen van partijen bij het al dan niet aanhouden en voorts de overige omstandigheden van het geval.
4.7.
De rechtbank zal eerst beoordelen of aan de vereisten voor toepassing van artikel 12 Rv is voldaan.
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat een zaak voor de Nigeriaanse rechter aanhangig is die eerder aanhangig is gemaakt dan de zaak voor deze rechtbank.
De rechtbank constateert dat de procedure in Nigeria hetzelfde onderwerp betreft als de onderhavige procedure. De vorderingen van Sovlot strekken in hoofdzaak tot een verklaring voor recht dat zij onder de sleepovereenkomst niet aansprakelijk is voor het breken en tot wrak worden van de “Frisius”, en tot vergoeding van de in dit verband door Sovlot gemaakte kosten. De vorderingen van Bensam strekken blijkens (vooral paragraaf 24 van) de
Statement of Claimtot vergoeding van de schade die Bensam in verband met ditzelfde incident heeft geleden.
Tussen partijen staat voorts vast dat de procedure in Nigeria door Bensam onder meer tegen de eigenaars van de “Sun Essex” (als derde
defendant) aanhangig is gemaakt, zodat aanvankelijk in zoverre sprake was van procedures tussen dezelfde partijen.
Vast staat echter ook dat Bensam de Nigeriaanse vordering tegen Sovlot op 22 januari 2013 heeft ingetrokken, zodat in Nigeria alleen nog de procedure van Bensam tegen de sleepboot de “Sun Essex” en de kapitein van de “Sun Essex” aanhangig is.
Daarmee is echter nog niet gezegd dat de procedure in Nigeria Sovlot als eigenaar van de “Sun Essex” niet meer aangaat. Om het doel van de litispendentieregeling niet te ondermijnen, moet het begrip ‘dezelfde partijen’ ruim worden geïnterpreteerd. De vordering aldaar is immers ook ingesteld als
actio in remtegen de “Sun Essex”, zodat een veroordeling in de Nigeriaanse procedure ten laste van het schip Sovlot als eigenaar van de “Sun Essex” in haar vermogen zal treffen.
Uit het door Bensam aangehaalde arrest in de zaak ‘Tatry’(HvJ EG 6 december 1994, NJ 1995, 659) volgt dat -in ieder geval voor de toepassing van artikel 27 EEX- het onderscheid tussen
actiones in remen
in personamniet van wezenlijk belang is voor de toepassing van de litispendentie-regeling, en dat ook een aanvankelijk ingestelde
actio in remter zake van een beslagen schip die vervolgens zowel
in remals
in personamof slechts
in personamwordt voortgezet nog altijd ‘
the same cause of action and the same object’ en dezelfde partijen betreft. De rechtbank ziet dat voor de toepassing van artikel 12 Rv niet anders.
Geconcludeerd wordt dus dat bij de Nigeriaanse rechter een zaak tussen dezelfde partijen in de zin van artikel 12 Rv aanhangig is.
4.9.
Tenslotte stelt artikel 12 Rv de voorwaarde dat in de Nigeriaanse procedure een beslissing kan worden gegeven die in Nederland voor erkenning en, in voorkomend geval, voor tenuitvoerlegging vatbaar is.
Bij gebrek aan een verdrag dat van kracht is tussen Nederland en Nigeria met betrekking tot de tenuitvoerlegging van buitenlandse uitspraken, gelden de in de rechtspraak op basis van artikel 431 Rv ontwikkelde regels. Ingevolge artikel 431 lid 2 Rv dient de zaak opnieuw bij de Nederlandse rechter te worden behandeld en afgedaan, om een executoriale titel te kunnen verkrijgen. Indien bij marginale toetsing blijkt dat de buitenlandse uitspraak voldoet aan de door het commune recht gestelde eisen voor erkenning, kan een behandeling ten gronde achterwege blijven en kan worden volstaan met een veroordeling van de wederpartij tot datgene waartoe zij ook al in de buitenlandse uitspraak was veroordeeld.
Als uitgangspunt geldt dat het buitenlandse vonnis, ongeacht zijn aard en strekking, wordt erkend, indien aan een drietal minimumvereisten is voldaan. Het eerste vereiste is dat de rechtsmacht van de buitenlandse rechter is gebaseerd op een naar internationale maatstaven aanvaardbare rechtsmachtgrond. Verder is vereist dat de buitenlandse procedure is gevoerd met inachtneming van de beginselen van een behoorlijke procesgang, en dat de buitenlandse uitspraak niet strijdig is met de Nederlandse openbare orde.
