ECLI:NL:RBROT:2014:4417

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2014
Publicatiedatum
2 juni 2014
Zaaknummer
C/10/444692 / FT EA 14/390
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating in de schuldsaneringsregeling wegens overbesteding en onvoldoende inspanning naar betaald werk

In deze zaak heeft verzoekster op 12 februari 2014 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 17 april 2014 is verzoekster gehoord. De rechtbank heeft op 24 april 2014 uitspraak gedaan. Verzoekster is alleenstaand en heeft de zorg voor drie minderjarige kinderen en één meerderjarig kind. Haar inkomen bestaat uit een WWB-uitkering en haar schuldenlast bedraagt € 20.096,66. De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet te goeder trouw is geweest in de vijf jaar voorafgaand aan haar verzoek, omdat zij verplichtingen is aangegaan waarvan zij wist dat zij deze niet kon nakomen. Dit blijkt uit diverse schulden aan onder andere T-Mobile Netherlands BV en KPN B.V., die duiden op overbesteding. Ondanks dat haar budget wordt beheerd, is het overbestedingsprobleem nog niet onder controle.

Daarnaast heeft verzoekster openstaande boetes van in totaal € 869,00, die zijn ontstaan door verkeersovertredingen van haar zoon. De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet adequaat heeft gereageerd op deze boetes, wat haar te goeder trouw in de weg staat. Bovendien heeft verzoekster te weinig sollicitaties overgelegd, ondanks haar bewering al zes jaar op zoek te zijn naar werk. De rechtbank concludeert dat verzoekster niet voldoende inspanningen heeft geleverd om betaald werk te vinden, wat ook een vereiste is voor de schuldsaneringsregeling.

Om deze redenen heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van N.A.L. Westerhuis, griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 24 april 2014
[naam],
[adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 12 februari 2014 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster is gehoord ter terechtzitting van
17 april 2014. De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

Verzoekster is alleenstaand en heeft de zorg over drie minderjarige kinderen en één meerderjarig kind. Het inkomen van verzoekster bestaat uit een WWB-uitkering. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring van artikel 285 van de Faillissementswet
€ 20.096,66.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoekster ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden, in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is.
De rechtbank stelt vast dat verzoekster in bedoelde periode verplichtingen is aangegaan waarvan verzoekster wist of behoorde te weten dat zij deze niet kon nakomen. Ook in 2013 zijn er op deze wijze nog diverse schulden ontstaan. De rechtbank noemt in dit verband de schulden aan T-Mobile Netherlands BV (€ 32,24), Home Shopping Service (€ 158,91), Electrolux (€ 240,33), KPN B.V. (€ 653,07). Bovengenoemde schulden duiden op overbesteding. Tevens wijzen deze schulden erop dat het overbestedingsprobleem – ondanks het feit dat verzoeksters budget wordt beheerd – nog niet onder controle is.
Tevens blijkt uit de schuldenlijst van verzoekster dat zij schulden heeft aan het Centraal Justitieel Incassobureau van € 2.742,47. Uit het overzicht van het Centraal Justitieel Incassobureau met peildatum 27 maart 2014 blijkt dat verzoekster thans nog openstaande boetes heeft voor een totaalbedrag van € 869,00. De boetes betreffen een drietal verkeersovertredingen. Verzoekster heeft ter terechtzitting verklaard dat alle boetes zijn veroorzaakt door haar zoon. Haar zoon heeft twee auto’s, met haar toestemming, op haar naam gezet. Haar zoon heeft vervolgens met deze auto’s boetes laten ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat verzoekster in ieder geval na één boete actie had kunnen en moeten ondernemen. Dit heeft zij echter verzuimd. Aldus is zij niet te goeder trouw ten aanzien van het ontstaan van de boetes. Dit wordt niet anders door de omstandigheden dat verzoekster deze schuld van € 2.742,47 heeft weten terug te brengen naar € 869,00. De aflossingen op de boetes zijn immers ten koste gegaan van de andere schuldeisers, die hierdoor geen (gedeeltelijke) aflossingen hebben mogen ontvangen.
Tenslotte heeft verzoekster, ondanks de duidelijke aansporing daartoe in de bijlage bij de oproepingsbrief, te weinig sollicitaties overgelegd. Deze omstandigheden maakt dat de rechtbank niet de volle overtuiging heeft dat verzoekster – die naar eigen zeggen al zes jaar lang vruchteloos op zoek is naar werk – gedurende de schuldsaneringsregeling zich tot het maximale zal inspannen om fulltime betaald werk te vinden.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van Spengen, rechter, en in aanwezigheid van
N.A.L. Westerhuis, griffier in het openbaar uitgesproken op 24 april 2014. [1]

Voetnoten

1.