ECLI:NL:RBROT:2014:5448
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- R.R. Roukema
- P.H. Veling
- A. Eerdhuijzen
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van rechter-commissaris in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2014 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. van Stratum, tegen mr. G.A.F.M. Wouters, de rechter-commissaris die belast was met de behandeling van zijn strafzaak. Verzoeker had het wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van een beschikking van de rechter-commissaris van 4 juni 2014, waarin een verzoek tot het benoemen van een deskundige werd afgewezen. Verzoeker stelde dat de rechter-commissaris vooringenomen was en dat zijn motivering onbegrijpelijk was, wat volgens hem grond vormde voor wraking.
De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld op 13 juni 2014, waarbij zowel verzoeker als de rechter-commissaris en de officier van justitie, mr. M.M. Lemstra, aanwezig waren. De rechter-commissaris heeft in zijn verweer aangevoerd dat verzoeker geen belang had bij het wrakingsverzoek, omdat hij inmiddels weer als zittingsrechter fungeerde en geen verdere werkzaamheden als rechter-commissaris zou verrichten. De officier van justitie heeft eveneens geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat wraking een middel is om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen. De rechtbank oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris konden rechtvaardigen. Aangezien de rechter-commissaris niet meer betrokken was bij de behandeling van de zaak, kon verzoeker niet meer in zijn wrakingsverzoek worden ontvangen. De rechtbank verklaarde verzoeker dan ook niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.