Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
met ingang van 10 april 2014 om 10.00, uur, althans niet eerder dan het moment dat
Rechtbank Rotterdam
Op 9 april 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevond op grond van een bevel tot verlenging van de gevangenhouding. De verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. J.P. Plasman, heeft verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis. Tijdens de zitting zijn de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman gehoord. De rechtbank heeft, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, besloten het verzoek tot schorsing toe te wijzen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte in beginsel zijn berechting in vrijheid mag afwachten, mits hij zich houdt aan bepaalde voorwaarden.
De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst onder de voorwaarde dat er een borgsom van 40.000 euro wordt gestort op een door de officier van justitie opgegeven rekeningnummer. Daarnaast zijn er meerdere voorwaarden opgelegd, waaronder dat de verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van een eventuele straf mag onttrekken, medewerking moet verlenen aan identificatie, en zich gedurende de schorsingsperiode niet aan strafbare feiten mag schuldig maken. De verdachte moet ook verschijnen op de zittingen en zijn paspoort ter beschikking stellen aan de officier van justitie.
De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam, met mr. T.B. Trotman als voorzitter en mrs. B. Dijkers en R. in het Veld als rechters. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van griffier J.P. van der Wijden en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. De officier van justitie is belast met de tenuitvoerlegging van deze beschikking en brengt deze ter kennis van de verdachte.