In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2014, betreft het een geschil tussen de besloten vennootschap Fender Trade B.V. en drie gedaagden over de opzegging van een reisbevrachtingsovereenkomst. De overeenkomst was gesloten voor het vervoer van magnesiet van Rotterdam naar Enns, Oostenrijk, met het schip ms Adato. Op 15 december 2012 meldde de vervrachter, [gedaagde 1], dat de generatormotor van het schip defect was geraakt, waardoor de reis niet kon worden uitgevoerd. Fender Trade stelde [gedaagde 1] aansprakelijk voor de kosten van vervangend vervoer en vorderde betaling van een bedrag van € 18.353,99.
De rechtbank oordeelde dat het CMNI-verdrag van toepassing was op de bevrachtingsovereenkomst, maar dat dit verdrag geen regeling bevatte voor de opzegging door de bevrachter bij beschadiging van het schip. De rechtbank concludeerde dat de opzegging van de overeenkomst door [gedaagde 1] gerechtvaardigd was, omdat de generatormotor zodanig beschadigd was dat herstel niet binnen redelijke tijd mogelijk was. De kantonrechter oordeelde dat de beslissing van [gedaagde 1] om de overeenkomst op te zeggen, gezien de omstandigheden op het moment van de opzegging, redelijk was.
Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van Fender Trade af en veroordeelde haar in de proceskosten. De kosten aan salaris voor de advocaat werden begroot op € 600, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis benadrukt de toepassing van het CMNI-verdrag in combinatie met het Nederlandse recht en de verantwoordelijkheden van de vervrachter in geval van schade aan het schip.