ECLI:NL:RBROT:2014:457

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2014
Publicatiedatum
27 januari 2014
Zaaknummer
Onderzoek Schere
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing rechtbank op onderzoekswensen raadslieden inzake onderzoek Schere

Op 27 januari 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenbeslissing genomen in het kader van het onderzoek Schere. De rechtbank heeft alle verzoeken van de verdediging afgewogen in het licht van het verdedigingsbelang. De verdediging had verzocht om de getuige [getuige 1] en zijn vader te horen, evenals om toevoeging van hun verklaringen aan het dossier. De rechtbank oordeelde dat de beweegredenen van de getuige, die al uit de dossierstukken blijken, niet relevant zijn voor de strafmaat in deze zaak. De verzoeken werden afgewezen.

Daarnaast heeft de verdediging verzoeken gedaan om getuigen te horen en correspondentie te verstrekken, waaronder een brief van de hoofdinspecteur aan het openbaar ministerie. Ook deze verzoeken werden afgewezen. De rechtbank stelde vast dat er geen vordering van benadeelde partij was in dit strafproces, wat de afwijzing van de verzoeken verder onderbouwde.

De rechtbank heeft ook de verzoeken van de verdediging om getuigen te horen over de inzet van private personen bij de opsporing beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat private personen betrokken waren bij de opsporing, en wees ook deze verzoeken af.

Tot slot werd het verzoek van de verdediging om aanhouding van de zaak besproken. De rechtbank benadrukte dat er rekening was gehouden met de noodzaak van voortvarendheid, vooral gezien de betrokkenheid van minderjarigen en jong volwassenen. De appointering van de zaak was in september 2013 besproken en vastgesteld, en de rechtbank concludeerde dat de verdediging voldoende tijd had gehad om zich voor te bereiden op de inhoudelijke behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Strafrecht team 1
Datum uitspraak: 27 januari 2014

Beslissingen in onderzoek Schere

De rechtbank stelt voorop dat zij alle verzoeken heeft afgewogen in het kader van het verdedigingsbelang.
Dossier Up
De verdediging heeft verzocht de getuige [getuige 1] (hierna: de getuige) alsmede zijn vader als getuigen te horen en tevens alle verklaringen aan het dossier toe te voegen die door hen bij de politie zijn afgelegd.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De verdediging motiveert haar verzoeken door te stellen dat zij onderzoek wil doen naar het door de getuige gestelde motief voor publicatie. Een en ander bezien in het kader van een te voeren strafmaatverweer.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt, gelet op de eerste verklaring van de getuige en de overige inhoud van het dossier “Up”, in voldoende mate dat het examen Frans door toedoen van de getuige via het internet is verspreid. De beweegredenen van de getuige, die overigens al blijken uit de voor handen zijnde dossierstukken, zijn bij de eventuele oplegging van een straf in de onderhavige strafzaken niet relevant. De omstandigheid dat volgens de verdediging het openbaar ministerie deze getuige als klokkenluider ziet, maakt deze beoordeling niet anders.
Voor zover de verzoeken zijn gevoerd in het kader van een eventuele vordering benadeelde partij van het College voor Examens, stelt de rechtbank vast dat deze vordering er niet is in dit strafproces.
Het vorenstaande brengt mee dat alle hiervoor genoemde verzoeken worden
afgewezen.
Dubbele bestraffing?
In dit kader heeft de verdediging het verzoek gedaan tot het horen van een aantal getuigen, alsmede het verzoek gedaan tot het verstrekken van correspondentie, waaronder de brief van 12 augustus 2013 van de hoofdinspecteur [naam hoofdinspecteur] gericht aan het openbaar ministerie.
Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat met de besluiten van de directeur sprake is van een punitieve sanctie en dat de verdediging in dat kader de verzoeken heeft gedaan, worden deze
afgewezen. Voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van een punitieve sanctie, moet de rechtbank uitgaan van de onherroepelijke besluiten omtrent de examens zoals die er thans liggen en de motivering die daaraan ten grondslag ligt.
Voor zover de verzoeken zijn gedaan in het kader van de stellingname dat het openbaar ministerie, zo begrijpt de rechtbank, gehandeld heeft in strijd de beginselen van een behoorlijke procesorde door informatie te verstrekken aan de Onderwijsinspectie, waarop vervolgens de besluiten van de directeur zijn gebaseerd, worden deze verzoeken eveneens
afgewezen.
Vastgesteld moet worden dat het openbaar ministerie in augustus 2013 aan de Onderwijsinspectie de namen van de verdachten met daarbij de verdenkingen en de bewijspositie heeft verstrekt. In dat kader behoeven de getuigen derhalve niet te worden gehoord. Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat meer of andere informatie is verstrekt aan de Onderwijsinspectie door het openbaar ministerie, of in dit verband anderszins onrechtmatig is gehandeld door het openbaar ministerie, ontbreekt daarvoor een begin van aannemelijkheid.
Private opsporing
De verdediging heeft verzocht getuigen te horen omtrent de inzet van private personen bij de opsporing.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Vastgesteld wordt dat het openbaar ministerie en/of de politie gevraagd heeft aan [persoon 1]/[persoon 2] om de getuige [getuige 2] te bevragen naar de namen van mogelijke verdachten bij de examendiefstal. Dit is gebeurd nadat [getuige 2] tegenover [persoon 2] hierover al eerder in algemene zin had verklaard. Voor de stelling dat er op andere manieren sprake is geweest van betrokkenheid van private personen bij de opsporing, biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten.
De hiervoor genoemde verzoeken worden derhalve afgewezen.
De rechtbank stelt voorop dat rondom de zomer van 2013 het verzoek bij de voorzitter van de meervoudige strafkamer binnenkwam de zaak te appointeren. Het openbaar ministerie verzocht om snelle appointering opdat de zaken, zo mogelijk, voorafgaand aan de examens in 2014 zouden kunnen worden afgedaan. Bij de appointering heeft de voorzitter van de meervoudige strafkamer met dat belang rekening gehouden, alsmede met de omstandigheid dat het zaken betreft tegen minderjarigen en jong volwassenen. Bij zulke zaken dient in het bijzonder voortvarendheid te worden betracht, gelet op Europeesrechtelijke verdragen, nationale wetgeving en jurisprudentie. Om die reden is de appointering zoals zij is. Deze appointering is met alle partijen in september 2013 besproken en vastgesteld.
Op 7 november 2013 heeft er een regiezitting plaatsgevonden, bijna drie maanden vóór de inhoudelijke behandeling die vandaag een aanvang heeft genomen. In de tussenliggende periode hebben de onderzoeken die de rechtbank had bevolen, plaatsgehad. Met deze feiten en omstandigheden had de verdediging rekening kunnen houden.
In de weken voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling hebben veel getuigenverhoren plaatsgehad. Dat trekt weliswaar een wissel op ieders voorbereidingstijd vlak voor de zitting, maar kan niet tot de conclusie leiden dat de verdediging onvoldoende tijd heeft gehad om op genoegzame wijze de zaak voor te bespreken en voor te bereiden. Dit wordt niet anders door het feit dat in de laatste week aanvullende stukken zijn verstrekt en definitieve concept tenlasteleggingen zijn toegezonden.
In dit verband wenst de rechtbank nog op te merken dat uit de toegevoegde stukken van het dossier, dat louter dossier IJsberg betreft, in voldoende mate komt vast te staan hetgeen [verdachte] ten aanzien van de bedreiging in zijn aangifte daaromtrent heeft verklaard.