ECLI:NL:RBROT:2014:4964

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2014
Publicatiedatum
23 juni 2014
Zaaknummer
447224 / HA RK 14-238
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verschoning van de rechter in een strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 april 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot verschoning van rechter mr. R.T. van Leeuwen in een strafzaak tegen een verdachte. Het verzoek tot verschoning werd ingediend naar aanleiding van een zitting op 14 maart 2014, waar de rechter opmerkingen maakte die door de raadsman van de verdachte als vooringenomenheid werden geïnterpreteerd. De raadsman, mr. T.P. van der Eerden, stelde dat de rechter zich al had uitgesproken over de bewijsvraag, terwijl hij voornemens was om vrijspraak te bepleiten. Dit leidde tot de overweging van de raadsman om een wrakingsverzoek in te dienen. De rechter heeft vervolgens aangegeven zich te willen verschonen van de verdere behandeling van de zaak.

De verschoningskamer heeft het verzoek van de rechter beoordeeld en vastgesteld dat er sprake was van zwaarwegende aanwijzingen voor een mogelijke vooringenomenheid. De rechter had de conclusies van de raadsman niet weersproken en leek zich daarbij aan te sluiten, wat de vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd maakte. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten het verzoek tot verschoning toe te wijzen.

De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor verschoningszaken en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. J.S. Beukema. De zaak betreft een strafrechtelijke procedure met parketnummer 10/236276-13, waarbij het Openbaar Ministerie de aanklager is tegen de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor verschoningszaken
Uitspraak: 7 april 2014
Zaaknummer: 10/447224
Rekestnummer: HA RK 14-238
Parketnummer bodemprocedure: 10/236276-13
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
mr. R.T. van Leeuwen,
rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiekrecht (hierna: de rechter),
ertoe strekkende zich te mogen verschonen in de zaak van:
het Openbaar Ministerie
tegen
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie aan de [adres],
raadsman mr. T.P. van der Eerden, advocaat te Rotterdam.

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 14 maart 2014 is door de rechter behandeld de tegen verdachte aanhangig gemaakte strafzaak.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft de rechter mondeling verzocht zich te mogen verschonen.
De verschoningskamer heeft kennis genomen van het dossier van de hiervoor
omschreven procedure waaronder het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting.
De rechter, alsmede de verdachte en zijn raadsman zijn verwittigd van de datum en het
tijdstip waarop het verzoek om verschoning zou worden behandeld en zijn voor de zitting
uitgenodigd.
Ter zitting van 24 maart 2014, alwaar het verzoek om verschoning is behandeld, zijn
verschenen mr. T.P. van Eerden en de officier van justitie mr. E.M. Loppé.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

2.1
De rechter heeft zijn verzoek tot verschoning niet nader onderbouwd.
2.2
Namens de procespartijen is verzocht het verzoek van de rechter toe te wijzen.
De raadsman heeft ter zitting de gang van zaken tijdens de zitting op 14 maart 2014 geschetst. Volgens de raadsman reageerde de rechter op het strafblad van de verdachte met woorden van de strekking “en dan nu weer zo’n incident”. De raadsman heeft daarop aangegeven dat de rechter zich al uitsprak over de bewijsvraag terwijl hij, raadsman, voornemens was juist vrijspraak te bepleiten. De rechter zou daarop, ook blijkens het proces-verbaal, gezegd hebben dat hij geen reden zag om aan de getuigenverklaringen te twijfelen en volgens de raadsman min of meer beaamd hebben dat daarmee de bewijsvraag eigenlijk al was beantwoord. De raadsman heeft vervolgens aangegeven dat hij een wrakingsverzoek overwoog en heeft de rechter voorts in overweging gegeven zich te verschonen waarop de rechter heeft aangegeven dat hij zich zou verschonen van de behandeling van de zaak.

3.De beoordeling

3.1
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Het verloop van de zitting, zoals dat blijkt uit het proces-verbaal en uit de beschrijving van de raadsman, die verder niet door de rechter is betwist, vormt een zwaarwegende aanwijzing in de zin van 3.1. Belangrijkste element in dat oordeel is het feit dat de rechter de conclusie die de raadsman kennelijk op de zitting heeft getrokken niet van zich heeft geworpen of weersproken, maar zich daar min of meer bij leek aan te sluiten.
Het verzoek wordt gelet op het voorgaande toegewezen.

4.De beslissing

wijst toe het verzoek van mr. R.T. van Leeuwen om zich te mogen verschonen van de (verdere) behandeling van de procedure met kenmerk 10/236276-13
tussen het openbaar ministerie en de verdachte [naam verdachte].
Deze beslissing is gegeven op 7 april 2014 door mr. P.H. Veling voorzitter,
mrs. A.P. Hameete en H. van Lokven-van der Meer, rechters.
Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-