ECLI:NL:RBROT:2014:4434

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2014
Publicatiedatum
2 juni 2014
Zaaknummer
C/10/449731 / FT RK 14/312
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot faillietverklaring wegens gebrek aan pluraliteit van schuldeisers

Op 20 mei 2014 vond een zitting plaats in de zaak tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, verzoekster, en een andere besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, verweerster. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.J.M.F. Voogt, vorderde faillietverklaring van verweerster, die werd bijgestaan door mr. S.H.A.J. Warringa. Verzoekster stelde dat zij een vordering van € 26.620,-- had op verweerster, die deze vordering onbetaald liet. Verweerster betwistte echter dat zij in een toestand verkeerde van niet kunnen betalen en voerde aan dat de facturen niet op haar naam waren gesteld, maar op naam van een aan haar gerelateerde B.V. die in faillissement verkeerde.

De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet voldoende had aangetoond dat verweerster in de toestand verkeerde dat zij had opgehouden te betalen. De rechtbank stelde vast dat verweerster de vordering gemotiveerd had betwist en dat verzoekster niet had onderbouwd dat er andere schuldeisers waren. De rechtbank benadrukte dat volgens artikel 6, derde lid van de Faillissementswet, summierlijk moet blijken van het bestaan van feiten die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Aangezien verzoekster niet had voldaan aan het pluraliteitsvereiste, werd het verzoek tot faillietverklaring afgewezen.

De beslissing werd op 23 mei 2014 gegeven door mr. V.M. de Winkel, rechter, in aanwezigheid van M. Bijnagte, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
Rekestnummer: [nummer]
BESCHIKKING op het verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam],
gevestigd te [plaats],
verzoekster
advocaat: mr. M.J.M.F. Voogt te Amsterdam,
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam],
statutair gevestigd te [plaats],
kantoorhoudende te [plaats],
verweerster,
advocaat: mr. S.H.A.J. Warringa te Rotterdam.

1.De procedure

Op 20 mei 2014 zijn verzoekster, vertegenwoordigd door de heer[naam]en de heer[naam], beiden bijgestaan door hun advocaat mr. M.J.M.F. Voogt, alsmede verweerster, vertegenwoordigd door de heer[naam] en bijgestaan door zijn advocaat mr. S.H.A.J. Warringa, in raadkamer verschenen en gehoord.
Voorafgaand aan de zitting van 20 mei 2014 is van de zijde van verweerster op 19 mei 2014 een fax binnengekomen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Door verzoekster is gesteld dat zij werkzaamheden ten behoeve van verweerster heeft verricht in het kader van een project met de gemeente Zeist. De vordering op verweerster bedraagt in totaal € 26.620,--. Verweerster laat deze vordering onbetaald. Verzoekster kan echter niet met zekerheid zeggen dat er andere schuldeisers zijn, die verweerster onbetaald laat. Verweerster is gerelateerd aan [naam]B.V., welke B.V. in staat van faillissement is verklaard. Verweerster voert geen zelfstandige activiteiten uit, doch is geheel afhankelijk van [naam] B.V., die verweerster niet van financiële middelen kan voorzien. Aangezien verweerster opeisbare verplichtingen is aangegaan is verzoekster van mening dat verweerster verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen.
Verweerster heeft betwist dat zij in een toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Verweerster is gerelateerd aan [naam] B.V., die in staat van faillissement is verklaard. [naam]B.V. heeft echter hoger beroep ingesteld tegen het faillissementsvonnis. Het beroep zal worden behandeld bij het gerechtshof te Den Haag op 5 juni 2014. Verweerster betwist de vorderingen van verzoekster, aangezien de facturen niet op naam van verweerster zijn gesteld, maar op naam van [naam]B.V. De betreffende facturen zijn evenmin gestuurd naar verweerster. Voorts betwist verweerster het bestaan van steunvorderingen. Er zijn geen andere schuldeisers.

3.De beoordeling

Artikel 6, derde lid van de Faillissementswet (Fw) bepaalt dat summierlijk moet blijken van het bestaan van feiten en of omstandigheden, welke aantonen, dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
De rechtbank is van oordeel dat niet summierlijk is gebleken dat verweerster verkeert in een toestand van te hebben opgehouden met betalen. Verweerster heeft de vordering gemotiveerd betwist, waarna de vordering niet nader door verzoekster is onderbouwd, bijvoorbeeld door het in geding brengen en toelichten van de facturen die aan de vordering ten grondslag liggen. Verweerster heeft voorts de pluraliteit van schuldeisers voldoende gemotiveerd betwist. In het licht van deze gemotiveerde betwisting heeft verzoekster de aanwezigheid van meerdere schuldeisers niet nader onderbouwd zodat deze niet summierlijk is vast komen te staan. De rechtbank stelt daarmee vast dat tevens niet is voldaan aan het in de vaste rechtspraak van de Hoge Raad bepaalde pluraliteitsvereiste. Anders dan de advocaat van verzoekster heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat sprake moet zijn van pluraliteit van schuldeisers om een faillissement te kunnen uitspreken. Het argument van de advocaat dat in geval van één schuldeiser dan nooit een faillissement zou kunnen worden uitgesproken, overtuigt niet. Een schuldeiser kan een gerechtelijke procedure opstarten en kan zich, na het verkrijgen van een toewijzend vonnis, verhalen op alle vermogensbestanddelen van de schuldenaar. Daarom valt niet in te zien welk belang de schuldeiser in zo’n situatie dan heeft bij een faillissement. Het verzoek tot faillietverklaring wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring.
Deze beschikking is bij vervroeging op 23 mei 2014 gegeven door mr. V.M. de Winkel, rechter, in aanwezigheid van M. Bijnagte, griffier. [1]
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.