ECLI:NL:RBROT:2014:4555

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
5 juni 2014
Zaaknummer
2039431 CV EXPL 13-19766
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van terminal voor schade aan vrachtwagen door kraanmachinist

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, vorderden Assurantiebedrijf Hoofdstad B.V. en een tweede eiseres (hierna gezamenlijk aangeduid als Hoofdstad c.s.) schadevergoeding van Waalhaven Botlek Terminal B.V. (WBT) naar aanleiding van een ongeval dat plaatsvond op 28 december 2010. Tijdens het lossen van een container door een kraanmachinist van WBT viel een vrachtwagencombinatie van [eiseres 2] om, wat resulteerde in aanzienlijke schade aan zowel de trekker als de oplegger. Hoofdstad c.s. stelden WBT aansprakelijk op grond van werkgeversaansprakelijkheid en onrechtmatige daad, en vorderden een totaalbedrag van € 23.118,72, vermeerderd met wettelijke rente.

WBT verweerde zich door te stellen dat het ongeval was veroorzaakt door eigen schuld van [eiseres 2] en dat zij aansprakelijkheid had uitgesloten via een exoneratiebeding dat op een terreinbord was vermeld. De kantonrechter oordeelde dat de tekst op het terreinbord voldoende duidelijk was en dat [eiseres 2] zich bewust was van de risico's door het terrein te betreden. De rechter concludeerde dat WBT zich met succes kon beroepen op het exoneratiebeding, waardoor de vorderingen van Hoofdstad c.s. werden afgewezen. De proceskosten werden aan de zijde van WBT begroot op € 800.

De uitspraak benadrukt de betekenis van exoneratiebedingen in de context van aansprakelijkheid en de zorgvuldigheid die van partijen wordt verwacht bij het betreden van risicovolle terreinen. De kantonrechter wees erop dat, hoewel de exoneratie geen vrijbrief biedt voor onzorgvuldig handelen, in dit geval geen bewijs was dat de kraanmachinist opzettelijk of met grove schuld had gehandeld. De vorderingen van Hoofdstad c.s. werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

sector kanton locatie Rotterdam
zaaknummer 2039431 CV EXPL 13-19766
uitspraak:
28 maart 2014
vonnis
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Assurantiebedijf Hoofdstad B.V.,
vestigingsplaats: Diemen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 2],
vestigingsplaats: Gorinchem,
eiseressen bij exploot van dagvaarding van 25 april 2013,
gemachtigde mr. R.A.I. Thuys te Diemen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Waalhaven Botlek Terminal B.V.,
vestigingsplaats te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde mr. E.C.H. van Loosbroek te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Hoofdstad, [eiseres 2] en WBT genoemd worden.
Eiseressen zullen gezamenlijk worden aangeduid als Hoofdstad c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 25 april 2013 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1.
[eiseres 2] is een transportbedrijf. WBT oefent een containeroverslagbedrijf uit. WBT heeft in januari 2009 alle activiteiten, rechten en plichten overgenomen van H.T. Holland Terminal B.V. en Repaircon B.V. H.T. Holland Terminal B.V. verhuurt de containerterminal en alle roerende en onroerende zaken aan WBT.
2.2.
Op 28 december 2010 heeft op het terrein van WBT een ongeval plaatsgevonden. Bij het lossen van een container van een vrachtwagencombinatie van [eiseres 2] door een kraanmachinist van WBT, is één van de pinnen aan de voorzijde van de container niet losgekomen van het chassis. De oplegger is met de container mee omhoog gehesen. De vrachtwagencombinatie ([kenteken], hierna: de vrachtwagen) is op haar rechterzijde gevallen waardoor er schade is ontstaan aan de trekker en de oplegger.
2.3.
De schade aan de trekker is vastgesteld op € 17.385,08. De schade aan de oplegger is vastgesteld op € 1.026,84. [eiseres 2] heeft in verband met de reparatie van de vrachtwagen vervangend vervoer ingehuurd voor een bedrag van € 4.607,80.
2.4.
Hoofdstad treedt in deze zaak op als gevolmachtigd agent van de cascoverzekeraars van de vrachtwagen. Hoofdstad heeft de schade aan de oplegger en de trekker aan [eiseres 2] vergoed onder aftrek van een eigen risico van € 750.
2.5.
Aan de rechterzijde van de toegangspoort van WBT staat een terreinbord met de volgende tekst:
“ATTENTIE
iedere bezoeker dient zich te melden bij de balie
een ieder die dit terrein, de gebouwen, de kademuur en de daaraan afgemeerde schepen betreedt, aanvaardt de navolgende voorwaarden:
men bevindt zich op bovengenoemde plaatsen met eventuele vervoermiddelen en/of goederen volledig op eigen risico. Voor schade en/of letsel, toegebracht aan personen, vervoermiddelen en goederen, hoe dan ook ontstaan, zijn H.T. Holland Terminals B.V. en Repaircon B.V. en voor deze vennootschap werkende personen niet aansprakelijk.
Voor zover nodig, kan door ons een beroep worden gedaan op de Rotterdamse Stuwadoors-condities, zoals gedeponeerd bij de griffie van de arrondissementsrechtbank van Rotterdam.
Let op bewegende bedrijfswerktuigen, kranen en voertuigen.
Instructies van ons terminalpersoneel dienen onvoorwaardelijk te worden opgevolgd.
Verboden zich in de containerstacks te bevinden.
Maximum snelheid 15 km/uur.
Roken verboden.
De directie.”
2.6.
Hoofdstad c.s. hebben WBT aansprakelijk gesteld voor de door hen als gevolg van het ongeval geleden schade. De verzekeringsmakelaar van WBT heeft aansprakelijkheid afgewezen.
3. De vordering
3.1.
Hoofdstad c.s. hebben bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, WBT te veroordelen tot betaling van € 23.118,72, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 18.411,92 vanaf 28 december 2010, met veroordeling van WBT in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan hun vordering hebben Hoofdstad c.s. – kort weergegeven – ten grondslag gelegd dat WBT als werkgever aansprakelijk is voor de onrechtmatige daad van de kraanmachinist. Zij stellen daartoe, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, het volgende. WBT heeft onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens [eiseres 2] gehandeld, doordat de kraanmachinist bij het lossen van de container niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Hierdoor heeft [eiseres 2] schade geleden waarvan zij in deze procedure vergoeding vordert.

4.Het verweer

4.1.
WBT voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Hoofdstad en [eiseres 2] in de kosten van de procedure.
4.2.
WBT voert daartoe – kort weergegeven – het volgende aan. Het ongeval is door eigen schuld van [eiseres 2] ontstaan. WBT heeft haar aansprakelijkheid uitgesloten door middel van het onder 2.5 vermelde terreinbord en/of op grond van artikel 8 van de Rotterdamse Stuwadoorscondities (hierna: RSC). Subsidiair doet WBT een beroep op beperking van haar aansprakelijkheid op grond van artikel 8 lid 3 RSC.

5.De beoordeling van de vordering

5.1.
Hoofdstad c.s. gronden hun vordering op onrechtmatige daad.
5.2.
De kantonrechter komt aan beoordeling van de vraag of de kraanmachinist onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld niet toe indien WBT zich met succes kan beroepen op het exoneratiebeding dat is vermeld op het terreinbord bij de toegangspoort van WBT. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
5.3.
Niet in geschil is dat de chauffeur van de vrachtwagen langs het terreinbord is gereden. Hoofdstad c.s. hebben aanvankelijk gesteld dat het een relatief klein bord betreft, waarvan de tekst vanuit de cabine van een vrachtwagen niet of nauwelijks leesbaar is, zodat de chauffeur geen kennis heeft kunnen nemen van de mededelingen op het bord. WBT heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat het bord een afmeting heeft van 1 meter bij 50 centimeter en een foto van het bord overgelegd. Bij repliek zijn Hoofdstad c.s. niet op hun eerdere stelling teruggekomen zodat zij geacht worden deze te hebben prijsgegeven. Gelet hierop gaat de kantonrechter er vanuit dat de tekst op het bord voldoende kenbaar en duidelijk was voor (de chauffeur van) [eiseres 2].
5.4.
Hoofdstad c.s. hebben gesteld dat WBT geen rechten kan ontlenen aan het terreinbord omdat de mededelingen op het bord niet afkomstig zijn van WBT maar van haar rechtsvoorgangsters. Van de chauffeur kon niet worden verlangd te begrijpen dat de mededelingen tevens voor WBT golden. Deze stelling wordt verworpen. De chauffeur had de instructie om bij WBT te lossen, was bekend met de op het terrein door WBT uitgeoefende activiteiten en reed het bedrijfsterrein van WBT op. Onder die omstandigheden is duidelijk dat de mededelingen op het terreinbord afkomstig zijn van WBT. Dat op het bord niet WBT maar haar rechtsvoorgangsters staan vermeld doet aan de strekking van de mededeling – te weten dat de bezoeker zich op eigen risico op het terrein bevindt en de exploitant van het bedrijfsterrein aansprakelijkheid uitsluit – niet af.
5.5.
Doordat de chauffeur van [eiseres 2] het terrein op is gereden, heeft [eiseres 2] aanvaard dat eventuele aan de vrachtwagen te berokkenen schade als gevolg van de bedrijfsactiviteiten op het terrein van WBT, voor haar eigen rekening zou komen. Op het terrein van WBT vindt overslag van goederen plaats. Het hanteren van algemene voorwaarden door middel van het plaatsen van borden op haventerreinen is algemeen gebruikelijk. Hoofdstad c.s. hebben dit algemene gebruik niet betwist zodat [eiseres 2] als professioneel transportbedrijf wordt verondersteld daarmee bekend te zijn. WBT kan aansprakelijkheid jegens bezoekers van haar terrein in beginsel uitsluiten door middel van de tekst op het terreinbord.
5.6.
Subsidiair stellen Hoofdstad c.s. dat de bewoordingen op het terreinbord duiden op risico’s verbonden aan de enkele aanwezigheid op het terrein en deze niet mede omvatten het risico van schade aan een door WBT gelost vervoermiddel ontstaan door onzorgvuldigheid van WBT in de uitvoering van haar werkzaamheden.
5.7.
De mededeling op het terreinbord is gericht aan ‘een ieder die dit terrein […] betreedt’ en vervolgt met ‘bevindt zich op bovengenoemde plaatsen met eventuele vervoermiddelen […] volledig op eigen risico’. In de tekst van het terreinbord staat uitdrukkelijk vermeld ‘voor schade […] toegebracht aan […] vervoermiddelen […] hoe dan ook ontstaan’. Deze bewoordingen duiden mede op het risico dat er schade ontstaat aan vervoermiddelen als gevolg van de werkzaamheden op de terminal. Nu WBT en [eiseres 2] door middel van de terreinborden en het betreden van het terrein na kennisname van de bordtekst uitsluiting van aansprakelijkheid zijn overeengekomen, geldt die uitsluiting ook voor schade aan een door WBT gelost vervoermiddel.
5.8.
Meer subsidiair stellen Hoofdstad c.s. zich op het standpunt dat het beroep van WBT op het exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zij hebben hiertoe gesteld:
1) dat het – nu er geen contractuele relatie was tussen WBT en [eiseres 2] en er geen afspraken bestonden met betrekking tot de wijze van lossen zodat [eiseres 2] daarbij afhankelijk was van de instructies van WBT – niet redelijk is dat de schade voor rekening van [eiseres 2] blijft;
2) dat de chauffeur van [eiseres 2] geen enkel verwijt kan worden gemaakt van het ontstaan van de schade en de oorzaak volledig moet worden gezocht in nalatigheid van de kraanmachinist;
3) dat WBT voor schades als de onderhavige een verzekering heeft afgesloten;
4) dat een uitsluiting die betrekking heeft op iedere soort van schade hoe dan ook ontstaan voor WBT een vrijbrief zou opleveren geheel naar eigen inzicht te handelen terwijl bezoekers er uiteraard vanuit mogen gaan dat de veiligheid voor personen en zaken voldoende is gewaarborgd.
5.9.
De kantonrechter acht deze omstandigheden, voor zover deze vast zouden komen te staan, onvoldoende om te concluderen dat een beroep van WBT op het exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Uiteraard geeft de exoneratie WBT geen vrijbrief om schade toe te brengen aan bezoekers van het terrein, dan wel om gevaarzettende situaties op het terrein onnodig te laten voortbestaan. Dat de kraanmachinist opzettelijk of met grove schuld heeft gehandeld of dat WBT een voor haar kenbare gevaarlijke situatie ten onrechte heeft laten voortbestaan, is echter gesteld noch gebleken.
5.10.
WBT kan zich derhalve ter zake van de onderhavige schade met succes beroepen op het exoneratiebeding op het terreinbord.
5.11.
Slotsom is dat de vorderingen van Hoofdstad c.s. zullen worden afgewezen. Hoofdstad c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van WBT worden begroot op € 800 (2 punten x tarief
€ 400) aan salaris gemachtigde.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van Hoofdstad en [eiseres 2] af;
6.2.
veroordeelt Hoofdstad en [eiseres 2] in de proceskosten, aan de zijde van WBT tot op heden begroot op € 800.
Dit vonnis is gewezen door mr C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2014.
1573/32