ECLI:NL:RBROT:2014:4434
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot faillietverklaring wegens gebrek aan pluraliteit van schuldeisers
Op 20 mei 2014 vond een zitting plaats in de zaak tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, verzoekster, en een andere besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, verweerster. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.J.M.F. Voogt, vorderde faillietverklaring van verweerster, die werd bijgestaan door mr. S.H.A.J. Warringa. Verzoekster stelde dat zij een vordering van € 26.620,-- had op verweerster, die deze vordering onbetaald liet. Verweerster betwistte echter dat zij in een toestand verkeerde van niet kunnen betalen en voerde aan dat de facturen niet op haar naam waren gesteld, maar op naam van een aan haar gerelateerde B.V. die in faillissement verkeerde.
De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet voldoende had aangetoond dat verweerster in de toestand verkeerde dat zij had opgehouden te betalen. De rechtbank stelde vast dat verweerster de vordering gemotiveerd had betwist en dat verzoekster niet had onderbouwd dat er andere schuldeisers waren. De rechtbank benadrukte dat volgens artikel 6, derde lid van de Faillissementswet, summierlijk moet blijken van het bestaan van feiten die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Aangezien verzoekster niet had voldaan aan het pluraliteitsvereiste, werd het verzoek tot faillietverklaring afgewezen.
De beslissing werd op 23 mei 2014 gegeven door mr. V.M. de Winkel, rechter, in aanwezigheid van M. Bijnagte, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat.