In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 21 maart 2014, wordt de procedure rondom de beperking van aansprakelijkheid van schepen behandeld. De zaak betreft twee verzoeksters: VT Minerals B.V. (VTM) en KEVIN S GMBH & CO K.G. (KSGC), die respectievelijk een waterverontreinigingsfonds en een zaakschadefonds voor hun schepen hebben ingesteld. De rechter-commissaris verwijst naar eerdere verificatievergaderingen en de rol van de betrokken partijen in de renvooiprocedure. De rechter-commissaris stelt vast dat de schuldeisers, waaronder Havenbedrijf Amsterdam N.V. (HBA), de Staat der Nederlanden, Oranjemarine B.V. en Shipdock B.V., als eisers moeten optreden in de renvooiprocedure. Dit is gebaseerd op de artikelen 642k, 642q en 642r van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, die bepalen dat de schuldeiser in een renvooiprocedure altijd als eiser optreedt. De rechter-commissaris concludeert dat de betrokken partijen niet tot een overeenstemming kunnen komen over de aansprakelijkheid van VTM, die betwist dat zij haar aansprakelijkheid kan beperken door enkel een waterverontreinigingsfonds te stellen. De beschikking benadrukt dat de schuldeisers hun vorderingen ter verificatie moeten indienen, en dat de rolverdeling in de procedure duidelijk moet zijn. De rechter-commissaris past het proces-verbaal van de zitting van 19 februari 2014 aan om de juiste rolverdeling te reflecteren, waarbij HBA en de Staat als eisers optreden en VTM als verweerder. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.