Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 februari 2014, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende beroep op gezag van gewijsde en niet-ontvankelijkheid wegens misbruik van procesrecht en strijd met de eisen van een goede procesorde van [gedaagde], met producties;
- de conclusie van antwoord inzake art. 236 Rv.
3.De beoordeling in het incident
Gewezen zij op rechtsoverwegingen 4.3-4.10 van dit arrest van het Hof Amsterdam:
primair- het arrest van het Hof Amsterdam bevat beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen die in de onderhavige procedure, die tussen dezelfde partijen aanhangig is, bindende kracht hebben en direct tot afwijzing van de vorderingen van Dealkent moeten leiden, zodat op grond van artikel 236 Rv (gezag van gewijsde) Dealkent in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard;
ne bis in idem-beginsel heeft gehandeld, haar handelen strijd oplevert met de goede procesorde, zij zich schuldig maakt aan misbruik van procesrecht en sprake is van rechtsverwerking vanwege haar bedoeling de gehele zaak, waarover tussen partijen gedurende twaalf jaar in drie instanties is geprocedeerd, over te doen; bovendien handelt Dealkent in strijd met de in artikel 20 lid 2 Rv neergelegde verplichting die procespartijen jegens elkaar hebben om onredelijke vertraging van de procedure te voorkomen.
Gelet op de rechtsoverwegingen uit het arrest van het Hof Amsterdam en de stellingen die Dealkent aan haar vordering in de onderhavige zaak ten grondslag legt, is niet in geschil dat [gedaagde] in de nakoming van genoemde overeenkomst met Dealkent toerekenbaar tekort is geschoten en dat op deze overeenkomst genoemde algemene voorwaarden van [gedaagde] van toepassing zijn.
In zoverreis dan ook geen sprake van een punt waarover Dealkent en [gedaagde] nog een geschil hebben als bedoeld in het eerste lid van artikel 236 Rv. Daarentegen is echter kennelijk nog wél in geschil of sprake is geweest van opzet of grove schuld (bewuste roekeloosheid) van [gedaagde] in de zin van genoemde exoneratieclausule van artikel 11 van deze algemene voorwaarden. Voor toewijzing van de vordering van Dealkent in de onderhavige zaak is een bevestigend antwoord op deze vraag noodzakelijk is; bij gebreke van opzet of grove schuld kan deze vordering immers niet worden toegewezen.
Het moet hier gaan om de gedeelten van het vonnis die noodzakelijk waren voor de beslissingen in het dictum van dat vonnis. Geen gezag van gewijsde kan derhalve worden toegekend aan overwegingen ten overvloede.
“Het hof is van oordeel dat deze stelling tardief is aangevoerd en in strijd is met een goede procesorde”
Een en ander geldt eveneens voor zover Dealkent heeft bedoeld te stellen dat een beroep op deze bepaling uit de algemene voorwaarden reeds op zichzelf naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is”.
Het hof … heeft voldaan). Overweging (b) komt dan ook neer (i) op een beoordeling van het hof dat tardief en in strijd met de goede procesorde is de (eventuele) stelling van Dealkent dat een beroep op artikel 11 van de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en (ii) op een overweging “ten overvloede” dat Dealkent wat betreft deze stelling niet aan haar stelplicht heeft voldaan.
Voor wat betreft deze overweging ten overvloede wordt verwezen naar hetgeen hierboven is overwogen in rov. 3.15: deze overweging is niet dragend voor de beslissingen in het dictum van het arrest en hieraan kan dus geen gezag van gewijsde worden ontleend. Vervolgens is aan de orde genoemde overweging (b) onder (i). Deze overweging van het hof heeft geen betrekking op het in deze procedure aan de orde zijnde geschilpunt inzake opzet of grove schuld van [gedaagde] (zie rov. 3.14 hierboven).
Uit de stellingen van Dealkent in de onderhavige procedure zijn de rechtbank geen nieuwe feiten en omstandigheden gebleken noch een ander bijzonder belang die/dat een nieuwe procedure eventueel zouden/zou rechtvaardigen. In feite is de onderhavige procedure dus een voortzetting van de vorige procedure, die reeds bij genoemde dagvaarding van Dealkent van 26 april 2002 aanhangig is gemaakt, meer dan twaalf jaar geleden derhalve.
De conclusie luidt dat de beginselen van een doelmatige rechtspleging en de proceseconomie, welke beginselen deel uitmaken van een goede procesorde, zich verzetten tegen behandeling in deze procedure van de vordering van Dealkent tot het verkrijgen van een verklaring voor recht inzake opzet of grove schuld van [gedaagde] in de zin van artikel 11 van de algemene voorwaarden van [gedaagde].
- vastrecht € 608,00
- salaris advocaat € 452,00 (1 punt x tarief € 452,00)