ECLI:NL:RBROT:2014:5252

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2014
Publicatiedatum
30 juni 2014
Zaaknummer
2275259 CV EXPL 13-38783
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van een reisbevrachtingsovereenkomst en de toepassing van het CMNI-verdrag in het Nederlandse recht

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2014, betreft het een geschil tussen de besloten vennootschap Fender Trade B.V. en drie gedaagden over de opzegging van een reisbevrachtingsovereenkomst. De overeenkomst was gesloten voor het vervoer van magnesiet van Rotterdam naar Enns, Oostenrijk, met het schip ms Adato. Op 15 december 2012 meldde de vervrachter, [gedaagde 1], dat de generatormotor van het schip defect was geraakt, waardoor de reis niet kon worden uitgevoerd. Fender Trade stelde [gedaagde 1] aansprakelijk voor de kosten van vervangend vervoer en vorderde betaling van een bedrag van € 18.353,99.

De rechtbank oordeelde dat het CMNI-verdrag van toepassing was op de bevrachtingsovereenkomst, maar dat dit verdrag geen regeling bevatte voor de opzegging door de bevrachter bij beschadiging van het schip. De rechtbank concludeerde dat de opzegging van de overeenkomst door [gedaagde 1] gerechtvaardigd was, omdat de generatormotor zodanig beschadigd was dat herstel niet binnen redelijke tijd mogelijk was. De kantonrechter oordeelde dat de beslissing van [gedaagde 1] om de overeenkomst op te zeggen, gezien de omstandigheden op het moment van de opzegging, redelijk was.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van Fender Trade af en veroordeelde haar in de proceskosten. De kosten aan salaris voor de advocaat werden begroot op € 600, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis benadrukt de toepassing van het CMNI-verdrag in combinatie met het Nederlandse recht en de verantwoordelijkheden van de vervrachter in geval van schade aan het schip.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 2275259 CV EXPL 13-38783
datum uitspraak:
27 juni 2014
vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Fender Trade B.V.,
vestigingsplaats: Sliedrecht,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 31 juli 2013,
gemachtigde: mr. T. Bezmalinovic te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde 1];

2. [gedaagde 2];

3. [gedaagde 3];

vestigings- c.q. woonplaats: [woonplaats],
gedaagden,
gemachtigde: mr. P.E. van Dam te Capelle aan den IJssel.
Partijen zullen hierna Fender Trade en [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd worden. Gedaagden zullen gezamenlijk worden aangeduid als [gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 31 juli 2013 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het tussenvonnis van 25 november 2013;
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 februari 2014 en de op die comparitie genomen akte houdende overlegging nadere producties aan de zijde van Fender Trade.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1.
Op 10 december 2012 is tussen Fender Trade als bevrachter en [gedaagde 1] als vervrachter een reisbevrachtingsovereenkomst (hierna: de bevrachtingsovereenkomst) gesloten tot het vervoer van circa 1000 ton magnesiet van Rotterdam naar Enns, Oostenrijk, met het aan [gedaagde 1] in eigendom toebehorende ms Adato (bouwjaar 1942, lengte 76m, breedte 8,27 m; diepgang 2,50 m, laadvermogen 1.029 ton).
2.2.
De bevrachtingsovereenkomst is door Fender vastgelegd in een charter met nummer 20120054. Deze bevat – voor zover van belang – de volgende bepalingen:
Laadtermijn: 17 december 2012 07:30 uur onder voorbehoud leegkomst […]
Lostermijn: m.b.a. maar toch binnen 16 dagen na belading […]
Vracht = € 19.000 […]
Provisie: 5% […]
Voorwaarden: CMNI voorwaarden.
2.3.
Op 15 december 2012 omstreeks 20:00 uur heeft [gedaagde 1] aan Fender Trade medegedeeld dat een generatormotor het had begeven en dat hij de reis waarschijnlijk niet kon uitvoeren. In de vroege ochtend van 16 december 2012 is scheepsreparatiebedrijf VPG Scheepsservice (hierna:VPG) aan boord geweest. Deze constateerde dat vervanging van de generatormotor de enige oplossing was. [gedaagde 1] heeft in de ochtend van 16 december 2012 aan Fender Trade medegedeeld dat zij hierdoor de reis niet zou gaan uitvoeren.
2.4.
Fender Trade heeft [gedaagde 1] op 16 december 2012 per e-mail aansprakelijk gesteld voor de kosten die gemaakt moesten worden om de lading alsnog te laten vervoeren. Fender Trade heeft deze kosten bij brief van 20 december 2012 aan [gedaagde 1] in rekening gebracht en [gedaagde 1] gesommeerd deze kosten te betalen.

3.De vordering

3.1.
Fender Trade heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen € 18.353,99 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 18 januari 2013, met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan haar vordering heeft Fender Trade – kort weergegeven – ten grondslag gelegd dat [gedaagden] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de bevrachtingsovereenkomst. Zij stelt daartoe, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, het volgende. Door het plots laten weten de reis niet uit te voeren is [gedaagde 1], en [gedaagde 2] en [gedaagde 3] op grond van artikel 18 Wetboek van Koophandel hoofdelijk, aansprakelijk voor de schade die Fender Trade als gevolg daarvan heeft geleden. De extra kosten voor vervangend vervoer bedragen € 15.045,44 en het verlies aan provisiekosten
€ 1.149,50. Voorts is voor een bedrag van € 1.210 aan overuren gemaakt in verband met het regelen van vervangend vervoer en zijn buitengerechtelijke kosten gemaakt voor een bedrag van € 949,05.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagden] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vordering, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad van Fender Trade in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en met veroordeling van Fender Trade in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
4.2.
[gedaagden] voeren daartoe – kort weergegeven – het volgende aan. Het CMNI-Verdrag (hierna: ‘CMNI’), dat van toepassing is op de bevrachtingsovereenkomst, kent geen grond voor aansprakelijkheid van de vervoerder voor de door Fender Trade gestelde schade. Voor zover Nederlands recht aanvullend van toepassing is, stelt [gedaagde 1] dat zij de bevrachtingsovereenkomst overeenkomstig artikel 8:935 BW heeft opgezegd. Voor zover nodig doet [gedaagde 1] een beroep op overmacht in de zin van artikel 8:898 BW. Voorts betwist [gedaagde 1] het bestaan en de omvang van de door Fender Trade gestelde schade. Subsidiair voert [gedaagde 1] aan dat de schade ingevolge artikel 6:101 BW voor rekening van Fender Trade dient te blijven omdat zij de gestelde schade niet voldoende heeft beperkt door (kennelijk) een te groot schip voor vervangend vervoer in te zetten.

5.De beoordeling van de vordering

5.1.
Partijen zijn het er over eens dat de bevoegdheid van deze rechtbank berust op een partijafspraak zoals bedoeld in artikel 108 lid 2 Rv.
5.2.
Omdat het om internationaal goederenvervoer over de binnenwateren gaat waarbij de laadhaven is gelegen in een Verdragsstaat (Nederland) is het Verdrag van Boedapest (CMNI) van toepassing op de bevrachtingsovereenkomst en aanvullend Nederlands recht (artikel 29 CMNI), nu de vervoerder in Nederland is gevestigd en de laadhaven zich in dit land bevindt.
5.3.
Vast staat dat partijen “CMNI voorwaarden” zijn overeengekomen. Het verweer van [gedaagde 1] dat partijen hiermee hebben beoogd de aanvullende toepassing van Nederlands recht uit te sluiten is, na betwisting daarvan, onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd zodat de rechtbank hieraan voorbij gaat.
5.4.
Het CMNI regelt wel de bevoegdheid van de vervrachter om de bevrachtingsovereenkomst op te zeggen als de afzender niet aan bepaalde verplichtingen voldoet (artikel 9 CMNI) maar bevat geen regeling voor opzegging door de bevrachter bij beschadiging van het schip. Nu gesteld noch gebleken is dat over die vraag iets geregeld is in de bevrachtingsovereenkomst dient te worden teruggevallen op de artikelen van Boek 8, titel 10, afdeling 2 BW.
5.5.
Fender Trade grondt haar vordering op de bevrachtingsovereenkomst. Allereerst dient beoordeeld te worden of het door [gedaagden] gevoerde verweer dat de bevrachtingsovereenkomst op grond van artikel 8:935 BW is beëindigd slaagt.
5.6.
[gedaagde 1] heeft aangevoerd dat zij de bevrachtingsovereenkomst heeft opgezegd omdat de generator onderweg naar de laadplek zodanig beschadigd raakte dat het naar het oordeel van [gedaagde 1] nautisch niet verantwoord was de reis voort te zetten. Zonder betrouwbaar werkende boegschroef (waartoe de defecte generator onmisbaar was) achtte [gedaagde 1] het te gevaarlijk de reis voort te zetten. Naar haar oordeel was een deugdelijk werkende boegschroef noodzakelijk om het schip veilig naar de laadplek in Rotterdam en om schip en lading veilig van Rotterdam naar Enns te brengen.
5.7.
Fender Trade betwist dat sprake is geweest van een situatie als bedoeld in artikel 8:935 lid 1 BW. Fender Trade stelt dat er geen sprake is van een ‘ernstige beschadiging’ zoals bedoeld in artikel 8:935 BW. Een noodaggregaat had de defecte generatormotor gedurende de gehele reis kunnen opvangen. Daartoe bestond echter geen noodzaak omdat [gedaagde 1] de reparatie ook na belading had kunnen en mogen uitvoeren.
5.8.
Artikel 8:935 BW bepaalt dat de vervrachter, mits hij dit zo spoedig mogelijk doet, bevoegd is de overeenkomst op te zeggen, wanneer het schip zodanig beschadigd blijkt te zijn dat het, naar het oordeel van de vervrachter, het herstel, nodig voor de uitvoering van de overeenkomst, niet waard is of dit herstel binnen redelijke tijd niet mogelijk is. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat deze wettelijke bevoegdheid van de vervrachter is opgenomen omdat de vervrachter ‘herhaaldelijk zeer snel maatregelen moet kunnen treffen’ en ‘niet in het onzekere mag verkeren omtrent zijn nog bestaande verplichtingen’. Gezien de verhoudingen in de binnenvaart is aan het oordeel van de vervrachter overgelaten of het schip al dan niet als zo ernstig beschadigd moet worden beschouwd, dat opzegging gerechtvaardigd is. Het spreekt vanzelf, dat de rechter achteraf zal kunnen oordelen, dat de vervrachter ten onrechte tot opzegging is overgegaan (MvT 14 049, p. 172).
5.9.
Artikel 8:935 BW spreekt van “herstel nodig voor de uitvoering van de overeenkomst”. Dit beperkt het aantal factoren, waarmee rekening moet worden gehouden, in zoverre dat het bedoelde herstel slechts betreft het weer in zodanige toestand brengen van het schip, dat het gedurende de nog niet verstreken duur van de overeenkomst zijn diensten kan verrichten.
5.10.
De kantonrechter stelt voorop dat bij de beoordeling achteraf uit dient te worden gegaan van de feiten en omstandigheden die op het tijdstip van de opzegging (16 december) bekend waren. Deze zijn als volgt. Volgens de bevrachtingsovereenkomst diende er op maandag 17 december 2012 te Rotterdam circa 1000 ton magnesiet geladen te worden en diende deze lading uiterlijk binnen 16 dagen na belading te worden gelost te Enns (Oostenrijk). De generatormotor is op 15 december 2012 defect geraakt. Op 16 december constateerde VPG dat vervanging de enige oplossing was. Zoals ter comparitie door [gedaagde 2] is gesteld en door Fender Trade niet is betwist, wist de monteur op dat moment niet of een nieuwe generator beschikbaar was zodat [gedaagde 2] niet kon inschatten op welke termijn de generator kon worden vervangen. Het ms Adato lag op dat moment te Driel aan de Nederrijn. Door de defecte generator was het voorschip niet goed bestuurbaar, althans [gedaagde 2] wilde niet op één generator naar Rotterdam, een grote open zeehaven met 9000 scheepsbewegingen per dag, varen. Veiligheid stond voor hem voorop.
5.11.
Op het moment dat [gedaagde 2] zijn beslissing nam, was derhalve niet bekend of het schip op korte termijn zijn diensten weer kon verrichten. Een tijdelijke voorziening was niet mogelijk. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde 2] onder de onder 5.10 vermelde omstandigheden redelijkerwijs tot zijn beslissing kon komen om de overeenkomst op te zeggen omdat herstel niet binnen redelijke tijd mogelijk was.
5.12.
Fender Trade heeft gesteld dat het ms Adato de hele reis op een noodgenerator had kunnen varen. [gedaagden] hebben hiertegen aangevoerd dat zij een Donaureis met één generator niet veilig achten. Voorts heeft Fender Trade nog gesteld dat schepen van het formaat van het ms Adato zijn vrijgesteld van een boegschroefverplichting op zijrivieren en dat de meeste grote schepen hun boegschroef niet of nauwelijks gebruiken op een zijrivier.
Wat er ook zij van de juistheid van deze stellingen (de reis van Driel in de Nederrijn naar Rotterdam en vervolgens naar Enns voert niet alleen over zijrivieren). Voor zover deze al vast zouden komen te staan doet dit niet af aan hetgeen onder 5.11 is overwogen. Het oordeel over de beschadiging van het schip is aan de vervrachter overgelaten. Deze oordeelt met het oog op veiligheid van schip en lading. De vervrachter is bij uitstek degene die kennis heeft van zijn schip en de capaciteiten daarvan en die mag beslissen over al dan niet te nemen risico’s.
5.13.
Met achteraf gebleken omstandigheden, te weten dat het ms Adato uiteindelijk van 16 tot 19 december 2012 heeft stilgelegen voor reparatie en dat de magnesiet uiteindelijk pas op 18 december is geladen in verband met de regengevoeligheid van de lading, zodat reparatie na belading wellicht een reële optie zou zijn geweest, houdt de kantonrechter geen rekening. Zoals onder 5.10 is overwogen dient immers getoetst te worden aan de op het moment van de opzegging bekende feiten en omstandigheden.
5.14.
Conclusie is dat de bevrachtingsovereenkomst terecht is opgezegd zodat de op die overeenkomst gegronde vordering zal worden afgewezen.
5.15.
Fender Trade zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kosten aan salaris voor de advocaat worden begroot op
€ 600 (twee punten maal tarief € 300).

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van Fender Trade af;
6.2.
veroordeelt Fender Trade in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde 1] begroot op € 600, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt Fender Trade in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Fender Trade niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.4.
verklaart dit vonnis voor zover het de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2014.
1573/32