Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2014 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, vertegenwoordigd door mr. H. Loonstein, tegen kantonrechter mr. A.J. Japenga. Het wrakingsverzoek volgde op een comparitie van partijen die op 1 mei 2014 had plaatsgevonden, waarbij de verzoekster niet op tijd was verschenen. De kantonrechter had enige respijt gegeven, maar besloot uiteindelijk om niet langer te wachten en vonnis te wijzen. De verzoekster stelde dat de kantonrechter onterecht had gehandeld en dat er sprake was van vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de kantonrechter de orde en regie tijdens de zitting bepaalt en dat partijen verantwoordelijk zijn voor hun tijdige aanwezigheid. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de kantonrechter. De argumenten van verzoekster, waaronder de onjuiste weergave van tijden door de kantonrechter en de schending van hoor en wederhoor, werden niet overtuigend geacht. De wrakingskamer oordeelde dat de kantonrechter niet onpartijdig was en dat het verzoek tot wraking ongegrond was.
De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden van de zaak. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In dit geval was dat niet aan de orde, en werd het verzoek tot wraking afgewezen.