De gedaagde in de hoofdzaak is in Nigeria gevestigd, de overeengekomen plaats van aflevering van de sleep is in Nigeria en de sleepboot de “Sun Essex” bevindt zich in Nigeria en is aldaar beslagen. Er zijn in deze zaak daarom voldoende aanknopingspunten voor een naar internationale maatstaven aanvaardbare grond voor rechtsmacht van de Nigeriaanse rechter.
De overgelegde stukken uit de Nigeriaanse procedure geven de rechtbank vooralsnog geen aanleiding om te vermoeden dat de beginselen van een behoorlijke procesgang niet in acht zijn of zullen worden genomen.
Dat de in Nigeria te geven uitspraak in strijd zou zijn met de Nederlandse openbare orde, is op dit moment - ook gelet op de beginfase waarin die procedure zich nog lijkt te bevinden - niet voldoende aannemelijk.
De rechtbank gaat er bij de verdere beoordeling van het incident veronderstellenderwijs van uit dat in de Nigeriaanse procedure een beslissing kan worden gegeven die in Nederland via de weg van artikel 431 Rv voor erkenning en, in voorkomend geval, voor tenuitvoerlegging vatbaar is.
4.10.
De consequentie daarvan is dat de rechtbank naar eigen inzicht moet afwegen of zij de behandeling van de zaak aanhoudt of niet (vgl. r.o. 4.6).
In het algemeen wegen ten gunste van aanhouding het belang van efficiënte rechtsbedeling en het voorkomen van het gevaar van tegenstrijdige uitspraken. Dit zijn zwaarwegende belangen.
Of deze belangen ook in dit concrete geval zijn gediend met aanhouding, valt niet goed te voorspellen. Bensam, op wiens weg dit lag, heeft weinig duidelijkheid verschaft over de stand waarin het geding in Nigeria zich bevindt en de termijn waarop daarin een beslissing kan worden verwacht. De rechtbank begrijpt uit de stukken dat de procedure in Nigeria zich na verloop van een jaar nog in de beginfase bevindt. Het is dus mogelijk dat, indien de zaak in Nederland zou worden aangehouden, de behandeling van deze zaak onredelijke vertraging zou ondervinden door het afwachten van het oordeel van de Nigeriaanse rechter. Voorts zinspeelt ook Bensam in haar stukken op de mogelijkheid dat de Nigeriaanse rechter zich onbevoegd verklaart ten faveure van de Nederlandse rechter. In dit scenario verwezenlijkt het gevaar van tegenstrijdige beslissingen zich niet en wordt de onderhavige procedure door de door Bensam gewenste aanhouding slechts onnodig vertraagd.
Tegen aanhouden spreekt in dit geval dat partijen uitdrukkelijk zijn overeengekomen om eventuele geschillen in verband met (de uitvoering van) de sleepovereenkomst uitsluitend voor te leggen aan deze rechtbank, daargelaten de mogelijkheid van kort gezegd- bewarende maatregelen. Partijen hebben zelf hun contractuele relatie op deze wijze vormgegeven, en zijn aan hun gegeven woord in beginsel gebonden. Dat daarover in dit geval anders moet worden gedacht, is niet gesteld of gebleken. Ook aan het beginsel van partijautonomie en het beginsel dat contractspartijen gebonden zijn aan de gemaakte afspraken komt groot gewicht toe. Sovlot heeft bedongen dat geschillen voor een rechter in haar eigen land worden beslecht, en Bensam heeft daarin toegestemd. Bensam is aan die afspraak gebonden, ook indien zij door later opkomende omstandigheden thans een andere rechter verkiest, in dit geval te Nigeria.
Ook indien de rechter in Nigeria de procedure ondanks het forumkeuzebeding aan zich zou houden, heeft Sovlot een te respecteren belang bij het zonder vertraging voortprocederen over haar vordering bij het door beide partijen aangewezen gerecht.
4.11.
Afweging van de hiervoor besproken belangen leidt in dit geval tot de beslissing dat de rechtbank de behandeling van de zaak niet zal aanhouden.
Daarbij heeft de rechtbank ook acht geslagen op het gedachtengoed achter de nieuwe litispendentieregeling in de ‘herschikte’ EEX-Vo een rol (Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken). De ‘herschikte’ EEX-Verordening is reeds in werking getreden maar is wat haar bevoegdheidsbepalingen betreft pas van toepassing met ingang van 10 januari 2015. Van de litispendentieregeling van deze nieuwe verordening maakt de regel deel uit - kort gezegd - dat, indien het laatst aangezochte gerecht bevoegd is op grond van een forumkeuze, deze bevoegdheid in de weg staat aan een beroep op litispendentie.
4.12.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering in het incident wordt afgewezen.
4.13.
Bensam zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Bensam in de kosten van het incident, aan de zijde van Sovlot tot op heden begroot op € 452,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 13 augustus 2014voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2014.
2031/1885