ECLI:NL:RBROT:2014:4422
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing faillissementsverzoek wegens prematuriteit en onvoldoende bewijs van betalingsonmacht
Op 8 mei 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, verzoekster, en een andere besloten vennootschap, verweerster. Verzoekster heeft verzocht om verweerster failliet te verklaren, stellende dat verweerster in betalingsonmacht verkeert en dat er sprake is van een 'sterfhuis-constructie'. Verzoekster heeft in 2011 haar onderneming aan verweerster verkocht en stelt dat verweerster de koopprijs niet tijdig heeft voldaan. Tijdens de behandeling in raadkamer op 6 mei 2014 zijn beide partijen gehoord, waarbij verzoekster haar standpunt heeft toegelicht en verweerster haar verweer heeft gevoerd. Verweerster betwistte de vordering van verzoekster en stelde dat er geen sprake is van betalingsonmacht.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat verzoekster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank oordeelde dat de enkele vrees van verzoekster over een mogelijke toekomstige niet-tijdige betaling niet voldoende is om tot faillietverklaring over te gaan. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat verzoekster meer dan € 600.000,- van verweerster heeft ontvangen uit hoofde van de koopovereenkomst, wat de vrees van betalingsonmacht verder ondermijnt.
De rechtbank heeft het verzoek tot faillietverklaring afgewezen en geoordeeld dat de procedure prematuur was, gezien de gemotiveerde betwisting door verweerster. Verzoekster is veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 452,- aan salaris voor de advocaat. Deze beschikking is gegeven door mr. V.M. de Winkel, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Pieters-Boelhouwer, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.