ECLI:NL:RBROT:2014:5407

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
4 juli 2014
Zaaknummer
C/10/ 453028 / KG ZA 14-551
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beslag en verkoop van de echtelijke woning tussen voormalig echtgenoten

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de man dat de vrouw het op 21 maart 2014 gelegde executoriale beslag op de onverdeelde helft van de echtelijke woning opheft en meewerkt aan de verkoop van de woning. De partijen, voormalig echtgenoten, zijn in gemeenschap van goederen gehuwd geweest van 23 augustus 1972 tot hun echtscheiding op 6 juli 2011. De vrouw woont nog in de woning, terwijl de man deze in maart 2010 heeft verlaten. De rechtbank had eerder op 21 februari 2014 een beschikking gegeven waarin de verdeling van de huwelijksgemeenschap werd vastgesteld, maar de vrouw heeft beslag gelegd op de woning. De man stelt dat hij inmiddels aan zijn verplichtingen uit de beschikking heeft voldaan en dat het beslag daarom opgeheven moet worden.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de man een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, aangezien de verkoop van de woning bemoeilijkt wordt door de onenigheid tussen partijen. De vrouw heeft aangevoerd dat zij eerst meer informatie over de pensioenreserve wil, maar de voorzieningenrechter stelt dat de vrouw de gemaakte afspraken niet opnieuw kan ter discussie stellen. De vrouw moet meewerken aan de verkoop van de woning en de voorzieningenrechter legt een dwangsom op voor het geval zij hier niet aan voldoet.

De rechtbank beslist dat de vrouw binnen twee dagen na betekening van het vonnis het beslag moet opheffen en dat zij binnen een week moet meewerken aan het plaatsen van een 'Te Koop' bord. Ook moet zij de woning uiterlijk twee weken voor de overeengekomen transportdatum verlaten. De inboedel wordt verdeeld volgens afspraken die partijen hebben gemaakt. De proceskosten worden gecompenseerd, omdat beide partijen in enige mate in het ongelijk zijn gesteld. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.C. Halk op 24 juni 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/ 453028 / KG ZA 14-551
Vonnis in kort geding van 24 juni 2014 bij vervroeging uitgesproken
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eiser,
advocaat mr. E.J. Swiers,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde,
in persoon procederend.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 juni 2014,
  • een faxbericht van mr. Swiers van 16 juni 2014, tevens vermeerdering van eis,
  • een op 16 juni 2014 ter griffie in tweevoud ingekomen brief met producties van de vrouw, waarvan een exemplaar ter zitting aan de man ter beschikking is gesteld,
  • de mondelinge behandeling ter openbare zitting van 17 juni 2014,
  • de pleitnota van mr. Swiers,
  • de aantekeningen van de griffier.
De brief van de vrouw is met instemming van mr. Swiers als processtuk aangemerkt.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd geweest van 23 augustus 1972 tot het huwelijk op 6 juli 2011 door echtscheiding is ontbonden.
2.2
De man heeft in maart 2010 de echtelijke woning aan het [adres] (verder te noemen de woning) verlaten. De vrouw woont nog in de woning.
2.3
Deze rechtbank heeft bij de tussen partijen op 21 februari 2014 gewezen beschikking (productie 5 bij dagvaarding, verder te noemen de beschikking), voor zover thans van belang, beslist:
- [bedrijf 1] te Alblasserdam zal bemiddelen bij de verkoop van de woning in opdracht en voor rekening van beide partijen met als uitgangspunt een vraagprijs van € 422.000 kosten koper;
- de goederen behorende tot de huwelijksgemeenschap zijn verdeeld als op in de beschikking aangegeven wijze (als gevolg waarvan de man een bedrag van in ongeveer € 168.500,- aan de vrouw dient te betalen);
- de man dient het aandeel van de vrouw in het door de man in eigen beheer opgebouwde pensioen ten bedrage van € 93.215,- en in de polissen bij Zwitserleven opgebouwd pensioen ten bedrage van € 84.756,- af te storten bij een door de vrouw aan te geven pensioenbeheerder,
- de inboedelgoederen moeten worden verkocht en de opbrengst tussen partijen verdeeld (cf tussenbeschikking 1 februari 2012, r.o. 2.25 pag. 9 bovenaan; zie productie 4 bij dagvaarding).
2.4
Geen van partijen is in hoger beroep gekomen tegen deze beschikking.
2.5
De vrouw heeft de beschikking van 21 februari 2014 aan de man doen betekenen en op 21 maart 2014 executoriaal beslag doen leggen op de onverdeelde helft van de woning (prod. 11 bij de dagvaarding).
2.6
De woning is begin april 2014 te koop gezet.
2.7
De vrouw heeft in mei 2014 een bedrag van € 166.063,16 (€ 168.446,87 -/- door de vrouw aan de man verschuldigde hypotheeklasten van de woning) van de man ontvangen.

3.Het geschil

De man vordert dat de vrouw bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot, kortweg, opheffing van het beslag, meewerken aan verkoop van de woning en van de inboedel, met nevenvorderingen.
Per onderdeel zullen de vorderingen hieronder worden besproken.

4.De beoordeling

4.1
De man heeft een voldoende spoedeisend belang bij zijn vorderingen, aangezien ter zitting is gebleken dat het zeer moeilijk voor partijen is om over enig punt overeenstemming te bereiken, terwijl zij samen een woning moeten verkopen.
De vrouw heeft nog aangevoerd dat de wijziging van eis (er toe strekkende dat de vrouw een verkoopbord in de tuin moet zetten) laat was. De vrouw heeft voldoende gelegenheid gehad om op deze (op zichzelf eenvoudige) aanvulling van de eis te reageren, zodat op de gewijzigde vordering zal worden beslist.
4.2
Het beslag is gelegd op de onverdeelde helft van de woning tot verhaal van een vordering, groot € 168.563,00. Deze vordering is gebaseerd op de in de beschikking bepaalde verdeling van de goederen van de huwelijksgemeenschap.
4.2.1
Vast staat dat de man inmiddels heeft voldaan aan de beschikking, voor wat betreft betaling van hetgeen hij verschuldigd als gevolg van verdeling van de huwelijksgemeenschap. Dat dit, zoals de vrouw aanvoert, ‘pas’ in mei jl. is gebeurd is niet relevant, want zodra de vordering waarvoor beslag is gelegd, is voldaan, ontvalt de grondslag voor verdere beslaglegging. Het executoriale beslag, dat is bedoeld om de beschikking ten uitvoer te leggen, moet dan ook onverwijld worden opgeheven. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat de vrouw haar toezegging, dat zij zal zorgen dat haar (voormalig) advocaat het beslag (daags na de zitting) zal opheffen, zal nakomen. Mocht zij toch in gebreke blijven, verbeurt zij na te melden dwangsom. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
4.2.2
De vrouw heeft nog aangevoerd, dat zij eerst uitgezocht wenst te zien hoe groot de pensioenreserve is. Zij voert aan dat haar na de beschikking van 21 februari 2014 is gebleken dat er in de beschikking met een te laag bedrag terzake pensioenreserve rekening is gehouden.
De man heeft de pensioenreserve die hij ingevolge de beschikking moet betalen reeds betaald, danwel zal hij direct betalen zodra de vrouw een betaaladres opgeeft.
In de beschikking is beslist omtrent de verdeling van de pensioenaanspraken tussen partijen. Tegen deze uitspraak is door partijen geen hoger beroep ingesteld. De vrouw kan de gemaakte verdeling niet opnieuw ter discussie stellen. Mocht er sprake zijn van nog onverdeelde boedelbestanddelen, dan kan altijd aanvullend verdeling worden gevorderd. De vrouw dient zich tot een advocaat te wenden in dat geval.
4.2.3
De vrouw heeft ter zitting verklaard dat zij niet van plan is om opnieuw beslag te laten leggen en aangezien aan de beschikking is voldaan, heeft de man geen herhaling van het executoriale beslag te duchten. Bij een verbod om in de toekomst beslag te leggen heeft hij onvoldoende belang, zodat dit onderdeel van de vordering worden afgewezen.
4.3
Vorderingen m.b.t. de verkoop van de echtelijke woning.
4.3.1
De man vordert primair dat hij gemachtigd wordt de woning namens de vrouw te verkopen indien de makelaar adviseert voor een bepaald bod te verkopen en subsidiair dat de vrouw wordt veroordeeld tot medewerking aan verkoop en transport.
Hij legt aan dit onderdeel van de vordering ten grondslag dat de vrouw de verkoop van de woning heeft gefrustreerd. In dit verband stelt hij het volgende.
De vrouw wenst geen ‘Te Koop’ bord in de tuin te zetten. Op 20 mei 2014 is een bod van € 380.000 gedaan. De makelaar achtte dit een goed bod, maar de vrouw hield vast aan € 422.000, omdat de woning nog maar net te koop stond. De vrouw heeft niet of te laat gereageerd op het voorstel een tegenbod te doen van € 392.000 en nu heeft de belangstellende afgehaakt.
4.3.2
De vrouw betwist dat zij de verkoop van de woning frustreert. Zij voert in dit verband het volgende aan.
De woning is getaxeerd voor € 422.000, zodat een eerste bod van € 380.000 te laag is. De vrouw wilde een tegenbod van € 399.000 doen.
4.3.3
Vast staat dat de vrouw op grond van de beschikking diende mee te werken aan verkoop van de woning. Kern van het geschil is dat partijen het niet eens kunnen worden over een reële verkoopprijs van de woning. Complicerende factor is dat de vrouw weinig vertrouwen stelt in de door de rechtbank in de beschikking genoemde makelaar, omdat zij het idee heeft dat deze makelaar de man als zijn opdrachtgever ziet en niet beide partijen.
4.3.4
De huidige impasse dient doorbroken te worden, zodat de woning voor een reële prijs kan worden verkocht. Daar moeten partijen het volgende voor doen. De man moet met de makelaar bespreken dat de vrouw op dezelfde wijze wordt geïnformeerd als hijzelf. De makelaar moet aan beide partijen vragen wat hun wensen zijn en zijn best doen partijen met argumenten te overtuigen dat een bepaald bod acceptabel (reëel) is. De vrouw moet zich inspannen om te onderzoeken of haar argwaan terecht is. Als de makelaar een bepaald bod reëel acht en de vrouw vertrouwt het niet, dient zij onverwijld en op eigen kosten bij andere makelaar advies te vragen. Mocht op grond daarvan blijken dat het bod niet acceptabel is, dan dient zij de man daarvan op de hoogte te stellen en een -op het advies van die andere makelaar gebaseerd- reëel tegenbod te doen. Voor het doen van een dergelijk reëel tegenbod acht de voorzieningenrechter een termijn van maximaal twee weken (nadat de vrouw het bericht van de makelaar van het kantoor [bedrijf 1] te Alblasserdam heeft ontvangen) redelijk.
De primaire vordering zet de vrouw reeds nu geheel buiten spel. Dat gaat te ver, gelet op de korte periode die het huis te koop heeft gestaan. Wel dient de vrouw zich te realiseren, dat bij herhaalde niet onderbouwde weigering van een door de makelaar reëel geacht bod een situatie kan ontstaan dat de man deze machtiging wel krijgt. Als de vrouw bij de verkoop betrokken wil blijven dient zij zich dus actief in te spannen. Het subsidiair gevorderde wordt toegewezen op de wijze zoals hieronder wordt vermeld.
4.3.5
De vrouw heeft ter zitting verklaard in te stemmen met het plaatsen van ‘Te Koop’ borden. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat zij haar toezeggingen nakomt, zodat een dwangsom op de veroordeling achterweg zal blijven. Ook dient zij haar medewerking aan alle verkoophandelingen te verlenen, zoals reeds in de beschikking is uitgewerkt.
4.3.6
Voorts dient de vrouw mee te werken aan levering van de woning door uiterlijk twee weken vóór de overeengekomen transportdatum de woning te verlaten te hebben. Daarbij moet worden aangetekend, dat de vrouw na het tekenen van de schriftelijke koopovereenkomst minstens twee weken de tijd moet krijgen om de woning leeg op te leveren. Een dwangsom zal niet worden opgelegd. De vrouw moet evenwel goed bedenken dat in vrijwel elke koopovereenkomst een hoge boete staat op te laat leveren. Indien door haar toedoen een boete verschuldigd zal worden, dient deze boete geheel voor haar rekening te blijven. De vrouw dient deze boete alsdan te betalen ofwel aan de koper ofwel aan de man, voorzover hij deze als hoofdelijk aansprakelijke partij heeft moeten betalen aan de koper.
4.3.7
De door de man gevorderde 50% van de eigenaarslasten van de woning (€ 1.470,99 per maand vanaf april 2014) en de helft van de makelaarskosten kunnen worden verrekend met het aandeel van de vrouw in de (netto)opbrengst van de woning. De man heeft niet weersproken dat de vrouw thans een inkomen heeft van € 300,-- per maand, zodat een dergelijke bijdrage thans niet van haar gevergd kan worden.
