Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
28 maart 2014
1.De procedure
- het exploot van dagvaarding van 25 april 2013 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, vorderden Assurantiebedrijf Hoofdstad B.V. en een tweede eiseres (hierna gezamenlijk aangeduid als Hoofdstad c.s.) schadevergoeding van Waalhaven Botlek Terminal B.V. (WBT) naar aanleiding van een ongeval dat plaatsvond op 28 december 2010. Tijdens het lossen van een container door een kraanmachinist van WBT viel een vrachtwagencombinatie van [eiseres 2] om, wat resulteerde in aanzienlijke schade aan zowel de trekker als de oplegger. Hoofdstad c.s. stelden WBT aansprakelijk op grond van werkgeversaansprakelijkheid en onrechtmatige daad, en vorderden een totaalbedrag van € 23.118,72, vermeerderd met wettelijke rente.
WBT verweerde zich door te stellen dat het ongeval was veroorzaakt door eigen schuld van [eiseres 2] en dat zij aansprakelijkheid had uitgesloten via een exoneratiebeding dat op een terreinbord was vermeld. De kantonrechter oordeelde dat de tekst op het terreinbord voldoende duidelijk was en dat [eiseres 2] zich bewust was van de risico's door het terrein te betreden. De rechter concludeerde dat WBT zich met succes kon beroepen op het exoneratiebeding, waardoor de vorderingen van Hoofdstad c.s. werden afgewezen. De proceskosten werden aan de zijde van WBT begroot op € 800.
De uitspraak benadrukt de betekenis van exoneratiebedingen in de context van aansprakelijkheid en de zorgvuldigheid die van partijen wordt verwacht bij het betreden van risicovolle terreinen. De kantonrechter wees erop dat, hoewel de exoneratie geen vrijbrief biedt voor onzorgvuldig handelen, in dit geval geen bewijs was dat de kraanmachinist opzettelijk of met grove schuld had gehandeld. De vorderingen van Hoofdstad c.s. werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.