In de zaak tegen de verdachte, die op 4 mei 2013 betrokken zou zijn geweest bij een gewelddadig incident in eetcafé Panorama te Rotterdam, heeft de rechtbank Rotterdam op 8 juli 2014 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, maar ontkende elke betrokkenheid. Tijdens de terechtzitting verklaarde de verdachte dat hij buiten stond te roken en pas naar beneden ging toen hij hoorde dat er een ruzie was. Hij beweerde niet met een riem te hebben geslagen, maar had deze wel in zijn hand. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld. De verklaringen van getuigen waren tegenstrijdig en de rechtbank concludeerde dat de verdachte niet de persoon was die het geweld had gebruikt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank benadrukte dat de beslissing was genomen op basis van de beschikbare bewijsmiddelen en de verklaringen van getuigen, die niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen.