ECLI:NL:RBROT:2014:4419

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2014
Publicatiedatum
2 juni 2014
Zaaknummer
C/10/445658 / FT EA 14/496
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende te goeder trouw handelen en gebrek aan inspanning voor werk

Op 25 februari 2014 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 17 april 2014 is verzoekster gehoord. De rechtbank heeft op 24 april 2014 uitspraak gedaan. Verzoekster, alleenstaand en verantwoordelijk voor twee kinderen, ontvangt een WWB-uitkering en heeft een schuldenlast van € 24.047,09. De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet te goeder trouw heeft gehandeld met betrekking tot haar schulden. In 2008 heeft zij een schuld aan de Belastingdienst laten ontstaan van € 13.230,00, gerelateerd aan een terugvordering van kinderopvangtoeslag over 2011. Ondanks dat verzoekster op de hoogte was van het feit dat zij geen recht meer had op deze toeslag, heeft zij deze blijven ontvangen en het geld voor andere doeleinden gebruikt. Dit gedrag wordt door de rechtbank als niet te goeder trouw beschouwd.

Daarnaast heeft verzoekster over de jaren 2011, 2012 en 2013 nog andere schulden aan de Belastingdienst laten ontstaan, totaal € 4.690,00, die voortkomen uit het nalaten van het doen van aangifte inkomstenbelasting. De rechtbank concludeert dat deze schulden niet te goeder trouw zijn ontstaan en dat dit verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg staat. Bovendien is het niet aannemelijk dat verzoekster de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen, aangezien zij geen blijk heeft gegeven van inspanning om een fulltime baan te vinden. Om deze redenen heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 24 april 2014
[naam],
[adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 25 februari 2014 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster is gehoord ter terechtzitting van
17 april 2014. De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

Verzoekster is alleenstaand en heeft de zorg voor twee kinderen. Het inkomen van verzoekster bestaat uit een WWB-uitkering. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring van artikel 285 van de Faillissementswet € 24.047,09.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de afgelopen vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is.
Blijkens het schuldenoverzicht heeft verzoekster in 2008 een schuld aan de Belastingdienst laten ontstaan van € 13.230,00. Uit het bijgevoegde overzicht van de bij de Belastingdienst openstaande schulden blijkt echter dat het om een terugvordering over het jaar 2011 gaat. Ter terechtzitting heeft verzoekster verklaard dat deze schuld betrekking heeft op ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslag. Verzoekster was op de hoogte van het feit dat zij geen recht meer had op deze kinderopvangtoeslag. Ondanks het feit dat verzoekster hiervan op de hoogte was, is zij de toeslag blijven ontvangen en heeft zij het geld gebruikt voor andere aangelegenheden. Hiermee heeft verzoekster niet te goeder trouw gehandeld. Tevens heeft verzoekster over de jaren 2011, 2012 en 2013 nog andere schulden aan de Belastingdienst laten ontstaan van totaal € 4.690,00. Deze schulden hebben betrekking op het nalaten van het doen van aangifte inkomstenbelasting. Dergelijke schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan. De schulden aan de Belastingdienst staan dan ook aan toelating van verzoekster tot de schuldsaneringsregeling in de weg.
Daarnaast moet voldoende aannemelijk zijn dat verzoekster de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is. Verzoekster heeft er immers, ondanks de aansporing daartoe in de bijlage bij de oproepingsbrief voor de mondelingen behandeling van haar verzoek geen blijk van gegeven zich op enigerlei wijze in te spannen om een fulltime baan te vinden om met het daarmee te genereren inkomen haar schuldeisers tegemoet te komen.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van Spengen, rechter, en in aanwezigheid van
N.A.L. Westerhuis, griffier in het openbaar uitgesproken op 24 april 2014. [1]

Voetnoten

1.