ECLI:NL:RBROT:2014:5384

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juli 2014
Publicatiedatum
3 juli 2014
Zaaknummer
10/810235-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlokking tot moord met gebruik van geweld en bedreiging

Op 3 juli 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het uitlokken van moord. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, had de medeverdachte onder druk gezet om het slachtoffer te doden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medeverdachte, onder zware druk van de verdachte, het slachtoffer op 1 februari 2013 in Vlaardingen heeft doodgeschoten. De verdachte had de medeverdachte bedreigd met geweld en had haar gedwongen om het slachtoffer te doden door haar te intimideren en te mishandelen. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachte als geloofwaardig beoordeeld, ondersteund door objectieve bewijsmiddelen zoals naaktfoto's en getuigenverklaringen. De verdachte heeft geprobeerd de medeverdachte te manipuleren door haar te dwingen tot het afleggen van valse verklaringen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade het delict heeft uitgelokt en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaar. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die door zijn daden was veroorzaakt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de impact op de samenleving, gezien het geweld dat is gepleegd op klaarlichte dag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: [parketnummer]
Datum uitspraak: 3 juli 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman H.J. Andel, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 26 en 27 november 2013 en 12 juni 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. M. Vreugdenhil heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren met aftrek van voorarrest.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, zoals vermeld in de aangehechte bijlage II, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
NADERE BEWIJSMOTIVERING
Voor een bewezenverklaring van hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd dient beoordeeld te worden of de belastende verklaring van de medeverdachte geloofwaardig is.
Zij heeft onder meer het volgende verklaard:
In de twee weken voorafgaand aan het schietincident is de medeverdachte onder zware druk gezet door de verdachte teneinde haar te bewegen het slachtoffer dood te schieten. Zij heeft verklaard dat die druk heeft bestaan uit het van haar maken van naakt- en pornografische foto’s door de verdachte, waarbij hij heeft gedreigd die foto’s te verspreiden op social media. Tevens heeft de medeverdachte verklaard dat de verdachte haar gedurende een aantal weken herhaaldelijk heeft geduwd, geslagen en geschopt. Hij is haar daarbij constant blijven voorhouden dat zij dit aan zichzelf te wijten had omdat zij was vreemdgegaan en dat het slachtoffer dood moest. Voorts heeft de medeverdachte verklaard dat de verdachte haar meermalen heeft vastgebonden met tie rips en haar mond heeft afgeplakt met tape, waarna hij haar heeft geslagen met een riem op haar geslachtsdeel en heeft verkracht.
De verdachte heeft gedreigd hun kinderen en haar familieleden iets aan te doen als zij het slachtoffer niet zou doodschieten. Op een bepaald moment is de verdachte naar België gegaan en thuisgekomen met een wapen. De verdachte heeft in de twee weken voorafgaand aan het schietincident verzonnen welke verklaring de medeverdachte zou moeten afleggen bij de politie en heeft deze verklaring constant herhaald.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich - kort en zakelijk weergegeven - op het standpunt gesteld dat de verklaring van de medeverdachte onbetrouwbaar is. De medeverdachte heeft gedurende een aantal maanden een andere verklaring afgelegd over de toedracht en heeft deze verklaring volgehouden tot aan het moment dat haar familie druk op haar ging uitoefenen. Daarna is zij gedraaid en heeft zij in haar verklaring naar de verdachte gewezen. De verklaringen die door de familie van de medeverdachte zijn afgelegd, zijn evenmin geloofwaardig, nu deze zijn afgelegd om de medeverdachte te steunen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat belangrijke elementen uit de verklaring van de medeverdachte worden ondersteund door andere objectieve bewijsmiddelen en overige bevindingen en dat die verklaring voor het bewijs kan worden gebruikt.
naaktfoto’s
Bij de verdachte thuis zijn naaktfoto’s met een pornografisch karakter van de medeverdachte aangetroffen, hetgeen de verklaring van de medeverdachte ondersteunt.
De verdachte heeft hierover verklaard dat de medeverdachte instemde met het maken van de foto’s. Echter gelet op haar verklaring op dit punt, de aard van de foto’s, die voor de medeverdachte een vernederend karakter hebben, als ook de periode waarin deze zijn gemaakt, is zijn verklaring niet geloofwaardig.
mishandeling
Bij de aanhouding van de medeverdachte op 1 februari 2013 is door de politie geconstateerd dat haar lichaam bont en blauw was. Hiervan zijn foto’s gemaakt, welke zich in het dossier bevinden. Tevens bevindt zich in het dossier de verklaring van een Farr arts d.d. 2 februari 2013, die stelt dat deze verwondingen hooguit 1 á 2 dagen oud zijn. Dat past bij de verklaring van de medeverdachte dat zij op 29 januari 2013 is mishandeld door de verdachte, nadat zij de eerste maal naar het huis van het slachtoffer is gegaan en onverrichter zake is teruggekeerd.
tie rips en riem
Bij een doorzoeking van de woning van de verdachte en de medeverdachte zijn in een ladekast naast het echtelijke bed een riem en een geopende zak tie rips aangetroffen.
Dit ondersteunt de verklaring van de medeverdachte dat zij tijdens de verkrachtingen werd vastgebonden met tie rips en met een riem werd geslagen. De Farr arts en de politie hebben grote bloeduitstortingen geconstateerd ter hoogte van de schaamstreek, hetgeen eveneens past in de verklaring van de medeverdachte dat zij door de verdachte met een riem in de schaamstreek werd geslagen.
wapen
Getuige [getuige I] heeft verklaard dat hij rond de jaarwisseling bij de verdachte thuis is geweest en dat deze hem toen heeft gevraagd of hij in België aan een wapen kon komen.
De getuige is daar woonachtig.
Uit de verklaring van de medeverdachte en de gegevens afkomstig van de telefoon van de verdachte blijkt dat de telefoon van de verdachte in de periode van 22 januari 2013 tot en met 26 januari 2013 meerdere keren contact heeft met twee Belgisch telefoonnummers.
Blijkens de gegevens van de zendmasten straalt de telefoon van de verdachte op 26 januari 2013 een zendmast aan in de omgeving van Breda. Dit betreft de dag waarvan de medeverdachte verklaart dat de verdachte thuis is gekomen met een wapen.
Het verweer van de verdachte dat die verklaring onbetrouwbaar is omdat de familie van de medeverdachte hem slechts gedoogde maar niet wilde accepteren, is onvoldoende om de verklaring van [getuige I], die niet rechtstreeks familie is van de medeverdachte, als onbetrouwbaar te bestempelen. Bovendien wordt de verklaring van [getuige I] ondersteund door [getuige II], die heeft verklaard dat hij erbij was toen de verdachte aan [getuige I] vroeg of deze wist waar je in België aan een wapen kon komen.
bij de politie af te leggen verklaring
De medeverdachte heeft verklaard dat de verdachte heeft bedacht welke verklaringen zij zou moeten afleggen bij de politie, na het doodschieten van het slachtoffer. Dit deel van haar verklaring wordt door het volgende ondersteund.
Op de computer van de kinderen van de verdachte is een bestand aangetroffen met een brief die gericht is aan de echtgenote van het slachtoffer en die volgens de verdachte geschreven zou zijn door de medeverdachte. In deze brief wordt in grove bewoordingen uiteengezet dat de medeverdachte een relatie zou hebben met het slachtoffer. Door een digitaal specialist is achterhaald dat dit bestand pas is aangemaakt op 11 februari 2013 en dus tien dagen na de aanhouding van de medeverdachte. Omdat zij zich toen in voorlopige hechtenis bevond, kan zij dit bestand niet hebben aangemaakt. Deze bevinding past binnen het scenario dat de verdachte heeft getracht de door hem verzonnen verklaringen, die de medeverdachte diende af te leggen zo geloofwaardig mogelijk te maken.
Ook uit het opgenomen vertrouwelijke gesprek tussen de verdachte en de medeverdachte op 9 maart 2013 in de penitentiaire inrichting, blijkt dat de verdachte de medeverdachte aanwijzingen geeft over de verklaring die zij moet afleggen.
De verdachte, die weet dat hij wordt afgeluisterd, vraagt aan de medeverdachte of ze naar alles hebben gekeken en vraagt of ze wel gezegd heeft dat die van die persoon zijn en of ze gezegd heeft dat zij die nacht niet de liefde hebben bedreven.
De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte doelt op de blauwe plekken op het lichaam van de medeverdachte en dat zij heeft moeten verklaren dat die door het slachtoffer zijn veroorzaakt. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij geen weet had van de blauwe plekken omdat hij haar niet meer naakt heeft gezien in de weken voorafgaand aan het schieten. Hij lijkt in dit gesprek veilig te stellen dat de medeverdachte niet iets heeft of gaat verklaren waar anders uit zou kunnen blijken.
Hieruit blijkt dat de verklaring die de medeverdachte aanvankelijk heeft afgelegd, tevoren was afgestemd met de verdachte. De medeverdachte is immers direct na het schietincident aangehouden.
verklaring [getuige II].
[getuige II] heeft verklaard dat hij de verdachte twee maal heeft gezien en gesproken voor kerst 2012. Beide keren sprak de verdachte over het slachtoffer en hij vroeg [getuige II] tijdens het tweede gesprek of deze hem neer kon schieten. De verdachte had hem ook het telefoonnummer van het slachtoffer gegeven, dat toen door de getuige is opgeschreven.
Deze verklaring is geloofwaardig nu uit het tapgesprek tussen de nicht van de medeverdachte, [getuige III], en [getuige II] dat plaatsvindt nadat [getuige II] zijn verklaring bij de politie had afgelegd, op geen enkele wijze blijkt dat die verklaring vooraf door de familie was afgesproken. Daarnaast heeft de getuige het papiertje waarop hij destijds het telefoonnummer van het slachtoffer had genoteerd, aan de politie overhandigd.
Het verweer van de verdediging dat de verklaringen van de medeverdachte, van [getuige II] en [getuige I] niet betrouwbaar zouden zijn en derhalve niet gebezigd kunnen worden voor het bewijs, wordt op grond van het bovenstaande verworpen.
opzet van de verdachte
De verdachte heeft het opzet gehad op de dood van het slachtoffer. Tevens heeft hij het opzet gehad op het aanzetten van de medeverdachte tot het plegen van het delict.
Dit wordt te meer bevestigd door de verklaring van [getuige II]. Immers in het gesprek dat [getuige II] in december met de verdachte heeft gevoerd, is al gesproken over het doden van het slachtoffer. Dit gesprek vond plaats in de periode dat de medeverdachte niet in de echtelijke woning verbleef, maar in de opvang van het Leger des Heils of bij haar nicht [getuige III]. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat het idee om het slachtoffer te doden, afkomstig is van de verdachte.
Vervolgens heeft de verdachte, nadat de medeverdachte op 11 januari weer naar huis is gekomen, de medeverdachte overgehaald tot het plegen van het delict door haar te onderwerpen aan verschillende geweldshandelingen en bedreigingen en te benoemen dat het haar schuld was dat deze situatie was ontstaan. De verdachte heeft de medeverdachte voorzien van inlichtingen omtrent de tijd van het vrijdagmiddaggebed en heeft haar voorzien van een wapen. De medeverdachte is vervolgens op vrijdagmiddag naar de moskee gegaan en heeft het slachtoffer in zijn auto doodgeschoten.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
[medeverdachte]
op
of omstreeks 01 februari 2013 te Vlaardingen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft [medeverdachte] opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een of meer kogels in/door het hoofd van die [slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welk feit hij, verdachte
in ofomstreeks de periode van 15 januari 2013 tot en met
1 februari 2013 te Vlaardingen
en/of Rotterdam, door
misbruik van gezag en/ofgeweld en
/ofbedreiging en
/ofdoor het verschaffen
van gelegenheid en/ofmiddelen en
/ofinlichtingen, opzettelijk heeft uitgelokt door
- die [medeverdachte] meermalen
te gebieden /op te dragen om [slachtoffer]
om
het leven te brengen /te vermoorden en
/of
- die [medeverdachte] meermalen te dreigen met (zware) mishandeling en
/ofde dood
indien die [medeverdachte] weigerde om [slachtoffer]
om het leven te brengen /te
vermoorden en
/of
- meermalen, althans eenmaal te dreigen om een of meer familieleden van die
[medeverdachte] iets aan te doen, indien die [medeverdachte] weigerde om [slachtoffer]
om het leven te brengen / te vermoorden en/of
- die [medeverdachte] meermalen (dagelijks) te mishandelen en/of uit te schelden
en/of
- die [medeverdachte] meermalen te verkrachten en/of daarbij die [medeverdachte] op het bed
vast te binden en/of haar mond af te plakken/tapen en/of (daarbij) die
[medeverdachte] met een riem te slaan en/of
- een of meer naaktfoto's van die [medeverdachte] en
/ofpornografische foto's van
die [medeverdachte] en
/ofverdachte tezamen te maken en
/of(daarbij) (vervolgens)
te dreigen om deze foto's te verspreiden
en/ofop het internet
te plaatsen,
althans openbaar te maken, indien die [medeverdachte] weigerde om [slachtoffer]
om het leven te brengen /te vermoorden en
/of
- ( aan) die [medeverdachte] een vuurwapen te verstrekken en
/of(daarbij)
(vervolgens) aan die [medeverdachte] te laten zien
/ uit te leggenhoe een
vuurwapen werkt
/ moet worden gebruikten
/of
- aan die [medeverdachte] mede te delen op welk tijdstip op 01 februari 2013
[slachtoffer] zich op een bepaalde locatie zou bevinden, om vervolgens die
[medeverdachte] te gebieden om, in het bezit van voornoemd vuurwapen, naar deze
locatie te gaan, ten einde aldaar [slachtoffer] dood te schieten;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEIT
Het bewezen feit levert op:

uitlokking tot moord

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft de medeverdachte aangezet tot moord. Hij heeft dit gedaan door de medeverdachte op verschillende manieren onder druk te zetten.
