Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
mr. J.J. van den Berg, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiekrecht (hierna: de rechter).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 7 april 2014 een wrakingsverzoek toegewezen. De raadsman van de verzoeker had voorafgaand aan de zitting van 5 maart 2014 geprobeerd toegang te krijgen tot het dossier van de zaak, maar dit was niet gelukt. Hierdoor heeft de raadsman een aanhoudingsverzoek ingediend. Toen het leek dat dit verzoek zou worden afgewezen, merkte de raadsman op dat dit mogelijk een grond voor wraking zou kunnen zijn. De reactie van de rechter op deze opmerking was negatief; hij stelde vragen over de identiteit van de raadsman en gaf aan een klacht tegen hem te willen indienen. Deze uitlatingen wekten bij de verzoeker de indruk dat de rechter niet serieus met de zaak omging, wat de schijn van vooringenomenheid opriep. De wrakingskamer oordeelde dat de woorden van de rechter zodanig waren dat ze de indruk wekten dat hij vooringenomen was ten opzichte van de verzoeker.
De wrakingskamer heeft de gang van zaken ter zitting als door de raadsman geschetst, niet betwist door de rechter, als juist beoordeeld. De raadsman had ook geprobeerd het dossier tijdig te verkrijgen, maar dit was niet gelukt, wat de situatie verder compliceerde. De rechter had in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij geen beslissing had genomen en dat hij, gezien de verstoorde verstandhouding, de strafzaak niet verder zou behandelen. De wrakingskamer concludeerde dat er uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. Daarom werd het verzoek tot wraking gegrond verklaard en toegewezen.