Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde],
2.de naamloze vennootschapNATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V., in haar hoedanigheid van rechtsopvolgster onder algemene titel van de naamloze vennootschap RVS SCHADEVERZEKERING N.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de akte overlegging producties (producties 1 t/m 20) van [Eiser];
- de conclusie van antwoord tevens incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring
- de conclusie van antwoord in het incident tot oproeping in vrijwaring van [Eiser];
- het vonnis in het incident van 10 juli 2013;
- het tussenvonnis van 31 juli 2013;
- de brief van [Eiser] d.d. 25 september 2013 met producties 21 en 22;
- de brief van [Eiser] d.d. 1 oktober 2013 met producties 23 t/m 29;
- de conclusie van antwoord van Nationale Nederlanden,
- het proces-verbaal van comparitie van 16 oktober 2013.
2.De feiten
8 december 2011 is bewezenverklaard dat [gedaagde] voornoemde noodseinpijl grovelijk onvoorzichtig heeft afgeschoten, althans afgevuurd, in de nabijheid van [Eiser], waardoor het aan de schuld van [gedaagde] te wijten is geweest dat [Eiser] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. [gedaagde] is op grond daarvan veroordeeld tot een gevangenisstraf en een werkstraf. Het arrest van 8 december 2011 is in kracht van gewijsde gegaan.
€ 7.500,00 aan [Eiser] te betalen, bestaande uit € 1.245,45 aan materiële schade en
€ 6.254,55 aan immateriële schade.
3.Het geschil
17 april 2005 overkomen letsel als gevolg van het feit dat hij is getroffen door een door [gedaagde] afgeschoten noodseinpijl;
17 april 2005 door zijn schuld zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [Eiser], hetgeen op grond van artikel 161 Rv een onrechtmatige daad oplevert. De onrechtmatigheid is mede gegeven met het feit dat [gedaagde] nooit op deze plek, op deze wijze, met zoveel omstanders een noodseinpijl had mogen afsteken. [gedaagde] heeft de noodseinpijl niet loodrecht, maar schuin omhoog afgestoken. Dit was in strijd met de instructies van de fabrikant. Daarmee staat het onzorgvuldig handelen van [gedaagde] vast, aldus [Eiser].
Ten gevolge van het ongeval heeft [Eiser] zwaar lichamelijk en psychisch letsel opgelopen. Hij lijdt aan doofheid en een ernstige vorm van tinnitus. [Eiser] slaapt hierdoor slecht en heeft ernstige vermoeidheidsklachten. Zijn linkeroog is blijvend aangetast.
[gedaagde] is op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk voor de schade die [Eiser] heeft geleden. [Eiser] vordert zowel materiële als immateriële schadevergoeding. Naast de kosten die [Eiser] heeft moeten maken en de schade die hij in financiële zin heeft geleden als gevolg van het letsel (en nog zal lijden als gevolg van verlies van zijn verdienvermogen en zelfwerkzaamheid), heeft [Eiser] blijvend zichtbaar letsel opgelopen. Voor het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft [Eiser] recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De totale schade van [Eiser] is - blijkens de door hem overgelegde schadestaat - voorlopig becijferd op € 373.622,74. Overigens correspondeert dit niet met het bedrag dat [Eiser] in het petitum heeft opgenomen (€ 372.857,74).
€ 7.500,00 heeft gekregen voor de door hem gestelde schadeposten. Daarnaast heeft [Eiser] meerdere uitkeringen ontvangen van het Schadefonds Geweldsmisdrijven en van zijn verzekeraar. Nu [Eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij meer schade heeft geleden dan al aan hem is vergoed, heeft hij geen belang bij zijn vordering. Ter onderbouwing van zijn stelling dat [Eiser] niet-ontvankelijk is, stelt [gedaagde] voorts dat de laatste brief van [Eiser] aan [gedaagde] dateert van 12 april 2010. Deze brief bevat geen aansprakelijkstelling maar vermeldt enkel dat [Eiser] zijn rechten voorbehoudt tot het vorderen van nakoming. Pas bij dagvaarding heeft [Eiser] gemeld welke schade hij meent te hebben geleden.
Ten slotte stelt [gedaagde] dat matiging van de schade moet plaatsvinden. Volgens [gedaagde] moet tevens rekening worden gehouden met de gedragingen van [Eiser] zelf. [Eiser] was geen toevallig passerende passant, maar heeft zich bewust begeven in de richting van ongeregeldheden voorafgaand aan de voetbalwedstrijd in voetbalstadion De Kuip. Bovendien was [Eiser] destijds onder invloed van drugs en heeft hij ook na het ongeval nog drugs gebruikt, hetgeen van invloed kan zijn geweest op zijn herstel, aldus [gedaagde]. Verder dient de schade op grond van de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] te worden gematigd.
Nationale Nederlanden gaat in haar conclusie van antwoord - uit proceseconomisch oogpunt - niet in op de (hoogte van de) schade van [Eiser]. Zij heeft de rechtbank verzocht een oordeel over de omvang van de schade aan te houden en heeft zich daarbij uitdrukkelijk het recht voorbehouden om de omvang van de schade in een later stadium te betwisten.
4.De beoordeling
Ontvankelijkheid
12 april 2010 heeft bedoeld een beroep te doen op verjaring ex artikel 3:310 lid 1 BW, wordt dit verweer verworpen. De brief van [Eiser] (althans zijn advocaat) van 12 april 2010 wordt beschouwd als een schriftelijke mededeling waarin [Eiser] zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming heeft voorbehouden ex artikel 3:317 lid 1 BW. In die brief is immers duidelijk vermeld dat [Eiser] zich alle rechten voorbehoudt om nakoming te vorderen van de verplichting van [gedaagde] tot vergoeding van de door [Eiser] geleden schade, zowel materieel als immaterieel. Het moet voor [gedaagde] voldoende duidelijk zijn geweest waarvoor [Eiser] zich het recht op nakoming heeft voorbehouden, ook zonder vermelding van de concrete schadeposten van [Eiser]. Met deze brief is de lopende verjaring derhalve (tijdig) gestuit.
in theoriezou kunnen worden aangemerkt als een vuurwapen in de zin van artikel 1 sub 3 WWM. Echter, volgens [Eiser] ziet de wapenclausule alleen op schietwapens (zoals pistolen) gelet op de wetsgeschiedenis van de WWM. De wapenclausule ziet niet op vrij verkrijgbare middelen, zoals noodseinpijlen, aldus [Eiser].
Toetsing Wet wapens en munitie
Opmerking verbalisant:
In artikel 4 onder g van de WWM is bepaald dat door de Minister van Veiligheid en Justitie vrijstelling kan worden verleend voor bepaalde type noodsignaalmiddelen. De verschillende vrijstellingen voor noodsignaalmiddelen zijn uitgewerkt in hoofdstuk 11 van de Regeling wapens en munitie (hierna: RWM), onder meer in artikel 22 RWM.
Op grond van de artikelen 28 en 29 WWM wordt door de korpschef verlof verleend voor het voorhanden of dragen hebben van een wapen behorend tot categorie III aan personen van achttien jaar of ouder die redelijkerwijs kunnen aantonen over een vaartuig te beschikken waarmee op ruim water wordt gevaren en die wensen te beschikken over noodsignaalmiddelen die niet onder de vrijstelling van artikel 22 RWM vallen.
Ten slotte wordt het beroep van [Eiser] op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid verworpen. Dat [gedaagde] mogelijk geen verhaal biedt voor de door [Eiser] geleden schade, vormt geen aanleiding om het beroep van Nationale Nederlanden op de wapenclausule te passeren.
904,00(2,0 punten × tarief II € 452,00)
5.De beslissing
26 februari 2014voor het nemen van een akte door [Eiser] en [gedaagde] waarin zij zich uitlaten uitsluitend ter zake van de aangekondigde deskundigenberichten (r.o. 4.30-32),