In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Rotterdam, beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarbij zijn voorschot kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2012 is herzien naar € 0,-. De rechtbank Rotterdam heeft op 8 juli 2014 uitspraak gedaan in deze bodemzaak. Eiser had eerder een voorschot van € 16.308,- ontvangen, maar na een verzoek om aanvullende bewijsstukken heeft de Belastingdienst het voorschot herzien. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 22 januari 2014 is het onderzoek geschorst om partijen de gelegenheid te geven op elkaars stukken te reageren. Eiser heeft aanvullende stukken ingediend, waaronder een ouderschapsplan en bewijs van betalingen aan de kinderopvanginstelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen van eiser in 2012 niet op hetzelfde adres als eiser stonden ingeschreven, wat in strijd is met de voorwaarden voor kinderopvangtoeslag. Eiser heeft aangevoerd dat hij een ouderschapsplan heeft overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat dit plan pas na het berekeningsjaar was ondertekend en dus niet relevant was voor de beoordeling van het recht op toeslag in 2012. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de schriftelijke overeenkomst met de kinderopvanginstelling niet voldeed aan de wettelijke eisen, omdat deze niet door eiser was ondertekend.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten zijn vastgesteld op € 974,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken in hoger beroep te gaan.