ECLI:NL:RBROT:2014:4498

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2014
Publicatiedatum
4 juni 2014
Zaaknummer
C/10/420104 / HA ZA 13-287
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale handelskoop en betalingsverplichtingen bij tekortkomingen in nakoming

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een Nederlandse verkoper van industriële stofzuigmachines en een Duitse koper. De verkoper, een besloten vennootschap gevestigd in Rotterdam, vordert betaling van openstaande facturen van de koper, die in Duitsland is gevestigd. De vordering betreft onder andere een bedrag van € 42.567,- voor de vervanging van een defecte compressor van een geleverde machine, de HOM-BO 610, en een bedrag van € 18.432,49 voor een andere machine, de Vacu Press 8000. De koper heeft de betaling van deze bedragen opgeschort, omdat hij meent dat de verkoper tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de geleverde machines niet deugdelijk te maken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de koper, ondanks dat er mogelijk sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, geen recht had op opschorting van zijn betalingsverplichtingen. De rechtbank oordeelt dat het Weens Koopverdrag, dat van toepassing is op de internationale koopovereenkomsten tussen partijen, geen opschortingsrecht biedt in dit geval. De rechtbank heeft de vorderingen van de verkoper toegewezen, met uitzondering van de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, die niet voldoende onderbouwd was.

In reconventie heeft de koper vorderingen ingesteld tegen de verkoper, waaronder een verklaring voor recht dat de verkoper toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomsten. De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen, met uitzondering van de vordering tot afgifte van de defecte compressor en de vordering tot verstrekking van gespecificeerde nota's voor verrichte werkzaamheden aan andere machines. De rechtbank heeft geoordeeld dat de koper onvoldoende heeft aangetoond dat de verkoper aansprakelijk is voor de gestelde schade en dat de verkoper niet in gebreke is gebleven.

De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen op 2 april 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Afdeling privaatrecht
Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/420104 / HA ZA 13-287
Vonnis van 2 april 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.P. van der Goes van Naters, te Den Haag
tegen
de vennootschap naar Duits recht
[gedaagde],
gevestigd te Bexbach, Duitsland,
gedaagde,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. T.L.G.M. Heebing te Zevenaar.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 4 september 2013.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de zittingsagenda van 11 september 2013;
  • het proces-verbaal van de op 6 november 2013 gehouden comparitie van partijen;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
  • de uitlating zittingsagenda van de zijde van [gedaagde];
  • de akte na comparitie van de zijde van [gedaagde];
  • de akte na comparitie van de zijde van [eiseres].

2.De feiten

De rechtbank gaat in dit vonnis van de navolgende gestelde en niet voldoende betwiste, derhalve vaststaande feiten uit.
2.1.
[eiseres] ontwikkelt, bouwt en verkoopt voertuigen waarmee (bouw- en industrie)afval kan worden verwijderd. Met de jaren heeft [eiseres] verschillende van dergelijke machines aan [gedaagde] verkocht en geleverd.
2.2.
[gedaagde] heeft van [eiseres] (in 2007) een voertuig van het type HOM-BO 202 en (in 2009) een voertuig van het type HOM-BO 203 gekocht.
2.3.
In november 2010 heeft [gedaagde] bij [eiseres] een zogenaamde Vacu-Press Max-Loader Plus (hierna: de HOM BO 610) besteld voor een bedrag van
€ 278.500,-. De orderbevestiging van deze bestelling van 9 november 2010 luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
“[gedaagde] SPEZIELL
• Einsaugstütze System [gedaagde]
• Kupplungen 3 Stück 6" Disab, Lieferung [gedaagde]
• Auf Hinterdeckel 6" Saugstütze
• Treppe am Behälter bei Filterraum
• Reklame Tafeln, Admessungen folgen.”
2.4.
In het voorjaar van 2011 heeft [gedaagde] van [eiseres] een aan de Vacu Press Max Loader vergelijkbaar voertuig gekocht tegen een prijs van € 268.500,-, hierna aangeduid als de HOM-BO 611.
2.5.
De HOM-BO 610 is op 31 mei 2011 afgeleverd aan [gedaagde].
2.6.
Op 1 september 2011 is tijdens het gebruik door [gedaagde] van de HOM-BO 610 schade ontstaan aan de compressor, een zogenaamde [bedrijf 1] VML 50 compressor. Op dezelfde dag heeft [gedaagde] daarvan melding gemaakt bij haar bedrijfsschadeverzekeraar en bij [eiseres].
2.7.
Naar aanleiding van de onder 2.6. genoemde melding van [gedaagde] dat schade was ontstaan aan de Vacu Press Max-Loader heeft [eiseres] op 1 september 2011 het volgende faxbericht gestuurd aan [gedaagde]:
“Sehr geehrter Herr [gedaagde],
Mit Bezug auf unserem Telefongespräch von heute Mittag sende ich Ihnen zur Bestätigung diese Fax mit der Bitte diese zu unterschreiben und an uns zurückzusenden.
Während der Reparatur vom defekten Kompressor ist es nicht möglich einen neuen Kompressor unter Garantie zur Verfügung zu stellen. [bedrijf 1] wird erst den defekten Kompressor beurteilen und eine Reparatur durchführen wenn möglich. Ob diese Reparatur unter die Garantieregelung fällt, lässt sich erst während der Inspektion von [bedrijf 1] NL feststellen.
Die [bedrijf 1] hat einen neuen Kompressor aufs Lager, was wir Montag zur Verfügung haben können. Möchten Sie dass wir diesen Kompressor an Ihnen zuschicken, bitte unterschreiben Sie dieses Angebot, so dass wir den Kompressor bestellen können.
Die Frage bleibt ob den defekten Kompressor unter Garantie beim [bedrijf 1] ersetzt wird. Die Antwort kann ich Ihnen erst nach detaillierter Inspektion von [bedrijf 1] NL weiterleiten. Abhängig von dieser Beurteilung könnten wir Ihnen eine Gutschrift schreiben. Die Möglichkeit besteht aber auch das wir keine Gutschrift oder nur ein Teil gutschreiben können.
Wir bitten um Verständnis dass die Firma [eiseres] nicht beurteilen kann ob den Defekten Kompressor unter Garantie fällt und das wir in dieser Sache abhängig sind von [bedrijf 1].
Wie bereits besprochen, werden wir die Reparatur an Ihrem Fahrzeug gerne bei uns im Hause durchführen. Wir sind nicht in der Lage um Morgen bei Ihnen vor Ort zu unterstutzen beim Ausbau/Einbau vom Kompressor. Den Defekten Kompressor soll an [bedrijf 1] NL zurück geschickt werden.
Den Preis von einen neuen Kompressor exklusive Transport: € 37.200,00.
Mit einem Gruβ, Einverstanden
[persoon 1].” [gedaagde]”
2.8.
[gedaagde], bestuurder van gedaagde, heeft het onder 2.7. bedoelde faxbericht op of rond 1 september 2011 ondertekend geretourneerd na daarop, boven de zinsnede “Mit einem Gruβ”, de volgende tekst met de hand te hebben geschreven:
“Unter vorbehalt der Schadensursache.”
2.9.
[eiseres] heeft de compressor van de HOM-BO 610 vervangen. Op 28 september 2011 is het gerepareerde voertuig weer aan [gedaagde] ter beschikking gesteld.
2.10.
Op 28 september 2011 heeft [eiseres] aan [gedaagde] een factuur gestuurd voor het vervangen van de compressor van de HOM-BO 610, waarbij € 37.200,- in rekening is gebracht voor de nieuwe compressor en in totaal € 5.367,- voor reiskosten, het transport van de compressor en arbeidsloon, derhalve in totaal € 42.567,- De omschrijving van die factuur luidt als volgt: “In Ihrem Auftrag Reparatur durchgefuert in Sonthofen an Ihrem Sattelauflieger Typ Vacu-Press Maxloader Plus mit Produktionsnr.: 31010050”.
2.11.
Bij brief van 8 december 2011 heeft [eiseres], voor zover hier van belang, het volgende aan [gedaagde] meegedeeld:
“Am 1. September haben Sie uns schriftlich den Auftrag erteilt, ein Schraubverdichter auf Ihren Kosten in Ihrem Sattelauflieger einzubauen.
Wir haben vereinbart, falls [bedrijf 1] dieser Kompressor unter Garantie repariert, die Kosten teilweise an Ihnen gutzuschreiben. Wie Sie wissen war die Kompressor nicht mehr reparabel und wird wegen Verschmutzung an der Innenseite nicht durch [bedrijf 1] für Garantie repariert.
Der Kompressor war verschmutzt weil die Filter Anlage in Ihrem Sattelauflieger wegen zu voll saugen teilweise beschädigt war und undicht geworden ist. Das zu voll saugen ist möglich weil den Nivo-Schalter, gemäβ Ihres Auftrags nicht eigebaut worden ist. Zusätzlich haben Ihre Mitarbeider offenbar die Filter Anlage nicht wöchentlich auf Dichtheit geprüft.
Wir haden Verständnis dafür dass Sie, falls möglich, gerne warten mit Zahlung an uns bis Sie diesen Schaden von Ihrer Versicherung empfangen haben. Die Tatsache ob Ihre Versicherung ja oder nein oder Teilweise dieser Schaden an Ihnen ausbezahlt ist aber keinen Grund die Zahlung an uns (...) offen stehen zu lassen.
Wir fordern Sie hierbei auf die Rechnung in der Höhe von € 42.567,00 innerhalb 8 Tagen an uns zu überweisen.
(…)”.
2.12.
De verzekeraar van [gedaagde] heeft vanwege de aan de compressor van de HOM-BO 610 opgetreden schade een uitkering aan [gedaagde] gedaan van € 25.000,-. Op 18 januari 2012 heeft [gedaagde] dit bedrag doorbetaald aan [eiseres].
2.13.
Bij rapport van 13 februari 2012 heeft [persoon 2] van de [bedrijf 1] het volgende aan [eiseres] meegedeeld:
“Sehr geehrter [eiseres],
Am 12.09.2011 haben wir von Ihnen ein Aerzener Voreinlassverdichterstufe Typ VML 4500 mit Seriennummer 996886 empfangen. Die Machine war festgelaufen, d.H. die Antriebswelle und damit die Rotoren bewegten sich nicht mehr.
Gefragt war die Ursache dieser Schadenfall zu untersuchen.
Am 14.09.2012 is die Stufe durch unsere Technische Dienst ein Inspektion durchgeführt worden. Dabei hat sich folgendes herausgestellt:
• Rotorwellenlager und Zahnräder Antriebsseite sind gut, auch Druckseitig kein
Lagerschade
• Verdichterstufe festgefahren durch Staub/Produkt von Saugseite
(…)
• Die Schleissleisten der Rotoren sind abgefahren (Abb. 3) und haben die Rotoren eine blaue
Farbe bekommen.
(…)
• Die Druckseitige Kondensatablasskanäle zeigen spuren von Staub/Produkt
• Es ist mindestens eind Standardüberholung notwendig, dabei ist auch ein neues
Rotorenpaar erforderlich
Schlussfolge:
Ursache ist Ansaugung von Staub/Schmutz. Deswegen kein Garantiefall.
Reparatur/Überholung der Stufe ist Wirtschaftlich nicht Verantwort da die Reparaturkosten der Verdichterstufe die Neupreis sicher übersteigen werden.”
2.14.
Op 1 augustus 2012 heeft [gedaagde] bij [eiseres] een Vacu Press 8000 Roots Gebläse (hierna: Vacu Press 8000) besteld voor een bedrag van € 25.432,49. Van de factuur van 2 augustus 2012 voor de Vacu Press 8000 ten bedrage van € 25.432,49 heeft [gedaagde] slechts een bedrag voldaan van € 8.000,-. De rest ad € 18.432,49 heeft [gedaagde] onbetaald gelaten.
2.15.
Begin september 2012 heeft [persoon 4] van [bedrijf 2] (hierna: [persoon 4]) in opdracht van de verzekeraar van [gedaagde] onderzoek gedaan naar het schadevoorval met de HOM-BO 610. Daarbij heeft [persoon 4] ook de HOM-BO 611 onderzocht. Zijn rapportage van 20 december 2012 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“IV. SCHADENURSACHE
Der Schaden an dem Verdichter entstand eindeutig durch Schmutz- und Staubeintrag durch Ansaugung. Die Fremdpartikel gelangten über den nicht funktionsfähigen Feinfilter durch den Schalldämpfer in den Verdichter.
Der Schaden entstand mit Sicherheit durch einen nicht funktionierenden Feinfilter. Durch eine nicht intakte Abdichtung zwischen Filterrohr und Gehäuse konnten Staub und auch gröβere Fremdpartikel ungehindert in den Verdichter gelangen. Dieser Mangel war bei beiden besichtigten Fahrzeugen eindeutig zu erkennen. Bei einer korrekten Abdichtung müssen die Fremdstoffe im Feinfilterrohr hängen bleiben.
Die beschädigten Filtermatten im Silo sind nicht primär für den Verdichterschaden verantwortlich. Aus Sicht des Berichterstatters besteht hier jedoch ebenfalls ein Mangel, da nach einer Betriebszeit von rund 230 Betriebsstunden bereits Beschädigungen an den Filtermatten vorhanden waren. Hier ist ein ausreichender Schutz der Filtermatten für die Befüllung durch den hinteren “extra Sauganschluss” T2 notwendig, bspw. durch eine geeignete geometrische Abänderung.
Da auch beim zweiten Silofahrzeug bereits leichte Beschädigungen der Filtermatten nach rund 120 Betriebsstunden waren, ist dieser Mangel im Gewährleistungszeitraum aus Sicht des Berichterstatters genauso nachzubessern, wie der nicht korrekt ausgeführte Feinfilter.
(…)”
2.16.
Op 19 september 2012 heeft [gedaagde] [eiseres] gevraagd of met spoed een schroefcompressor kon worden geleverd. Partijen hebben afgesproken dat [eiseres] de schroefcompressor tegen een prijs van € 38.316,- zou leveren, mits [gedaagde] een aanbetaling van € 25.000,- doen. [eiseres] heeft de schroefcompressor voor [gedaagde] besteld. [gedaagde] heeft niets betaald en de schroefcompressor niet van [eiseres] afgenomen.
2.17.
Artikel 11 van de algemene voorwaarden van [eiseres] luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Artikel 11 – GESCHILLEN
11.1 Alle geschillen tussen afnemers en [eiseres] die niet in onderling overleg tot een voor beiden bevredigende oplossing komen, kunnen worden voorgelegd aan de daartoe bevoegde rechter, echter uitsluitend de rechter in Rotterdam. Op alle rechten, verplichtingen, aanbiedingen, bestellingen en overeenkomsten waarop deze Voorwaarden van toepassing zijn, is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.
11.2. Op overeenkomsten met [eiseres] is Nederlands recht van toepassing.
(…)”.

3.De vordering en het verweer in conventie

3.1.
[eiseres] heeft gevorderd [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:
1) om binnen veertien dagen na de datum van het te wijzen vonnis te betalen:
a) € 17.567,- vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW daarover vanaf 20 december 2011;
b) € 18.432,49 vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW daarover vanaf 28 september 2012;
c) € 38.316,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW daarover vanaf 28 september 2012;
d) de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.518,15;
2) in de proceskosten, vermeerderd met nakosten.
3.2. [eiseres] heeft aan haar vorderingen, tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven vaststaande feiten, het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1.
[gedaagde] heeft vanwege de aan de HOM-BO 610 opgetreden schade op 1 september 2011 een nieuwe compressor besteld bij [eiseres] tegen een prijs van € 37.200,-. [eiseres] heeft de compressor geleverd en gemonteerd in de HOM-BO 610. In verband hiermee heeft [eiseres] € 42.567,- bij [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft daarvan, ondanks sommaties, een bedrag van € 17.567,- onbetaald gelaten. Nu de defecte compressor niet onder garantie van [bedrijf 1] vervangen werd, dient [gedaagde] de kosten van vervanging te betalen.
3.2.2. [gedaagde] heeft van [eiseres] een Vacu Press 8000 gekocht voor een bedrag van € 25.432,49. [gedaagde] heeft, ondanks te zijn gesommeerd tot betaling, van dit bedrag
€ 18.432,49 onbetaald gelaten.
3.2.3. [gedaagde] heeft bij [eiseres] in augustus 2012 een schroefcompressor besteld. [gedaagde] heeft deze schroefcompressor niet afgenomen en is daarmee tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst tot koop van de schroefcompressor. [eiseres] vordert primair nakoming van de overeenkomst, neerkomend op afname en betaling van de schroefcompressor door [gedaagde]. Subsidiair, indien nakoming niet meer mogelijk is, vordert [eiseres] vergoeding van de door haar als gevolg van het niet afnemen van de schroefcompressor geleden schade.
3.2.3. De rechtbank Rotterdam is bevoegd van het geschil kennis te nemen op grond van de expliciete tussen partijen overeengekomen forumkeuze, neergelegd in de algemene voorwaarden van [eiseres]. Deze voorwaarden zijn in elke geval van toepassing op de overeenkomst terzake de levering van de Vacu Press Max Loader en de Vacu Press 8000.
3.3. Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres], met veroordeling van [eiseres] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 14 dagen na het te wijzen vonnis.
3.4.
[gedaagde] heeft het navolgende als verweer aangevoerd.
3.4.1.
Omdat ten tijde van het bestellen van de nieuwe compressor nog niet duidelijk was wat de oorzaak van de schade was, heeft [gedaagde] op het faxbericht van 1 september 2011 (hiervoor weergegeven onder 2.8) met de hand in het Duits bijgeschreven “Unter vorbehalt der Schadensursache”, waarmee [gedaagde] heeft bedoeld aan te geven dat zij slechts voor de kosten zou opkomen als zij aansprakelijk was voor het ontstaan van de schade. De schade aan de HOM-BO 610 is het gevolg van een gebrek aan de filterconstructie van het voertuig. Vanwege het gebrekkig werkende filter, hebben stof en grotere delen de kern van de compressor kunnen bereiken. Daardoor is de compressor vastgelopen en kapot gegaan, zo volgt uit het rapport van [persoon 4] (2.15). [eiseres] is verantwoordelijk voor het ontwerp van het filtersysteem. De kosten van het vervangen van de defecte compressor dienen dan ook door [eiseres] gedragen te worden. Voorts heeft [eiseres] ten onrechte meegedeeld dat vervanging van de compressor goedkoper was dan reparatie. Reparatie van de compressor zou circa € 15.000,- hebben bedragen.
3.4.2. [gedaagde] heeft de betaling van het nog openstaande bedrag van € 8.000,- betrekking hebbend op de door [eiseres] geleverde Vacu Press 8000 opgeschort vanwege non-conformiteit van (onder meer) de HOM-BO 610.
3.4.3. Kort nadat [gedaagde] de schroefcompressor had besteld heeft [eiseres] meegedeeld dat deze niet beschikbaar was. De levering van de schroefcompressor is daarom uitgebleven.
3.4.4. De algemene voorwaarden van [eiseres] zijn niet voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst met betrekking tot de (aanschaf van de) HOM-BO 610 overgelegd aan [gedaagde]. Op het briefpapier waarop de orderbevestiging is afgedrukt is vermeld “Bevoegde rechter: Rotterdam”. [gedaagde] heeft daaruit begrepen dat de bevoegde rechter die te Rotterdam was. Partijen hebben geen rechtskeuze gemaakt, zodat het geschil op grond van artikel 4 van de verordening van 17 juni 2008 (EG 593/2008) inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I) wordt beheerst door het recht van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft. Dat is Nederland.
3.4.5. Op de rechtsverhouding tussen partijen is ook het Weens Koopverdrag van toepassing.

4.De vordering en het verweer in reconventie

4.1.
[gedaagde] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1) te verklaren voor recht dat [eiseres] toerekenbaar tekort is geschoten in de tussen haar en [gedaagde] gesloten overeenkomsten tot verkoop en levering van silovoertuigen en aansprakelijk is voor de schade die [gedaagde] hierdoor lijdt, deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
2) [eiseres] te veroordelen tot betaling van € 38.888,- vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 21 januari 2011;
3) [eiseres] te veroordelen tot het overleggen van gespecificeerde reparatienota’s terzake de HOM-BO 202 en HOM-BO 203 binnen vijf dagen na het te wijzen vonnis;
4) [eiseres] te veroordelen tot afgifte van de [bedrijf 1] compressor VNL4500 met het serienummer 996886 binnen vijf dagen na het te wijzen vonnis;
5) [eiseres] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten;
6) [eiseres] te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
[gedaagde] heeft aan haar vorderingen, naast hetgeen zij als verweer in conventie heeft aangevoerd, het volgende ten grondslag gelegd.
4.2.1. De door [eiseres] geleverde HOM-BO 610 en HOM-BO 611 zijn gebrekkig. Het filter van de compressoren werkt niet naar behoren. Daardoor kan vuil en stof in het binnenste van de compressoren komen, die als gevolg daarvan kapot gaan. Voorts zijn de filtermatten van de machines niet deugdelijk nu deze al na een relatief korte gebruiksperiode beschadigingen vertonen. De voertuigen zijn daarmee niet geschikt voor het beoogde gebruik. Er is sprake van non-conformiteit in de zin van het Weens Koopverdrag en het BW.
4.2.2. Doordat [eiseres] voertuigen heeft geleverd die niet aan de overeenkomsten beantwoorden is schade ontstaan. De schade betreft in de eerste plaats de door [persoon 4] in zijn rapportage van 20 december 2012 begrote schade van € 25.000,-. Voorts heeft [gedaagde] schade geleden tot een bedrag van € 8.550,- wegens eigen kosten. Het gaat daarbij om de tijdsinvestering van [gedaagde] wegens door haar verrichte werkzaamheden, te weten negen dagen tegen een tarief van € 950,- per dag. [gedaagde] heeft voorts kosten gemaakt om de HOM-BO 610 en de HOM-BO 611 aan te passen.
4.2.3. Op 16 en 19 januari 2012 zijn de HOM-BO 202 en HOM-BO 203 beschadigd geraakt. De verzekeraar van [gedaagde] heeft die schade grotendeels vergoed doch heeft een bedrag van € 27.838,- niet uitgekeerd omdat zij niet beschikt over gespecificeerde reparatienota’s. [eiseres] weigert ten onrechte dergelijke nota’s te verstrekken.
4.2.4. De tot nu toe bekende schade van [gedaagde] bedraagt € 38.888,- (€ 25.000,- +
€ 8.550,- + € 27.838,-, minus het door de verzekeraar terzake de schade aan de HOM-BO 610 uitgekeerde bedrag van € 22.500,-).
4.2.5. [gedaagde] heeft buitengerechtelijke kosten gemaakt. Deze dienen door [eiseres] te worden vergoed.
4.2.6. [eiseres] heeft geweigerd de uit de HOM-BO 610 afkomstige defecte compressor af te geven aan [gedaagde]. Deze compressor is eigendom van [gedaagde].
4.3.
Het verweer van [eiseres] strekt tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde], met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
4.4.
[eiseres] heeft het navolgende verweer gevoerd.
4.4.1. Van non-conformiteit van de HOM-BO 610 en de HOM-BO 611 is geen sprake. De schade aan de HOM-BO 610 en de HOM-BO 611 is ontstaan door onjuist gebruik van de machines door [gedaagde]. [eiseres] is dan ook niet schadeplichtig jegens [gedaagde].
4.4.2. Voor de schade aan de HOM-BO 202 en de HOM-BO 203 is [eiseres] evenmin aansprakelijk. [gedaagde] heeft opdracht gegeven aan [eiseres] om aan deze machines vanwege slijtage noodzakelijk geworden reparaties te verrichten. [eiseres] heeft die reparaties uitgevoerd en [gedaagde] heeft de kosten daarvan voldaan. Het door [gedaagde] gevorderde betreft het bedrag dat de verzekeraar van [gedaagde] weigert uit te keren. Daarvoor is [eiseres] niet aansprakelijk.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie

ten aanzien van de bevoegdheid
5.1. Nu [eiseres] in Nederland is gevestigd en [gedaagde] in Duitsland, en de laatste bovendien voor een Nederlandse rechter is gedagvaard, is sprake van een internationaal geval.
5.2.
De vraag die dan ook beantwoord moet worden is of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. Voor de beantwoording van deze vraag in het kader van een dagvaardingszaak zoals de onderhavige, is in beginsel bepalend de vordering en de grondslagen daarvan zoals gesteld in de dagvaarding.
5.3.
De Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo) is in werking getreden op 1 maart 2002, derhalve voordat [eiseres] bij dagvaarding van 18 december 2012 de onderhavige procedure instelde.
De vordering in de conventie strekkende tot veroordeling van [gedaagde] tot betaling van facturen van (gesteld) door haar van [eiseres] gekochte producten en die in reconventie tot verklaring voor recht dat [eiseres] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen en tot veroordeling tot schadevergoeding en tot afgifte van bepaalde zaken vormen burgerlijke of handelszaken in de zin van artikel 1 EEX-Vo.
[gedaagde] is gevestigd in Duitsland, een EU-lidstaat als bedoeld in artikel 2 EEX-Vo.
Derhalve dient aan de hand van de EEX-Vo te worden bepaald of de Nederlandse rechter voor de vordering in conventie en reconventie rechtsmacht toekomt en bevoegd is de vorderingen te behandelen.
5.4.
Nu [gedaagde] in de procedure is verschenen zonder beroep te doen op een gebrek aan rechtsmacht of onbevoegdheid van deze rechtbank, is de rechtbank ingevolge artikel 24 EEX-Vo bevoegd. Daarom laat de rechtbank in het midden of (ook) bevoegdheid gegeven is ingevolge (de al dan niet) toepasselijke voorwaarden, dan wel enige andere bepaling van de EEX-Vo.
ten aanzien van het toepasselijke recht
5.5.
Nu sprake is van een internationaal geval dient de rechtbank te bepalen welk recht van toepassing is.
5.6.
De vorderingen van partijen over en weer zijn gegrond op (vermeend) tussen hen gesloten overeenkomsten die alle dateren van ná 1 januari 1988, de datum waarop het Weens Koopverdrag (WKV) in werking is getreden. Partijen zijn gevestigd in verschillende staten, die beide partij zijn bij het Weens Koopverdrag (WKV). Dit verdrag is dan ook (rechtstreeks) op grond van artikel 1, aanhef en sub a, WKV van toepassing.
5.7.
Voor zover het Weens Koopverdrag bepaalde materie niet regelt, moet die materie worden beoordeeld op grond van het recht dat de Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I-Vo) aanwijst. Immers, sprake is van (gestelde) verbintenissen uit overeenkomst in een burgerlijke- of handelszaak (art. 1 Rome I-Vo) en de betrokken overeenkomsten zijn gesloten na de dag van inwerkingtreding van Rome I-Vo, te weten 17 december 2009 (art. 28 Rome I-Vo).
[eiseres] heeft gesteld dat partijen in de op de overeenkomsten van toepassing zijnde algemene voorwaarden een rechtskeuze hebben gemaakt voor Nederlands recht. [gedaagde] heeft gesteld dat de algemene voorwaarden niet door [eiseres] zijn overgelegd en dat ten aanzien van de rechtskeuze tussen partijen niets is vastgelegd.
Wat daarvan ook zij, (ook) via artikel 4 lid 1 Rome I-Vo, dat bij verkoopovereenkomsten het recht van het land van de verkoper aanwijst, komt de rechtbank uit bij Nederlands recht.
Voor zover het Weens Koopverdrag bepaalde voor de beoordeling van het geschil relevante onderwerpen niet regelt, zal de rechtbank dan ook Nederlands recht toepassen.
In reconventie heeft [gedaagde] gesteld dat [eiseres] verplicht is een zeker bedrag ter zake van de HOM-BO 202 en 203 te voldoen aan [gedaagde] zonder een duidelijke grondslag voor deze vordering te stellen. De rechtbank neemt aan dat ook deze vordering is gebaseerd op de koopovereenkomsten, zodat ook hierop het WKV en aanvullend Nederlands recht van toepassing is.
voorts in conventie
5.8.
Zoals onder 3.1 gezegd, heeft [eiseres] drie hoofdvorderingen ingesteld. De rechtbank zal deze successievelijk behandelen.
ten aanzien van de compressor van de HOM-BO 610
5.9.
De stellingen van [eiseres] komen erop neer (a) dat zij aan [gedaagde] een nieuwe compressor voor de HOM-BO 610 heeft verkocht onder de ontbindende voorwaarde dat [bedrijf 1] de compressor onder garantie zou vervangen of herstellen en (b) dat zij die gerepareerde of vervangen compressor voor rekening van [gedaagde] zou inbouwen in de HOM-BO 610. [bedrijf 1] heeft de compressor onderzocht en medegedeeld dat deze niet als garantie wordt hersteld of vervangen. Daarom is de ontbindende voorwaarde niet vervuld en dient [gedaagde] de prijs volledig te betalen. [eiseres] heeft de compressor geleverd en ingebouwd. [gedaagde] heeft op de prijs € 25.000,- betaald en is gehouden ook het restant te betalen.
Volgens [gedaagde] heeft zij de koopovereenkomst gesloten “unter vorbehalt der Schadensursache” hetgeen volgens haar inhoudt dat zij niet voor vervanging van de compressor hoeft te betalen indien wordt vastgesteld dat de oorzaak van de beschadiging van de compressor niet in de wijze van gebruik ervan is gelegen. Voorts stelt [gedaagde] dat uit het onderzoek door [persoon 4] is gebleken dat compressor is vastgelopen als gevolg van een gebrek aan de filters van de HOM-BO 610 en dat [gedaagde] op grond van de koopovereenkomst dat gebrek niet behoefde te verwachten, zodat de vervanging van de compressor voor rekening van [eiseres] komt.
5.10.
De rechtbank overweegt als volgt.
Partijen geven elk een andere uitleg aan de in 2.7 en 2.8 beschreven overeenkomst van omstreeks 1 september 2011, met name de tekst “unter vorbehalt der Schadensursache”.
[eiseres] heeft tegen de aangehaalde toevoeging door [gedaagde] in haar faxbericht van 1 september 2011 geen bezwaar gemaakt. Die toevoeging is daarom ingevolge artikel 19 lid 1 en 2 WKV deel gaan uitmaken van de overeenkomst tussen partijen.
De rechtbank zal dan ook een oordeel moeten geven over de inhoud van die overeenkomst. Voor die uitleg is artikel 8 WKV van belang. Op grond van artikel 8 WKV dienen verklaringen afgelegd door en andere gedragingen van een partij te worden uitgelegd in overeenstemming met haar bedoeling, wanneer de andere partij die bedoeling kende of daarvan niet onkundig kon zijn, en indien die bedoeling niet bekend is overeenkomstig de zin die een redelijk persoon van gelijke hoedanigheid als de andere partij in dezelfde omstandigheden daaraan zou hebben toegekend. Bij die uitleg dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.
De stelling van [gedaagde] komt er feitelijk op neer dat het haar bedoeling was om overeen te komen dat haar betalingsverplichting voortvloeiend uit de overeenkomst van opdracht afhankelijk was van de uitkomst van een onderzoek naar de schadeoorzaak (door [persoon 4]). [gedaagde] heeft evenwel, in het licht van de stellingen van [eiseres], onvoldoende onderbouwd dat [eiseres] deze bedoeling kende of daarvan niet onkundig kon zijn. Op grond van de enkele opmerking op de opdrachtbevestiging behoefde dat [eiseres] nog niet duidelijk te zijn. In de opdrachtbevestiging gaat [eiseres] in op de mogelijkheid dat (een deel van) de reparatiekosten onder de garantie van [bedrijf 1] vallen. In het licht daarvan behoefde [eiseres] niet zonder meer te begrijpen dat [gedaagde] met haar opmerking beoogde haar betalingsverplichting afhankelijk te maken van een onderzoek naar de oorzaak van de schade aan de compressor door [persoon 4] of een andere derde. [gedaagde] heeft geen stellingen naar voren gebracht waaruit kan worden afgeleid dat zij [eiseres] bij het verstrekken van de opdracht duidelijk heeft gemaakt dat het haar te doen was om de uitkomst van een dergelijk onderzoek. [gedaagde] heeft in haar conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie (onder 10) gesteld dat er over het defect aan de compressor enige correspondentie heeft plaatsgevonden op 2 september 2011 met [eiseres], waarbij [gedaagde] (onder meer) zou hebben gemeld dat zij voorlopig instemt met de afhandeling van de kosten van het vervangen van de compressor en dat de deskundige uiteindelijk zal bepalen wie voor de kosten aansprakelijk is. [eiseres] heeft dat betwist en bij gelegenheid van de comparitie van partijen gesteld dat door [persoon 3] van [gedaagde] naar aanleiding van de opmerking op de opdrachtbevestiging is meegedeeld dat daarmee werd gedoeld op de vraag of sprake was van een garantiekwestie. Niet vast staat dan ook dat de door [gedaagde] gestelde mededeling is gedaan. Bovendien, voor zover wel vast zou staan dat [gedaagde] heeft meegedeeld aan [eiseres] dat de deskundige zou moeten betalen wie de kosten dient te dragen, hoefde [eiseres] daaruit nog niet op te maken dat [gedaagde] daarbij het oog had op een ander onderzoek dan het door [eiseres] in de opdrachtbevestiging aangekondigde onderzoek van [bedrijf 1]. [gedaagde] heeft geen andere stellingen naar voren gebracht die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat [eiseres] op de hoogte was of had behoren te zijn van de gestelde bedoeling van [gedaagde] met de opmerking “Unter Vorbehalt des Schadensursache”.
Nu gelet op het voorgaande de overeenkomst niet op grond van de door [gedaagde] gestelde bedoeling in de zin van artikel 8 lid 1 WVK kan worden uitgelegd omdat [eiseres] van die bedoeling niet op de hoogte was of behoorde te zijn, dient aan de overeenkomst die betekenis te worden toegekend die een redelijk persoon van gelijke hoedanigheid in dezelfde omstandigheden daaraan zou hebben toegekend (artikel 8 lid 2 WVK). Daarbij moet rekening worden gehouden met alle terzake dienende omstandigheden van het geval (artikel 8 lid 3 WVK). Naar het oordeel van de rechtbank leidt dat tot het volgende.
5.11.
Er is sprake van een situatie waarin partijen reeds eerder zaken met elkaar hebben gedaan. [gedaagde] had reeds verschillende machines van [eiseres] gekocht en afgenomen.
Over het defect aan de compressor van de HOM-BO 610 hebben partijen kennelijk telefonisch gesproken. Dat heeft geleid tot het in 2.7 aangehaalde faxbericht van [eiseres] van 1 september 2011 waarin [eiseres] - kort gezegd – (a) uitlegt dat de vraag of sprake is van een garantiegeval op dat moment nog niet beantwoord kan worden en door [bedrijf 1] moet worden beoordeeld, (b) dat [eiseres] een nieuwe [bedrijf 1] compressor kan leveren hangende het onderzoek, (c) dat indien [gedaagde] die nieuwe compressor geleverd wenst te krijgen zij het faxbericht ondertekend dient terug te sturen en (d) dat [eiseres] afhankelijk van de uitkomst van de inspectie door [bedrijf 1] de koopprijs voor de nieuwe compressor geheel of gedeeltelijk zal crediteren.
De mededelingen in het faxbericht van [eiseres] van 1 september 2011 zijn duidelijk. Die houden in dat [gedaagde] verplicht wordt de koopprijs van de nieuwe compressor te betalen, onder de ontbindende voorwaarde dat [bedrijf 1] bij onderzoek zal vaststellen dat de compressor onder garantie zal worden hersteld of herleverd.
[gedaagde] heeft niet gesteld dat zij die mededelingen niet of anders heeft begrepen.
[gedaagde] heeft deze opdrachtbevestiging ondertekend en daarop de reeds eerder vermelde opmerking bijgeschreven. In die bijgeschreven tekst staat niet vermeld door wie of op welke wijze de schadeoorzaak dient te worden onderzocht.
[eiseres] heeft daar toen niet op gereageerd en, zoals gezegd, die toevoeging daarmee aanvaard.
Vervolgens heeft [eiseres] de nieuwe compressor geleverd en ingebouwd in de HOM-BO 610. [eiseres] heeft de levering en inbouw van de nieuwe compressor bij [gedaagde] in rekening gebracht met de in 2.10 besproken factuur. In die factuur verlangt [eiseres] onvoorwaardelijk betaling door [gedaagde] van het gehele bedrag.
Kennelijk heeft [bedrijf 1] vóór 8 december 2011 over haar onderzoek verslag gedaan, zoals valt af te leiden uit het woordgebruik in de brief van [eiseres] aan [gedaagde] van 8 december 2011 “wie Sie wissen war die Kompressor nicht mehr reparabel und wird wegen Verschmutzung an der Innenseite nicht durch [bedrijf 1] für Garantie repariert”. Het rapport van [bedrijf 1] van 13 februari 2012 bevat ook die vaststellingen en de bevestiging dat het niet onder de garantie van [bedrijf 1] valt. In die brief van 8 december 2011 herhaalt [eiseres] met zoveel woorden dat partijen hebben afgesproken dat de kosten ten dele zullen worden gecrediteerd indien [bedrijf 1] de compressor onder garantie repareert en verlangt [eiseres] betaling door [gedaagde] van het gehele bedrag van de factuur van 28 september 2011.
Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] bezwaar heeft gemaakt bij [eiseres] tegen de factuur van 28 september 2011 of de in de brief van 8 december 2011 gegeven omschrijving van het overeengekomene, hetgeen wel voor de hand had gelegen indien in de visie van [gedaagde] iets anders was overeengekomen. Evenmin is gesteld of gebleken dat [gedaagde] op enig moment in de periode september – december 2011 heeft geklaagd over de deugdelijkheid van de door [eiseres] geleverde machine HOM-BO 610. Ook dat had in de lijn der verwachtingen gelegen indien het de bedoeling van [gedaagde] was haar betalingsverplichting afhankelijk te maken van een onderzoek naar de oorzaak van de schade op de door haar gestelde manier.
[bedrijf 1] is de enige die in deze correspondentie wordt genoemd als partij die onderzoek zou plegen, en wel naar de vraag of de compressor onder garantie zou worden hersteld of herleverd.
De toevoeging “unter Vorbehalt der Schadensursache” hoeft met dat onderzoek door [bedrijf 1] niet in strijd te zijn. Het onderzoek naar de vraag of de compressor onder garantie zou worden hersteld of herleverd, kan, immers, ook een onderzoek naar de schadeoorzaak inhouden. Inderdaad heeft [bedrijf 1] onderzocht waardoor de compressor was vastgelopen.
Uit de geobjectiveerde verklaringen en gedragingen van partijen over en weer valt dus af te leiden dat zij bedoeld hebben het onderzoek door [bedrijf 1].
Het moge zo zijn dat [gedaagde] bij het aanbrengen van de toevoeging “unter Vorbehalt der Schadensursache” enig ander onderzoek, bij voorbeeld dat door [persoon 4], voor ogen heeft gestaan, maar die bedoeling heeft een redelijk persoon onder de gegeven omstandigheden niet aan die toevoeging behoeven toe te kennen nu uit die bewoordingen niet valt af te leiden dat [gedaagde] niet met het voorziene onderzoek door [bedrijf 1] instemde en [gedaagde] ook niet afwijzend heeft gereageerd op de factuur van 28 september 2011 of de brief van 8 december 2011.
5.12.
[gedaagde] heeft voorts gesteld dat uit het rapport van [persoon 4] volgt dat [eiseres] bij dat onderzoek betrokken is. Voor zover [gedaagde] heeft beoogd daarmee te betogen dat [eiseres] heeft ingestemd met dat onderzoek in het kader van de overeenkomst van omstreeks 1 september 2011, heeft [eiseres] dat gemotiveerd betwist. [eiseres] heeft voor de vermelding van de heer Maessen en de heer [eiseres] (beiden werkzaam bij [eiseres]) als contactpersoon in het rapport van [persoon 4] uitleg gegeven. Op grond van die enkele vermelding kan dan ook niet worden aangenomen dat [eiseres] akkoord is gegaan met een onderzoek door [persoon 4] met als doel de vaststelling van de oorzaak van de schade in het kader van de overeenkomst van omstreeks 1 september 2011, in het bijzonder het al dan niet (meer) bestaan van een betalingsverplichting van [gedaagde] jegens [eiseres]. Bovendien heeft [gedaagde] zelf gesteld dat [persoon 4] is ingeschakeld door haar verzekeraar, naar aanleiding van de melding van de schade door [gedaagde]. Dergelijk onderzoek ten behoeve van de verzekeraar van [gedaagde] verdraagt zich zonder nadere uitleg, die [gedaagde] niet heeft gegeven, niet met de stelling dat partijen met de opmerking op de opdrachtbevestiging het oog hadden op dat onderzoek door [persoon 4].
5.13.
Naar het oordeel van de rechtbank moet de overeenkomst van omstreeks 1 september 2011 derhalve aldus worden uitgelegd dat [gedaagde] de volledige kosten van het vervangen en de bijkomende kosten (vervoer, transport en arbeidskosten) diende te betalen onder de ontbindende voorwaarde dat [bedrijf 1] zou vaststellen dat sprake was van een defect dat onder de garantie viel in welk geval [eiseres] de kosten geheel of ten dele zou moeten terugbetalen.
Niet in geschil is dat [bedrijf 1] de uit de HOM-BO 610 afkomstige defecte compressor heeft onderzocht en naar aanleiding daarvan op 13 februari 2012 heeft gerapporteerd dat geen sprake was van een garantiegeval. Dat betekent dat [gedaagde] gehouden is de hiervoor bedoelde kosten ad € 42.567,- te voldoen. [gedaagde] heeft € 25.000,- op die factuur betaald. Derhalve zal de rechtbank de hoofdvordering van [eiseres] tot betaling van het restant van € 17.567,- toewijzen.
5.14.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van [gedaagde] dat [eiseres] ten onrechte heeft meegedeeld dat vervanging van de compressor van de HOM-BO 610 goedkoper was dan reparatie. [gedaagde] heeft immers geen rechtens relevante gevolgen verbonden aan dat verweer.
ten aanzien van de Vacu Press 8000:
5.15.
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de factuur van 2 augustus 2010 ter zake van de Vacu Press 8000 niet betwist, zodat de verschuldigdheid van het betreffende bedrag ad € 18.432,49 vast staat.
5.16. [gedaagde] heeft een beroep gedaan op opschorting van haar betalingsverplichting wegens gesteld toerekenbare tekortschieten van [eiseres] in haar verplichting tot het leveren van deugdelijk functionerende machines. Daarbij doelt [gedaagde] niet op de Vacu Press 8000, maar op defecten opgetreden in de HOM-BO 610 en de HOM-BO 611. [eiseres] heeft betwist dat [gedaagde] een beroep op opschorting toekomt.
5.17.
De rechtbank overweegt als volgt. Het hier toepasselijke WKV geeft slechts in beperkte gevallen een recht tot opschorting. Artikel 58 WKV geeft de mogelijkheid tot opschorting van de betalingsverplichting in het geval de daar tegenoverstaande verplichting tot (tijdige of correcte) levering uitblijft. Voorts geeft artikel 71 WKV een opschortingsmogelijkheid voor de situatie waarin partijen niet gelijktijdig presteren, en waarin na het sluiten van de overeenkomst de kans groeit dat één van partijen niet zal nakomen. De situatie van artikel 58 WVK doet zich hier niet voor. De betalingsverplichting die [gedaagde] heeft opgeschort betreft de koopovereenkomst met betrekking tot de Vacu Press 8000 en niet de levering door [eiseres] van de HOM-BO 610 en/of de HOM-BO 611. De gestelde tekortkoming in de overeenkomsten ter zake van de HOM-BO 610 en 611 geeft [gedaagde] niet het recht tot opschorting bedoeld in artikel 58 WVK van de betalingsverplichting voortvloeiend uit een andere overeenkomst, te weten de overeenkomst tot de levering van de Vacu Press 8000. Evenmin is sprake van een toekomstige tekortkoming in de zin van artikel 71 WKV. Ten slotte is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] [eiseres] dadelijk in kennis heeft gesteld van haar opschorting, zoals is vereist in artikel 71 lid 3 WKV.
Aangezien het WKV een regeling bevat met betrekking tot het recht tot opschorting, is het Nederlands recht met betrekking tot opschorting niet van toepassing.
Het beroep op opschorting kan dan ook niet slagen.
Daarom zal de rechtbank deze hoofdvordering toewijzen.
ten aanzien van de schroefcompressor:
5.18. [gedaagde] heeft erkend dat zij bij [eiseres] een (met spoed te leveren) schroefcompressor heeft besteld tegen een prijs van € 38.316,-. [gedaagde] heeft evenwel aangevoerd dat [eiseres] kort na het plaatsen van de bestelling heeft meegedeeld dat de schroefcompressor niet beschikbaar was en dat de levering door [eiseres] is uitgebleven. Over het niet doorgaan van de levering zou volgens [gedaagde] zijn gesproken tussen de heren [gedaagde] en [persoon 1]. [eiseres] heeft betwist dat zij heeft meegedeeld dat de schroefcompressor niet beschikbaar was. Volgens [eiseres] was het [gedaagde] die daags nadat [eiseres] had medegedeeld dat zij de schroefcompressor beschikbaar voor aflevering had, mededeelde af te zien van de aankoop ervan.
5.19.
De rechtbank overweegt het volgende.
Nu [gedaagde] heeft erkend dat zij een schroefcompressor heeft gekocht bij [eiseres] staat vast dat terzake een koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. [gedaagde] is gebonden aan deze overeenkomst en daarom verplicht haar verbintenissen daaronder na te komen.
[gedaagde] voert het bevrijdende verweer dat partijen nadien zijn overeengekomen om over en weer aan de overeenkomst geen uitvoering te geven (ontbinding met wederzijdse instemming). [eiseres] betwist dat die nadere overeenkomst is gesloten en voert aan dat zij uitvoering heeft gegeven aan haar leveringsverbintenis.
[gedaagde], op wie stelplicht en bij betwisting bewijslast van de gestelde nadere overeenkomst rusten, heeft naar het oordeel van de rechtbank, in het licht van de gemotiveerde betwisting van haar stellingen door [eiseres], onvoldoende specifiek en onderbouwd gesteld, respectievelijk gereageerd dat die nadere afspraak is gemaakt met [eiseres]. Volgens [gedaagde] is deze nadere afspraak niet op schrift gesteld. Dat staat er evenwel niet aan in de weg dat [gedaagde] haar stellingen op dit punt nader had kunnen concretiseren, zoals wanneer de afspraak met [eiseres] exact is gemaakt, op welke wijze en wat daarbij door partijen concreet is afgesproken. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Dit verweer van [gedaagde] zal dan ook als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd.
Dat betekent dat in rechte vast staat dat [gedaagde] gebonden is aan de hier bedoelde overeenkomst.
5.20.
[eiseres] is op grond van artikel 61 lid 1 sub a juncto artikel 62 WKV gerechtigd betaling van de overeengekomen koopprijs te vorderen van [gedaagde]. De hoofdvordering van [eiseres] zal de rechtbank daarom toewijzen.
nevenvorderingen
5.21. [eiseres] heeft gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.518,15 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van dit bedrag niet betwist. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die vergoeding van dit bedrag rechtvaardigen. Dit onderdeel van de vordering van [eiseres] zal derhalve worden toegewezen.
5.22.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke handelsrente overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van artikel 78 van het WKV heeft [eiseres] recht op rente over de nog niet betaalde factuurbedragen. Omdat het WKV niets bepaalt over de hoogte van de verschuldigde rente, moet het rentepercentage overeenkomstig artikel 7 lid 2 van het WKV worden vastgesteld naar Nederlands recht. Nu sprake is van handelsovereenkomsten in de zin van artikel 6:119a BW - overeenkomsten tot levering van goederen en diensten om baat tussen professionals - zal de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW worden toegewezen en wel vanaf de door [eiseres] gevorderde respectieve data. Niet betwist is immers dat [gedaagde] vanaf die data in verzuim verkeerde met betaling.
resumé
5.23.
De rechtbank zal mitsdien een bedrag toewijzen van in totaal € 78.833,64
(€ 17.567,- + € 18.432,49 + € 38.316,- + € 1.518,15), vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW op de wijze als in het dictum te bepalen.
5.24.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de aan de zijde van [eiseres] gevallen proceskosten. Dat komt neer op € 1.789,- aan griffierecht, op € 94,61 aan explootkosten en op € 2.235,- aan salaris voor de advocaat (2,5 punten van liquidatietarief IV ad € 894,-). Voorts zullen de gevorderde nakosten – als niet bestreden – worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.
in reconventie
de inhoudelijke beoordeling:
5.25.
[gedaagde] houdt [eiseres] aansprakelijk voor de door haar geleden schade door de levering van non-conforme machines. Deze schade bestaat volgens [gedaagde] uit de door [persoon 4] in zijn rapport van 20 december 2011 vastgestelde schade ad € 25.000,-, uit “eigen kosten” van [gedaagde] ad € 8.000,- en uit schade inzake de HOM-BO 202 en 203 ad
€ 27.838,-. [eiseres] heeft betwist dat zij schadeplichtig is en dat [gedaagde] schade heeft geleden tot het door haar gestelde bedrag.
non-conformiteit van de HOM-BO 610 en de HOM-BO 6115.26. [gedaagde] heeft gesteld dat de HOM-BO 610 en de HOM-BO 611 niet aan de overeenkomst beantwoorden. Volgens [gedaagde] volgt dat uit het feit dat de compressor van de HOM-BO 610 na slechts circa twee à drie maanden gebruik is vastgelopen en moest worden vervangen en uit het feit dat de filtermatten van de HOM-BO 611 na twee maanden gebruik al ernstig zijn beschadigd. Volgens [gedaagde] volgt uit het rapport van [persoon 4] van 20 december 2011 dat het vastlopen van de HOM-BO 610 het gevolg is van een niet deugdelijk functionerend fijnfilter, waardoor vuil- en stof in de compressor konden geraken.
5.27.
[eiseres] betwist dat de beide machines niet aan de overeenkomst beantwoorden. Daartoe voert [eiseres] het volgende aan. [gedaagde] heeft specifiek gevraagd om machines waarbij zich niet alleen aan de zijkant - zoals gebruikelijk - maar ook aan de achterkant een inzuigopening bevindt. Als gevolg van deze extra inzuigopening aan de achterzijde heeft [eiseres], anders dan gebruikelijk, niet een automatische niveauschakelaar geïnstalleerd die de machine uitschakelt op het moment dat de tank van de machine het maximale vulniveau bereikt. Wegens die extra inzuigopening hoopt het ingezogen materiaal zich, immers, niet achterin de tank – zoals bij de gebruikelijke machines – maar middenin de tank op, zodat een automatische niveauschakelaar veel eerder dan wanneer de tank daadwerkelijk vol is, de machine zal uitschakelen. Daarom is bij de beide machines geen automatische niveauschakelaar aangebracht. Derhalve dient de persoon die deze op verzoek van [gedaagde] ontwikkelde machines met zuigopeningen aan zowel de zij- als de achterkant bedient, erop te letten of in de tank het maximale vulniveau is bereikt. Houdt de persoon die de machine bedient dat niet behoorlijk in de gaten, dan ontstaat het risico dat ingezogen materiaal door het filtersysteem doordringt en de compressor bereikt. Bovendien is het daarom nodig regelmatig het filtersysteem te controleren. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] die controles niet of niet voldoende regelmatig uitgevoerd. Als gevolg daarvan zijn de fijnfilters defect geraakt en is vuil (of opgezogen product) via het filtersysteem in de compressor van de HOM-BO 610 geraakt en is deze vastgelopen. [eiseres] heeft (ter comparitie) voorts gesteld dat [gedaagde] zeer goed op de hoogte was van het hiervoor bedoelde risico omdat [gedaagde] meerdere machines van [eiseres] heeft afgenomen, zowel met inzuigingopening aan de zijkant als met inzuigopeningen aan de zij- en aan de achterkant, en [gedaagde] weet hoe de machines werken.
5.28.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] met haar hiervoor weergegeven standpunt gemotiveerd weerlegd dat wegens de enkele omstandigheid van het vastlopen van de compressor bij de HOM-BO 610 en de HOM-BO 611 machines sprake is van non-conformiteit. Het had daarom op de weg gelegen van [gedaagde] om in te gaan op dat verweer en nader te onderbouwen dat sprake is van non-conformiteit. Dat heeft [gedaagde] onvoldoende gedaan.
[gedaagde]’s verwijzing naar het rapport van [persoon 4] volstaat daartoe niet. Volgens [persoon 4] ontbrak een deugdelijke afdichting tussen het filtreersysteem en het compressorhuis. [eiseres] heeft evenwel onbetwist gesteld dat dat een bewuste ontwerpkeuze is die dient om schade aan de compressor door vacuümzuigen te voorkomen. De stelling van [gedaagde] dat de schade is ontstaan door de ondeugdelijke filtermatten vindt geen steun in het rapport van [persoon 4]. Daarin geeft [persoon 4] immers aan dat de filtermatten niet primair verantwoordelijk zijn voor de schade aan de compressor. Bovendien heeft [eiseres] gesteld dat beschadiging aan de “filterzakken” nu juist het gevolg is van het onjuiste gebruik van de machines met achterinzuiging. De stelling van [gedaagde] dat omdat [persoon 4] in zijn rapport niet spreekt over overbelading van de tank daarvan geen sprake was, heeft [eiseres] ontzenuwd. [eiseres] heeft in dit kader aangegeven dat uit het rapport van [persoon 4] niet volgt dat [persoon 4] ermee bekend was dat de inzuigopening aan de achterzijde van de machine werd gebruikt door [gedaagde]. Voorts heeft [eiseres] aangevoerd dat het niet gaat om overbelading van de tank, maar om de vraag of het filtersysteem al dan niet volgezogen werd bij de wijze waarop [gedaagde] de machines gebruikte. Nu bovendien niet duidelijk is wat de opdracht aan [persoon 4] was bij zijn onderzoek naar de HOM-BO 610 en 611 - dit onderzoek werd immers verricht op verzoek van de verzekeraar van [gedaagde] naar aanleiding van de melding van de schade door [gedaagde] bij haar verzekeraar - vormt dat rapport onvoldoende onderbouwing voor de stelling dat sprake is van non-conformiteit.
Voorts heeft [gedaagde] niet uitgelegd waardoor de compressor heeft kunnen vastlopen als dat niet door het door [eiseres] beschreven onjuiste gebruik was. Ook die uitleg had van [gedaagde] mogen worden verwacht als reactie op het verweer van [eiseres].
[gedaagde] heeft gesteld dat zij de machines conform de voorschriften maandelijks heeft gecontroleerd en die controles heeft gedocumenteerd, doch de betreffende documenten heeft [gedaagde] niet in het geding gebracht. Gesteld dat [gedaagde] inderdaad maandelijkse controles heeft uitgevoerd, dan is daarmee het verweer van [eiseres] niet ontzenuwd, omdat dat verweer het (dagelijks) gebruik van de machines betreft.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] dan ook onvoldoende onderbouwd gesteld dat vanwege de vastgelopen compressor en het beschadigde filtersysteem sprake is van machines die niet aan de overeenkomst beantwoorden. Daarom komt de rechtbank niet toe aan een bewijsopdracht ten aanzien van de gestelde non-conformiteit.
5.29.
Voor zover [gedaagde] stelt dat zij er geen rekening mee hoefde te houden dat zij anders te werk moest gaan met de HOM-BO 610 en 611 bij gebruik van de inzuigopening aan de achterkant, heeft [gedaagde] ook die stelling in het licht van het verweer van [eiseres] onvoldoende onderbouwd. [gedaagde] heeft niet betwist dat zij specifiek heeft verzocht om een machine met een inzuigopening aan de achterkant. [gedaagde] heeft voorts niet concreet gereageerd op de stelling dat zij zeer wel bekend was met het risico van een inzuigopening aan de achterzijde van de machine. Mede gezien de onbetwiste stelling van [eiseres] dat [gedaagde] reeds meerdere van dergelijke machines, in haar bezit heeft, moet dan ook worden aangenomen dat [gedaagde] bekend was met de risico’s van het gebruik van de machine via de achterinzuigopening en het ontbreken van een niveauschakelaar bij deze machines. Dat betekent dat [eiseres] er vanuit kon en mocht gaan dat [gedaagde] wist dat zij anders en behoedzamer te werk diende te gaan bij het gebruik van de inzuigopening aan de achterzijde van de machines. Van een geschonden waarschuwingsplicht aan de zijde van [eiseres] is dan ook geen sprake.
Ook deze stelling biedt [gedaagde] mitsdien geen soelaas.
5.30.
Een en ander betekent dat ook de vordering van [gedaagde] tot betaling van het door [persoon 4] in zijn rapport genoemde bedrag van € 25.000,- moet worden afgewezen. Immers, uit het rapport van [persoon 4] volgt dat dit de begrote herstelkosten van de vastgelopen compressor van de HOM-BO 610 betreft, vermeerderd met arbeids-, reis- en transportkosten en vermeerderd met de kosten verband houdend met door Baywa aan de machines uitgevoerde werkzaamheden. Nu van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [eiseres] geen sprake is, is [eiseres] niet schadeplichtig jegens [gedaagde].
5.31.
Datzelfde geldt voor de door [gedaagde] gevorderde “eigen kosten” ad € 8.550,-. Nog daargelaten dat [gedaagde] niet heeft onderbouwd waarop de door haar gestelde “tijdsinvestering” die tot deze kosten zou hebben geleid exact ziet, geldt ook hier dat aansprakelijkheid van [eiseres] ontbreekt omdat niet is gebleken dat [eiseres] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar contractuele verplichtingen, terwijl evenmin is gebleken dat [eiseres] op een andere grond aansprakelijk zou zijn voor deze kosten jegens [gedaagde].
ten aanzien van de HOM-BO 202 en de HOM-BO 203
5.32.
[gedaagde] heeft gesteld dat nadat de problemen met de HOM-BO 610 en 611 zich hadden voorgedaan, ook schade is opgetreden aan twee andere machines die [gedaagde] van [eiseres] heeft gekocht, te weten de HOM-BO 202 en 203. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij van de schade melding heeft gemaakt bij [eiseres] en dat [eiseres] in dat kader bepaalde reparaties heeft verricht. Volgens [gedaagde] heeft haar verzekeraar de reparatiekosten grotendeels vergoed, maar weigert de verzekeraar een bedrag van € 27.838,- te voldoen omdat daarvoor geen voldoende gespecificeerde nota’s zijn verstrekt. [gedaagde] vordert betaling van genoemd bedrag door [eiseres] en afgifte door [eiseres] van de onderliggende gespecificeerde reparatienota’s.
5.33.
[eiseres] heeft betwist dat zij [gedaagde] voornoemd bedrag verschuldigd is. Volgens [eiseres] gaat het om de kosten van een tweetal reparaties aan oude voertuigen. De reparaties betroffen het herstel van door slijtage doorgesleten bochten van de aanzuiginlaat, waarvoor [gedaagde] [eiseres] opdracht heeft gegeven en [eiseres] aan [gedaagde] facturen heeft verstuurd die [gedaagde] heeft voldaan. [gedaagde] beschikt dus over die facturen. Volgens [eiseres] wil [gedaagde] uitsluitend om (ten onrechte) een hogere verzekeringsvergoeding te kunnen innen dat [eiseres] gespecificeerde nota’s verstrekt. [eiseres] is niet gehouden die te verstrekken, temeer daar [gedaagde] ook zaken doet met concurrenten van [eiseres] en [eiseres] met het verstrekken van de verzochte nota’s concurrentiegevoelige gegevens zou prijsgeven. In elk geval leidt de weigering van [eiseres] om de bedoelde informatie te verschaffen er niet toe dat [eiseres] gehouden is het door [gedaagde] gevorderde bedrag te voldoen.
5.34.
De rechtbank stelt voorop dat [gedaagde] geen deugdelijke grondslag heeft gegeven voor de verschuldigdheid door [eiseres] van het bedrag van € 27.838,-. De enkele omstandigheid dat [eiseres] heeft geweigerd specificaties van nota’s te verstrekken levert geen grond op voor terugbetaling van de bedragen daarvan. Voor toewijzing van deze vordering is dan ook geen plaats.
5.35.
Ten aanzien van de vordering tot het verstrekken van gespecificeerde nota’s overweegt de rechtbank als volgt. In beginsel mag worden verwacht dat een in verband met verrichte werkzaamheden in rekening gebracht bedrag (desgewenst) wordt gespecificeerd. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] dit tot op heden heeft gedaan. [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd dat een dergelijke specificatie niet van haar mag worden verwacht. Haar verweer dat zij daarmee concurrentiegevoelige informatie prijsgeeft is daartoe onvoldoende, omdat zonder nadere toelichting – die [eiseres] niet heeft gegeven - niet valt in te zien dat een uiteenzetting van de leverantie van onderdelen en van de werkzaamheden waarop de door haar in rekening gebrachte bedragen zien, vanuit concurrentieoogpunt onredelijk bezwaarlijk is voor [eiseres]. De rechtbank zal [eiseres] dan ook veroordelen tot het verstrekken van gespecificeerde reparatienota’s ter zake van de aan de HOM-BO 202 en 203 verrichte reparatiewerkzaamheden.
afgifte defecte compressor HOM-BO 610
5.36.
[gedaagde] heeft teruggave gevorderd van de uit de HOM-BO 610 afkomstige compressor. Volgens [gedaagde] maakte deze compressor deel uit van de oorspronkelijke configuratie van de HOM-BO 610 en is deze daarom eigendom van [gedaagde].
[eiseres] heeft niet betwist dat de compressor eigendom is van [gedaagde]. Evenmin heeft [eiseres] betwist dat zij heeft geweigerd de compressor aan [gedaagde] af te geven. Nu gesteld noch gebleken is dat [eiseres] een gegronde reden heeft voor het achterhouden van de compressor, zal de vordering van [gedaagde] tot afgifte worden toegewezen.
5.37.
[gedaagde] heeft gevorderd [eiseres] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten. Volgens [gedaagde] heeft zij diverse keren aangegeven dat sprake was van non-conforme leveringen en is diverse malen verzocht om een oplossing en schadevergoeding.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] hiermee onvoldoende onderbouwd dat zij kosten heeft gemaakt die op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW redelijkerwijs voor vergoeding in aanmerking komen, mede nu de vordering gegrond op non-conformiteit zal worden afgewezen. Dit deel van de vordering van [gedaagde] zal dan ook worden afgewezen.
resumé
5.38.
De vordering van [gedaagde] tot verklaring voor recht dat [eiseres] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar contractuele verplichtingen en aansprakelijk is voor de schade die [gedaagde] daardoor lijdt, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, zal worden afgewezen. Datzelfde geldt voor de vordering tot betaling door [eiseres] van € 38.888,-. Uitsluitend de vorderingen tot het verstrekken van een gespecificeerde nota’s en tot afgifte van de uit de HOM-BO 610 afkomstige compressor zullen worden toegewezen.
5.39.
Nu partijen over en weer ten dele in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten in reconventie worden gecompenseerd aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank,
in conventie:veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van:
1) € 17.567,- vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW daarover vanaf 20 december 2011;
2) € 18.432,49 vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW daarover vanaf 28 september 2012;
3) € 38.316,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW daarover vanaf 28 september 2012;
4) de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.518,15;
veroordeelt [gedaagde] in de aan de zijde van [eiseres] gevallen proceskosten, tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 1.789,- aan vastrecht, op € 94,61 aan explootkosten en op
€ 2.235,- aan salaris voor de advocaat;
veroordeelt [gedaagde] in de na de uitspraak nog vallende kosten (de nakosten), aan de
zijde van [eiseres] bepaald op € 131,00 aan salaris voor de advocaat en verhoogd met € 68,00 ingeval van betekening, waarbij die verhoging slechts verschuldigd is indien [gedaagde] 14 dagen na aanschrijving de tijd heeft gehad om in der minne aan dit vonnis te voldoen;
in reconventie:veroordeelt [eiseres] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan [gedaagde] te verstrekken gespecificeerde nota’s voor de door [eiseres] aan de HOM-BO 202 en de HOM-BO 203 verrichte werkzaamheden;
veroordeelt [eiseres] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de compressor afkomstig uit de HOM-BO 610 aan [gedaagde] af te geven;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in conventie en in reconventie voorts:
verklaart dit vonnis voor zover het veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door W.P. Sprenger en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2014.
1861/1928