4.Ter zitting heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden, nu de door haar opgegeven uren niet corresponderen met de door haar werkgever betaalde uren volgens de loonstroken. Volgens verweerder is er sprake van een voorgezette handeling en is, nu de overtreding eerst na 31 januari 2013 is geconstateerd, het nieuwe sanctierecht van toepassing, zodat terecht over het totale benadelingbedrag een boete is opgelegd van 100%. Verweerder heeft voorts, desgevraagd, erkend dat in het bestreden besluit een onjuist boetebedrag wordt vermeld en er sprake is van een kennelijke verschrijving. Het boetebedrag is volgens verweerder gelijk aan het benadelingbedrag dat is vastgesteld op € 1.869,22.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Herziening en terugvordering
4.1Op grond van artikel 22a, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW herziet het UWV, onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van uitkering en terzake van weigering van uitkering, een dergelijk besluit of trekt het dat in indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 24, 25 of 26 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering.
Op grond van artikel 25 van de WW, voor zover hier van belang, is de werknemer verplicht aan het UWV op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mede te delen, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering, of op het bedrag van de uitkering dat aan de werknemer wordt betaald.
Op grond van artikel 101, eerste lid, van de WW stelt het UWV een uitkeringsreglement werkloosheidsverzekeringen vast.
Op grond van het tweede lid, voor zover hier van belang, bevat het uitkeringsreglement, onverminderd het elders in deze wet dienaangaande bepaalde, bepalingen omtrent:
a. voorschriften ten behoeve van een doelmatige controle, die ten aanzien van de werknemers moeten worden genomen;
(…)
d. andere voorwaarden, die aan het ontvangen van uitkering zijn verbonden;
(…)
f. samenloop van uitkering en inkomsten uit of in verband met arbeid.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van het Uitkeringsreglement WW 2009 doet de werknemer op het wijzigingsformulier onverwijld en uit eigen beweging opgave van de feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de uitkering.
Op grond van het tweede lid vult de werknemer, indien het UWV daar om verzoekt, een inkomstenformulier in. De werknemer stuurt dit inkomstenformulier aan het UWV binnen een door het UWV aangegeven redelijke termijn.
Op grond van het derde lid is de werknemer, gedurende de periode waarover hij de inkomstenformulieren invult, ontheven van de verplichting bedoeld in het eerste lid, voor zover deze verplichting ziet op de gegevens die op het inkomstenformulier uitgevraagd worden.
4.2.De rechtbank stelt vast dat de urenopgave van [naam 2] aan verweerder grotendeels overeenkomt met de gegevens die blijken uit de loonstroken, de loonstaat en Suwinet. De opgaven van eiseres op de inkomstenformulieren komen daarmee niet overeen. De enkele omstandigheid dat eiseres, naar zij stelt, de formulieren heeft ingevuld aan de hand van de aantekeningen in haar agenda van het aantal gewerkte uren, kan hieraan niet afdoen, nu deze aantekeningen onvoldoende objectief en verifieerbaar zijn. Nu eiseres heeft aangevoerd dat de urenregistratie van [naam 2] ingewikkeld was had het op haar weg gelegen om hierover tijdig duidelijkheid te verkrijgen en verweerder daarover tijdig te informeren.
Verweerder heeft daarom terecht vastgesteld dat eiseres haar inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 25 van de WW niet volledig is nagekomen. Verweerder was daarom gehouden om tot herziening en terugvordering over de gaan. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunt om te oordelen dat verweerder de omvang van de herziening en het bedrag van de terugvordering onjuist heeft vastgesteld. Anders dan eiseres stelt blijkt uit de stukken niet dat verweerder ervan uitgaat dat eiseres slechts 397,75 uur aan werkzaamheden zou hebben gemeld. Zoals ter zitting besproken is in het bestreden besluit het bedrag van de terugvordering ten onrechte bepaald op € 1.876,12, daar in besluit 1 dit bedrag reeds was bepaald op € 1.869,22. De rechtbank ziet dit als een kennelijke verschrijving, waarin geen grond is gelegen voor vernietiging van het bestreden besluit. In hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd heeft verweerder geen reden hoeven zien om wegens dringende redenen af te zien van herziening en terugvordering.
5.1Op 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Wet aanscherping) in werking getreden. Hierbij is de bestuurlijke boete in het kader van de WW in geval van niet naleving van de inlichtingenplicht aanzienlijk verhoogd.
Op grond van artikel XXV, eerste lid, van de Wet aanscherping blijft ten aanzien van beboetbare overtredingen die zijn voorzien bij of krachtens de wetten die bij deze wet zijn gewijzigd en die zijn begaan uiterlijk op de dag voor de dag waarop deze wet of het desbetreffende onderdeel daarvan in werking is getreden, het recht, met inachtneming van het tweede lid, van toepassing zoals dat gold op die dag.
Op grond van het tweede lid blijft ten aanzien van beboetbare overtredingen die zijn voorzien bij of krachtens de wetten die bij deze wet zijn gewijzigd en die zijn begaan uiterlijk op de dag voor de dag waarop deze wet of het desbetreffende onderdeel daarvan in werking is getreden en voortduren op de dag waarop deze wet of het desbetreffende onderdeel daarvan in werking is getreden, het recht van toepassing zoals dat gold op de dag voor de dag waarop deze wet of het desbetreffende onderdeel daarvan in werking is getreden, mits uiterlijk op de dertigste dag na de dag waarop deze wet of het desbetreffende onderdeel daarvan in werking is getreden de overtreding is opgeheven of geconstateerd.
5.2Op grond van artikel 27a, eerste lid, van de WW, voor zover hier van belang, zoals dit luidt sinds de inwerkingtreding van de Wet aanscherping, legt het UWV een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de werknemer van de verplichting, bedoeld in artikel 25. De bestuurlijke boete is niet lager dan de boete die op grond van het derde lid zou worden opgelegd indien er geen sprake was van een benadelingsbedrag.
Op grond van het tweede lid wordt onder benadelingsbedrag verstaan het brutobedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 25, ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering is ontvangen.
Op grond van het achtste lid kan het UWV:
a. de bestuurlijke boete verlagen indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid;
b. afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
Op grond van het tiende lid, worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete.
5.3Op grond van artikel 2, eerste lid, van het Boetebesluit Socialezekerheidswetten (Boetebesluit), zoals dat tot 1 januari 2013 gold, wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 10% van het benadelingsbedrag, met dien verstande dat zij op ten minste € 52 euro wordt vastgesteld.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van het Boetebesluit, zoals dat sinds 1 januari 2013 luidt, wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op de hoogte van het benadelingsbedrag, met dien verstande dat zij op ten minste € 150 wordt vastgesteld. Bij verminderde verwijtbaarheid wordt de bestuurlijke boete verlaagd.
Op grond van het tweede lid wordt de bestuurlijke boete naar boven afgerond op een veelvoud van € 10.
5.4Op grond van artikel 5:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt een bestuurlijke boete slechts opgelegd indien de overtreding en de sanctie bij of krachtens een aan de gedraging voorafgaand wettelijke voorschrift zijn omschreven.
Op grond van artikel 5:46, eerste lid, van de Awb bepaalt de wet de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
Op grond van het derde lid legt het bestuursorgaan, indien de hoogte van de boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, niettemin een lagere boete op, indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
5.5.Zoals onder 4.2 overwogen heeft eiseres op de inkomstenformulieren geen juiste opgave gedaan van gewerkte en verloonde uren, waardoor zij de inlichtingenplicht niet juist heeft nageleefd en waardoor teveel WW-uitkering is betaald. Verweerder was daarom bevoegd en verplicht om een boete op te leggen.
5.6Verweerder heeft op de voet van artikel 3 van zijn Uitkeringsreglement WW 2009 aan eiseres de verplichting opgelegd om op de op de formulieren vermelde retourdata de verlangde gegevens over werkzaamheden en inkomsten in te zenden. Daardoor was eiseres in zoverre ontheven van de verplichting om onverwijld en uit eigen beweging wijzigingsformulieren aan verweerder te zenden. In zoverre is ook de in artikel 25 van de WW neergelegde inlichtingenplicht nader ingevuld en in zoverre vervangen door de verplichting om periodiek een ingevuld en ondertekend inkomstenformulier in te zenden. Dit brengt mee dat in geval de op het inkomstenformulier verstrekte informatie onjuist blijkt de overtreding van de inlichtingenplicht is begaan op de dag die als retourdatum op het inkomstenformulier is vermeld. Van een zogenoemde voortdurende overtreding is, anders dan verweerder ter zitting heeft betoogd, geen sprake. In deze zaak gelden dus niet de overwegingen over de voortdurende overtreding en de met het overgangsrecht van de Wet aanscherping verband houdende overwegingen over de strafmaat als in de uitspraak van de rechtbank van 27 maart 2014 (ECLI:NL:RBROT:2014:2157). 5.7.In deze zaak betekent dit het volgende. Eiseres heeft op inkomstenformulieren die op retourdata in 2012 aan verweerder dienden te worden gezonden onjuiste informatie over de (verloonde) uren vermeld. Op de boete wegens schending van de inlichtingenplicht is in zoverre op grond van artikel XXV, eerste lid, van de Wet aanscherping het recht van toepassing zoals dat luidde tot 1 januari 2013. Volgens artikel 2, eerste lid, van het Boetebesluit werd de boete vastgesteld op 10% van het benadelingsbedrag.
Voor de periode van 17 december 2012 tot en met 13 januari 2013 diende eiseres op 14 januari 2013 het inkomstenformulier in te zenden. Eerst vanaf deze periode is op de boete het recht van toepassing zoals dat sinds 1 januari 2013 luidt. Volgens het Boetebesluit wordt de boete vastgesteld op 100% van het benadelingsbedrag. Verweerder heeft de hoogte van de boete vastgesteld op 100% van het benadelingsbedrag over de gehele periode van 26 maart 2012 tot en met 10 februari 2013. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel XXV, eerste lid, van de Wet aanscherping. Het betoog van eiseres dat de boete onevenredig hoog is, slaagt. Het beroep is in zoverre gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit, voor zover daarbij het boetebesluit is gehandhaafd, vernietigen.