4.4
De inboedel
4.4.1
In de beschikking is bepaald dat de inboedel moet worden verkocht. De inboedel staat in de woning en wordt feitelijk gebruikt door de vrouw. Ter zitting hebben partijen zich beraden en zij zijn tot de conclusie gekomen, dat verkoop van de inboedel niet de voorkeur verdient.
4.4.2
Partijen hebben het volgende afgesproken:
De man zal aan vrouw geven: de zaken op lijst 2 (bijlage bij dit vonnis), minus: het Oud Hollands memoryspel, witte theekist, witte stenen koffiepot, donkerblauwe slee, klein wit rieten stoeltje met beer en een grenen nachtkastje (op de lijst is een streepje voor deze zaken gezet).
De vrouw zal aan de man geven: de zaken op lijst 1 (bijlage bij dit vonnis), minus: hangklok met gewichten, oude weegschaal en trouwbijbel (op de lijst is een streepje voor deze zaken gezet). De vrouw heeft nog meer dozen met inboedelzaken voor de man klaarstaan. Die moet hij ook maar meenemen en doet hij dat niet, dan mag de vrouw daaruit begrijpen dat zij daarmee mag doen wat haar goeddunkt.
Beide partijen kunnen zich er in vinden dat verder ieder houdt wat hij of zij, na uitwisseling van de hiervoor genoemde zaken, onder zich heeft. De vrouw mag dus de rest van de inboedel in de woning houden. Geen van partijen stelt dat een van partijen is overbedeeld, zodat verrekening wegens overbedeling niet aan de orde is.
4.4.3
De vordering zal in deze zin worden toegewezen, zonder dwangsom, omdat de voorzieningenrechter er op vertrouwt dat partijen hun eigen afspraak netjes zullen nakomen.
4.5
De proceskosten zullen worden gecompenseerd omdat partijen voormalig echtgenoten zijn en omdat partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld. Weliswaar had de vrouw het beslag moeten opheffen, maar het afhaken van de koper had daar niets mee te maken. Voor een kostenveroordeling is op dit moment geen reden, al kan dat in de toekomst anders worden als bijvoorbeeld een reëel bod ongemotiveerd wordt geweigerd door een van partijen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de vrouw om het op 21 maart 2014 gelegde executoriale beslag op de onverdeelde helft van de woning aan het [adres] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op te heffen, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.000,- per dag of gedeelte daarvan dat zij hieraan niet voldoet, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 10.000,-,
5.2.
veroordeelt de vrouw om binnen een week na een daartoe strekkend verzoek van [bedrijf 1] te Alblasserdam haar medewerking te verlenen aan het plaatsen van een te koop-bord in de tuin,
5.3.
veroordeelt de vrouw om, zodra een kandidaat-koper een bod heeft gedaan dat de makelaar van het in 5.2 genoemde kantoor adviseert te accepteren, binnen twee weken na ontvangst van dit aanbod door de vrouw
  • ofwel dat bod te accepteren;
  • ofwel met een oordeel van een andere makelaar aan te tonen dat het bod niet passend is en tegelijk een reëel tegenbod te doen;
zulks op straffe van een dwangsom na verloop van de genoemde termijn van twee weken van € 2.000,- per dag of gedeelte daarvan dat de vrouw niet aan deze veroordeling voldoet met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 15.000,-;
5.4.
veroordeelt de vrouw om de woning uiterlijk twee weken voor een overeengekomen datum van levering te verlaten met medeneming van al het hare, en de woning onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking te stellen van de man, met dien verstande dat deze datum niet eerder gelegen kan zijn dan twee weken na het sluiten van de koopovereenkomst,
5.5.
bepaalt dat de inboedel zal worden verdeeld op de wijze zoals hiervoor onder 4.4.2 nader tussen partijen is afgesproken,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2014.
350/2567