ECLI:NL:RBROT:2014:5361

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2014
Publicatiedatum
3 juli 2014
Zaaknummer
10/650351-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van seksueel binnendringen en mishandeling met bedreiging

In de zaak tegen de verdachte, die op 8 juli 2014 door de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, stond de vrijspraak van seksueel binnendringen van een bewusteloos slachtoffer centraal. De verdachte had op 15 november 2013 te Rotterdam de aangeefster, [slachtoffer 2], ontmoet en was met haar naar haar huis gegaan. Beide partijen waren onder invloed van alcohol en drugs. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat er sprake was van wederzijdse instemming, niet ongeloofwaardig was. De aangeefster had verklaard dat zij die avond 'out' was gegaan, maar de rechtbank vond dat de bewijsmiddelen niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen voor het seksueel binnendringen. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van dit feit.

Daarnaast was er een tweede feit aan de orde, waarbij de verdachte [slachtoffer 1] had mishandeld en bedreigd. De rechtbank oordeelde dat de bewezenverklaring van de mishandeling en bedreiging niet wettig en overtuigend was, en sprak de verdachte ook hiervan vrij. De rechtbank concludeerde dat de verdachte weliswaar de onder 2 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde feiten had begaan, maar dat de omstandigheden van de mishandeling niet van dien aard waren dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn afhankelijkheid van cannabis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De rechtbank achtte de verdachte volledig toerekeningsvatbaar, ondanks de psychologische rapporten die een hoog recidiverisico aangaven. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/650351-13
Datum uitspraak: 8 juli 2014
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:[adres],
raadsman J.[slachtoffer 2]Spigt, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 juni 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. N. Jager heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van de onder 3 ten laste gelegde omstandigheden, anders dan een mes op de keel van [slachtoffer 1] zetten en haar dreigend de woorden toe te voegen “ik gooi je uit het raam”;
- bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde, dit laatste feit voor zover betreffende het op de keel van [slachtoffer 1] zetten van een mes en haar dreigend de woorden toevoegen “ik gooi je uit het raam”;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
VRIJSPRAAK
Feit 1:
Feiten
De verdachte en aangeefster [slachtoffer 2]Schouwenaar (hierna: [slachtoffer 2]) kennen elkaar. Vast staat dat zij elkaar in de avond van 15 november 2013 te Rotterdam op straat hebben ontmoet en dat de verdachte met [slachtoffer 2] mee is gegaan naar haar huis om daar de nacht door te brengen. Vast staat ook dat zowel de verdachte als [slachtoffer 2] onder invloed was van alcohol en verdovende middelen. Het sperma dat in en op [slachtoffer 2] is aangetroffen is van de verdachte.
Vrijspraakmotivering
Tegenover de verklaring van [slachtoffer 2] dat zij die avond volledig ‘out’ is gegaan en pas de volgende ochtend bemerkte dat zij sperma in en om haar vagina had, staat de verklaring van de verdachte op de terechtzitting dat hij en [slachtoffer 2] met wederzijdse instemming seks hebben gehad. De bewijsmiddelen in het dossier discrimineren niet tussen beide scenario’s die op zichzelf genomen ook niet zo onwaarschijnlijk zijn dat zij om die reden buiten beschouwing zouden moeten blijven.
De aanvankelijke ontkenning van de verdachte dat er seks is geweest is weliswaar leugenachtig, maar de verdachte is van deze leugen teruggekomen. Voor deze proceshouding heeft de verdachte bovendien een verklaring gegeven. Hij zou angst hebben gehad dat zijn huidige relatie de waarheid niet zou overleven. Daarnaast laat de verklaring van aangeefster dat ze ‘out’ is gegaan bovendien de mogelijkheid open dat de seks bij bewustzijn is geweest maar haar herinneringen aan dat bewustzijn door de combinatie van drank en drugs verloren zijn gegaan. Kort en goed, de alternatieve lezing van de verdachte kan ook niet als ongeloofwaardig of als onaannemelijk terzijde worden geschoven.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen zodat de verdachte zal worden vrijgesproken.
Feit 2:
Onder de gegeven omstandigheden, meer in het bijzonder het beperkte letsel bij het slachtoffer, zijn de ‘kopstoten’ waarvan bewezen zal worden verklaard dat die door de verdachte aan het slachtoffer zijn gegeven niet van dien aard geweest dat de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat het slachtoffer als gevolg van die kopstoten zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen. Het primair ten laste gelegde is daarom niet wettig en overtuigend bewezen zodat de verdachte zal worden vrijgesproken.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de onder 2 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
2
subsidiair:
hij op 9 oktober 2013 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon te weten[slachtoffer 1], meermalen,
- ( met kracht) aan de haren heeft getrokken en
- op het hoofd, heeft geslagen en- kopstoten heeft gegeven en
- op de voeten heeft getrapt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
3.
hij op 9 oktober 2013 te Rotterdam,[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een mes op de keel van die [slachtoffer 1] gezet en
daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd :
-"ik gooi je uit het raam"
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:

Feit 2 subsidiair: mishandeling.

Feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van zijn bijna 20 jaar oudere echtgenote. Door zijn handelen heeft de verdachte niet alleen pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt, maar zijn handelen heeft ook tot psychische schade bij het slachtoffer geleid, zoals blijkt uit de door haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. De verdachte heeft de feiten grotendeels ontkend. Hij heeft ook geen spijt betuigd. Bovendien is hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 juni 2014 reeds eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan ook op zijn plaats.
De rechtbank heeft gelet op de volgende rapporten over de verdachte opgemaakt:
  • het reclasseringsadvies van BoumanGGZ van 7 april 2014;
  • het rapport van drs. J.J. van der Weele, psycholoog NIP/BIG, van 28 april 2014; en
  • het rapport van G.H.E. Van Hoecke, psychiater, van 1 mei 2014.
Uit deze rapporten blijkt dat bij de verdachte sprake is van afhankelijkheid van cannabis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, met name een narcistische en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Het vermogen van de verdachte om opkomende impulsen van agressieve aard te controleren is in enige mate beperkt. Echter, de psycholoog concludeert dat dit ten tijde van de bewezen verklaarde feiten hooguit in zeer lichte mate een rol heeft gespeeld. De verdachte wordt ten aanzien van die feiten dan ook als volledig toerekeningsvatbaar beschouwd. BoumanGGZ schat het recidiverisico in als hoog gemiddeld, maar bijzondere voorwaarden en interventies/behandelingen worden vooralsnog niet geïndiceerd.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 2]Schouwenaar, wonende te Rotterdam, ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 7.500,-- aan voorschot immateriële schade.
Nu de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, zal deze vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op artikelen 56, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. J. van den Bos en L.J.J. Rogier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Lepelaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2014.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 8 juli 2014.
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 15 november 2013 te Rotterdam, met iemand, te weten [slachtoffer 2], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 2] in staat van bewusteloosheid en/of verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer 2] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], namelijk het brengen en/of houden van zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer 2].
2.
hij op of omstreeks 9 oktober 2013 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd[slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die Ling meermalen zogenaamde kopstoten heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 oktober 2013 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten[slachtoffer 1]), meermalen, althans eenmaal (telkens)
- ( met kracht) aan de haren heeft getrokken en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd, heeft geslagen en/of
- zogenaamde kopstoten heeft gegeven en/of
- op de voeten heeft getrapt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
3.
hij op of omstreeks 9 oktober 2013 te Rotterdam,[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een mes aan die [slachtoffer 1] getoond en/of voorgehouden en/of
- een mes op de keel van die [slachtoffer 1] gezet en/of
- met een mes een snijdende beweging op de keel van die [slachtoffer 1] gemaakt, en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd (van de strekking):
-"ik pak een bijl, dan hak ik je voet eraf en dan laat ik je doodbloeden, ik wil bloed zien" en/of
-"ik gooi je uit het raam" en/of
-"ik snij je keel door".