Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van de kantonrechter van 7 februari 2014;
- de akte van [eiser].
2.De verdere beoordeling
3.De beslissing
25 juni 2014voor vonnis.
1729
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, ging het om de betaling van griffierecht door de eiser, die in conventie optrad tegen de besloten vennootschap VLM Nederland B.V. De procedure volgde na een verwijzing door de kantonrechter, waarbij de eiser een verhoging van het griffierecht verschuldigd was. De eiser stelde dat hij tijdig een bedrag van € 4,-- had betaald, maar dat er later een nota volgde voor een hoger bedrag van € 77,--. De rechtbank diende te beoordelen of de eiser aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan en of er sprake was van verwarrende informatie van de rechtbank die aanleiding gaf tot toepassing van de hardheidsclausule.
De rechtbank oordeelde dat de eiser, op basis van de informatie die hij had ontvangen, mocht aannemen dat hij slechts € 4,-- verschuldigd was. De rechtbank concludeerde dat de eiser deze verhoging tijdig had betaald, en dat de verwarring over het hogere bedrag van € 77,-- voortkwam uit onduidelijke communicatie van de rechtbank. Hierdoor was er aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen, wat betekende dat de rechtbank geen consequenties verbond aan de mogelijk te late betaling van het hogere griffierecht. De zaak werd vervolgens inhoudelijk behandeld, en de rechtbank bepaalde een roldatum voor het wijzen van vonnis.
Het vonnis werd uitgesproken op 14 mei 2014 door mr. Th. Veling, en de rechtbank bevestigde dat de zaak verder behandeld zou worden, waarbij de verwarring over de griffierechten niet ten nadele van de eiser zou komen.