Met het plegen van dit feit heeft de verdachte het slachtoffer het meest fundamentele recht, het recht op leven, ontnomen. Hij heeft daarmee bovendien de nabestaanden een onherstelbaar verlies en onnoemelijk veel leed aangedaan.
De verdachte wilde het slachtoffer, een geliefde echtgenoot en vader, uit de weg ruimen en heeft zijn medeverdachte gruwelijke dingen aangedaan om haar tot deze daad aan te zetten en vervolgens getracht zijn eigen betrokkenheid te verdoezelen. Dat is een nietsontziende en lafhartige daad.
Een dergelijk feit is zeer schokkend voor de rechtsorde en veroorzaakt gevoelens van onrust, angst en onveiligheid in de samenleving, temeer nu het slachtoffer op klaarlichte dag in een drukke straat is doodgeschoten.
De psychiater, J.M.J.F. Offermans en de klinisch psycholoog, B. Koudstaal hebben een rapport over de verdachte opgemaakt d.d. 21 november 2013. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een narcistische persoonlijkheidsstoornis en er zijn aanwijzingen voor psychopathische trekken die zich manifesteren binnen de relaties met anderen. Verder is er sprake van een duidelijke gekrenktheid bij de verdachte ten aanzien van het ‘vreemdgaan’ van de medeverdachte. De verdachte kan als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Door de officier van justitie is een gevangenisstraf van 18 jaren geëist. De rechtbank komt tot een lagere straf omdat zij rekening houdt met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en de volledige toerekeningsvatbaarheid van de medeverdachte. De rechtbank acht het passend dat beiden even zwaar worden bestraft.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJ EN SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
[benadeelde partij I]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij I], wonende te Rotterdam, ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 79.944,- aan materiële schade.
De gevorderde materiële schade bestaat uit gederfde inkomsten nu het bedrijf van haar man na zijn dood failliet is gegaan. Het gevorderde bedrag zal worden gebruikt de schulden uit de failliete boedel af te lossen.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en om die reden niet ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd nu een financieel adviesbureau een stuk heeft opgemaakt met betrekking tot de jaarcijfers van de onderneming van [slachtoffer].
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededader onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
[Benadeelde partij II]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [Benadeelde partij II], wonende te Rotterdam, ter zake van het tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.416,- aan materiële schade.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht en de verdachte de vordering van de benadeelde partij niet heeft betwist, zal deze worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededader onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Behalve op het reeds genoemde artikel is gelet op de artikelen 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vordering van de benadeelde partij [Benadeelde partij I], wonende te Vlaardingentoe tot een bedrag van
79.944,- en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 79.944,-(hoofdsom
negenenzeventig duizend negenhonderd vierenveertig euro); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 79.944,-vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
365 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
wijst de vordering van de benadeelde partij [Benadeelde partij II], wonende teRotterdam toe tot een bedrag van
€ 1.416,-en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.416,-(hoofdsom
veertienhonderd en zestien euro); beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 1.416,-vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
24 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. H.J.M. van der Kaaij en W.L. van der Bijl-de Jong, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.H. Eelderink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juli 2014.
Bijlage I bij vonnis van 3 juli 2014:
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
[medeverdachte]
op of omstreeks 01 februari 2013 te Vlaardingen, opzettelijk en met
voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, immers heeft [medeverdachte] opzettelijk en na kalm beraad en rustig
overleg, met een vuurwapen een of meer kogels in/door het hoofd van die
[slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welk feit hij, verdachte in of omstreeks de periode van 15 januari 2013 tot en
met 01 februari 2013 te Vlaardingen en/of Rotterdam, door misbruik van gezag
en/of geweld en/of bedreiging en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen, opzettelijk heeft uitgelokt door
- die [medeverdachte] meermalen te gebieden / op te dragen om [slachtoffer] om
het leven te brengen / te vermoorden en/of
- die [medeverdachte] meermalen te dreigen met (zware) mishandeling en/of de dood
indien die [medeverdachte] weigerde om [slachtoffer] om het leven te brengen / te
vermoorden en/of
- meermalen, althans eenmaal te dreigen om een of meer familieleden van die
[medeverdachte] iets aan te doen, indien die [medeverdachte] weigerde om [slachtoffer]
om het leven te brengen / te vermoorden en/of
- die [medeverdachte] meermalen (dagelijks) te mishandelen en/of uit te schelden
en/of
- die [medeverdachte] meermalen te verkrachten en/of daarbij die [medeverdachte] op het bed
vast te binden en/of haar mond af te plakken/tapen en/of (daarbij) die
[medeverdachte] met een riem te slaan en/of
- een of meer naaktfoto's van die [medeverdachte] en/of pornografische foto's van
die [medeverdachte] en/of verdachte tezamen te maken en/of (daarbij) (vervolgens)
te dreigen om deze foto's te verspreiden en/of op het internet te plaatsen,
althans openbaar te maken, indien die [medeverdachte] weigerde om [slachtoffer]
om het leven te brengen / te vermoorden en/of
- ( aan) die [medeverdachte] een vuurwapen te verstrekken en/of (daarbij)
(vervolgens) aan die [medeverdachte] te laten zien / uit te leggen hoe een
vuurwapen werkt / moet worden gebruikt en/of
- aan die [medeverdachte] mede te delen op welk tijdstip op 01 februari 2013
[slachtoffer] zich op een bepaalde locatie zou bevinden, om vervolgens die
[medeverdachte] te gebieden om, in het bezit van voornoemd vuurwapen, naar deze
locatie te gaan, ten einde aldaar [slachtoffer] dood te schieten;
(Art. 289 jo 47 lid 1 sub 2 Wetboek van Strafrecht)
art 289 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 01 februari 2013 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade
een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers
heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk
en na kalm beraad en rustig overleg,met een vuurwapen een of meer kogels
in/door het hoofd van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 01 februari 2013 te Vlaardingen, opzettelijk en met
voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft
doen beroven, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig
overleg,
(door) [medeverdachte] met een vuurwapen een of meer kogels in/door het hoofd
van die [slachtoffer] laten schieten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is
overleden;
(Art. 289 jo 47 lid sub 1 Wetboek van Strafrecht)
art 289 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte]
op of omstreeks 01 februari 2013 te Vlaardingen opzettelijk en met
voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, immers heeft die [medeverdachte] opzettelijk en na kalm beraad en rustig
overleg, met een vuurwapen een of meer kogels in/door het hoofd van die [slachtoffer]
geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode
van 15 januari 2013 tot en met 01 februari 2013 te Vlaardingen en/of
Rotterdam, althans elders in Nederland en/of in Belgie opzettelijk behulpzaam
is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft door
- een vuurwapen aan te schaffen en/of
- een vuurwapen aan die [medeverdachte] te verstrekken en/of (daarbij) (vervolgens)
aan die [medeverdachte] te laten zien / uit te leggen hoe een vuurwapen werkt /
moet worden gebruikt en/of
- ( vervolgens) aan die [medeverdachte] mede te delen op welk tijdstip op
01 februari 2013 [slachtoffer] zich op een bepaalde locatie zou bevinden,
(om vervolgens die [medeverdachte] te gebieden om, in het bezit van voornoemd
vuurwapen, naar deze locatie te gaan, ten einde aldaar [slachtoffer] dood
te schieten);
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht