ECLI:NL:RBROT:2014:4332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 mei 2014
Publicatiedatum
27 mei 2014
Zaaknummer
C-10-449995 - KG ZA 14-397
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over lidmaatschap en winstaandeel binnen een maatschap van radiologen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres, een radioloog, een kort geding aangespannen tegen de maatschap Radiodiagnostiek en enkele gedaagden, waaronder ECTY B.V. en Radiologica B.V. De kern van het geschil betreft de vraag of eiseres als lid van de maatschap moet worden beschouwd en of zij recht heeft op een winstaandeel. Eiseres stelt dat zij nooit officieel lid is geworden van de maatschap, terwijl de gedaagden beweren dat zij dit wel is. De procedure begon met een dagvaarding op 1 mei 2014, gevolgd door een mondelinge behandeling op 12 mei 2014. Eiseres vorderde onder andere dat de gedaagden haar een maandelijkse beloning zouden betalen die gelijk is aan een winstaandeel, en dat zij inzicht zou krijgen in de financiële administratie van de maatschap.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiseres niet ontvankelijk is in haar vorderingen jegens de maatschap Radiodiagnostiek en enkele gedaagden, maar heeft wel geoordeeld dat ECTY en [gedaagde 4] verplicht zijn om eiseres een maandelijkse beloning te betalen die pro rata gelijk is aan een winstaandeel, zolang zij als radioloog werkzaam is in het LangeLand Ziekenhuis. De rechter heeft bepaald dat de bevoorschottingen over de reeds verstreken maanden in 2014 uiterlijk één week na betekening van het vonnis aan eiseres moeten zijn betaald. Tevens is het gedaagden verboden om een eerder genoemd bedrag van € 7.631,- in mindering te brengen op de te betalen beloning. De kosten van de procedure zijn voor gedaagden, die grotendeels in het ongelijk zijn gesteld.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2014. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechten van waarnemers binnen maatschappen en de voorwaarden waaronder zij aanspraak kunnen maken op winstaandeel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/449995 / KG ZA 14-397
Vonnis in kort geding van 26 mei 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.M. Tuijtel te Rotterdam,
tegen
1. de maatschap
MAATSCHAP RADIODIAGNOSTIEK,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECTY B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats 3],
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RADIOLOGICA B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. W.R. Kastelein te Zwolle.
Eiseres in conventie, verweerster in reconventie, zal hierna [eiseres] genoemd worden. Gedaagden in conventie, eisers in reconventie, zullen hierna gezamenlijk gedaagden en afzonderlijk de maatschap Radiodiagnostiek, [gedaagde 2], ECTY, [gedaagde 4] en Radiologica genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 mei 2014, met producties, 1 tot en met 18
  • de producties van gedaagden, 1 tot en met 11
  • de mondelinge behandeling op 12 mei 2014,
  • de pleitnota van [eiseres],
  • de pleitnota van gedaagden,
  • de eis in reconventie.
1.2.
Namens [eiseres] is bezwaar gemaakt tegen het overleggen van de producties van gedaagden en tegen de eis in reconventie, nu deze volgens haar te laat in het geding zijn gebracht.
1.3.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.2 van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken civiel/familie is de termijn voor het indienen van stukken uiterlijk 1 werkdag voor de zitting. [eiseres] is door de termijnoverschrijding met enkele uren, waarbij op grond van de Algemene termijnwet de zaterdag en de zondag niet zijn meegerekend, niet dusdanig in haar belangen is geschaad, dat de stukken wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing moeten worden gelaten, nu de producties deels aan [eiseres] bekend waren en voor het overige niet dusdanig omvangrijk zijn dat [eiseres] geen inhoudelijke reactie daarop heeft kunnen geven.
1.4.
De termijn voor mededeling van een eis in reconventie is ingevolge artikel 7.2 van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken civiel/familie 24 uur voor de zitting. Deze termijn is door gedaagden niet overschreden.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De maatschap Radiologen LangeLand Ziekenhuis te Zoetermeer (hierna: de maatschap) bestaat uit een aantal radiologen, werkzaam in het LangeLand ziekenhuis te Zoetermeer. Op 1 augustus 2011 behoorden tot deze maatschap de maten [gedaagde 4], [gedaagde 2],[persoon 1], [persoon 2] en [persoon 3].
2.2.
De in overweging 2.1 genoemde maten hebben hun samenwerking geformaliseerd in een op 12 februari 2007 ondertekende maatschapsovereenkomst. Artikel 15 van de maatschapsovereenkomst luidt als volgt:
“ (..)
Artikel 15 Besloten Vennootschap
Het is ieder van de partijen toegestaan zijn praktijkdeel in te brengen en te doen uitoefenen voor rekening en risico van een besloten vennootschap (BV) met beperkte aansprakelijkheid, welke besloten vennootschap (BV) ten doel heeft het (doen) uitoefenen van een praktijk als radioloog en waarvan de betreffende partij enig directeur is en aandeelhouder. Bij inbreng in en uitoefening van de praktijk door een besloten vennootschap garandeert de betreffende partij zijn wederpartijen dat de besloten vennootschap nimmer op meer of andere rechten aanspraak zal maken, dan wel verplichtingen zal ontkennen dan waarop de partij zelf in persoon aanspraak zou hebben kunnen maken of waartoe hij verplicht zou zijn geweest op grond van de onderhavige overeenkomst.”
2.3.
[persoon 3] participeerde in 2011 in deeltijd in de maatschap. Zijn aandeel in de winst van maatschap was in dat jaar evenredig aan de door hem gewerkte uren (50%).
2.4.
Met ingang van 1 augustus 2011 is [eiseres] als radioloog gaan werken voor de maatschap, waarbij de bedoeling was dat [eiseres] het (deeltijds)praktijkaandeel van [persoon 3], die met ingang van 1 januari 2012 is vertrokken, zou overnemen.
2.5.
In 2013 hebben [persoon 2] en[persoon 1] de maatschap verlaten.
2.6.
[eiseres] is voor haar werkzaamheden vanaf 1 augustus 2011 tot en met december 2013 beloond met aandeel in de winst van de maatschap, naar evenredigheid met haar deeltijdsfactor (50%). De maandelijkse voorschotten hierop bedroegen, op een enkele uitzondering wegens bijzondere omstandigheden na, in de jaren 2011-2013 vrijwel steeds € 9.000,- per maand.
2.7.
Naar aanleiding van vragen van de accountant van de maatschap in het kader van het opmaken van de jaarrekening over 2012, is er tussen partijen in november en december 2013 een e-mailwisseling ontstaan, waarin onder meer de vraag aan de orde is gekomen of [eiseres] als lid van de maatschap moest worden beschouwd.
2.8.
Bij e-mailbericht van 9 december 2013 heeft [gedaagde 2] [eiseres] verzocht om duidelijkheid te geven over de vraag of zij als lid van de maatschap moet worden gezien. Hij heeft daarbij verzocht om voor 12 december 2013 te antwoorden, waarbij het ontbreken van een antwoord als ontkenning van het lidmaatschap van de maatschap zou worden gezien.
2.9.
Bij e-mailbericht van 12 december 2013 heeft [gedaagde 2] het volgende aan [eiseres] geschreven:
“ (..) Sinds 2011 hebben we alles gedaan om jou in de maatschap in te passen. Tot heden heb je hier niet positief op gereageerd en heb je ons steeds “aan het lijntje” gehouden.
Reacties zoals jij thans verwoordt of waarop je zelfs helemaal geen antwoord (..) geeft, betekent dat jij geen maatschapslid bent, maar waarnemer zoals je ook consequent aangeeft.
Wij hadden gehoopt dat jij maatschapslid wilde zijn met de hierbij horende “maatschaps”rechten en plichten en dit ook als zodanig uitdraagt.
Ik betreur het dat je geen maatschapslid wil zijn.(…)”
2.10.
Bij e-mailbericht van 23 december 2013 heeft [eiseres] het volgende geantwoord:
“ (..) In antwoord op jouw mail van 9 december jl. bevestig ik voor de goede orde dat ik, zoals eerder herhaaldelijk gezegd is, geen lid van de maatschap ben. Ik ben niet toegetreden tot de maatschap. Ik ben waarnemer en de vergoeding die ik heb ontvangen en ontvang, ontvang ik in die hoedanigheid.
Ik handhaaf mijn rechten op toetreding tot de maatschap hetgeen ik van te vervullen voorwaarden afhankelijk heb gesteld. Onder meer de (financiële) situatie en het toekomstperspectief van het ziekenhuis, de financiële toestand en het toekomstperspectief van de maatschap, de rechten en plichten van de maatschap, de samenwerking en besluitvorming binnen de maatschap etc zullen voor mij acceptabel moeten zijn alvorens ik toetreed. Dit alles is voor mij nog steeds onzeker en niet acceptabel nu. Helaas informeren jullie mij nergens over en laat de communicatie en samenwerking zeer te wensen over. Ik verzoek jou nogmaals hieraan te werken en mij te informeren. (..)”
2.11.
Bij e-mail van 11 januari 2014 heeft [eiseres] het volgende aan [gedaagde 2] geschreven:
“(..) Ik zag dat je voor de maand december 5000 ipv 9000 euro hebt overgemaakt. Kun je me informeren wat de reden hiervoor is? (..)”
2.12.
Op 12 januari 2014 heeft [gedaagde 2] in een e-mailbericht geantwoord:
“ (..) wij hebben in december geen geld gekregen.
Wij moeten >€100.000,- terug geven voor teveel ontvangen voorschot in 2012.
Hebben toch nog wat overgemaakt.”
2.13.
Op 31 januari 2014 heeft [eiseres] een e-mail met de volgende inhoud gezonden aan [gedaagde 2]:
“ (..) Kun je me informeren over wat we in 2014 aan voorschot per maand kunnen verwachten? Is dat nog steeds de 91.000 euro per maand voor de maatschap (..)? Deze maand heb ik nog niets gezien, klopt dat? En kun je aangeven hoe je het teveel aan voorschot uit 2012 verrekent?”
2.14.
Bij brief van 11 februari 2014 heeft de raadsvrouw van gedaagden het volgende aan [eiseres] geschreven:
“Geachte [eiseres],
Tot mij hebben zich gewend de heren [gedaagde 2] en [gedaagde 4], beiden vormend de Maatschap Radiologie van het LangeLand Ziekenhuis te Zoetermeer.
Bij uw intreden in het ziekenhuis, op 1 augustus 2011, was het de bedoeling dat u maatschapslid zou worden en dat u goodwill zou betalen aan de heer [persoon 3] in verband met de overname van zijn praktijk.
Voor zover cliënten bekend, heeft u echter nimmer goodwill aan de heer [persoon 3] betaald en bent u ook niet van plan om hem goodwill te betalen.
U heeft ook gesteld geen maatschapslid te zijn.
Hoewel cliënten dit betreuren, zullen zij dit respecteren. Dit betekent dat u ook geen recht hebt op enig winstaandeel uit de maatschap. Consequentie daarvan is dat in ieder geval de u in 2012 en 2013 uitgekeerde gelden bovenmatig zijn geweest.
U kunt immers niet een maatschapsaandeel als maat verwachten zonder dat u de rechten en verplichtingen van een maatschapslid uitoefent c.q. wenst uit te oefenen.
Er zal derhalve met u verrekend dienen te worden. Cliënten zullen daartoe contact met u opnemen. (..)”
2.15.
Bij brief van 13 februari 2014 heeft [eiseres] weersproken dat zij geen recht heeft op een winstaandeel in de maatschap en heeft zij de maatschap gesommeerd haar een bedrag van € 13.000,- (zijnde € 4.000,- over december 2013 en € 9.000,- over januari 2014) te betalen, alsmede om haar te bevestigen dat de maatschap de uitbetaling van € 9.000,- per maand ongestoord zal hervatten.
2.16.
In maart 2014 hebben [eiseres] enerzijds en [gedaagde 2] en [gedaagde 4] anderzijds met elkaar gesproken over een mogelijke oplossing van het gerezen geschil en over de per 1 januari 2014 te betalen vergoeding aan [eiseres]. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt. Daarnaast is tussen partijen discussie ontstaan over de vraag of in het conceptrapport accountantsverslag 2012 terecht een negatieve kapitaalbalans is opgenomen voor [eiseres] van € 7.631,-.
2.17.
Aan [eiseres] is door de maatschap over de maanden januari 2014 tot en met april 2014 een waarnemingsvergoeding uitbetaald, onder aftrek van een bedrag van € 1.907,75 (zijnde het bedrag van € 7.631,- dat in vier termijn is verrekend).

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert – zakelijk weergegeven – dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A. gedaagden zowel hoofdelijk als ieder voor zich, beveelt om te bewerkstelligen dat [eiseres], zolang zij als radiologe in het LangeLand Ziekenhuis werkzaam zal zijn, met ingang van januari 2014 maandelijks een beloning ontvangt die pro rata gelijk is aan een winstaandeel met bijbehorende voorwaarden, met dien verstande dat:
1. Zolang de bevoorschotting van de Maatschap € 91.000,- bedraagt, de bevoorschotting van [eiseres] tenminste € 9.000,- per maand zal bedragen; en
2. De bevoorschotting over de reeds verstreken maanden in 2014 uiterlijk drie dagen na dagtekening van het vonnis aan [eiseres] moet zijn betaald; en
3. De maatschap de reeds betaalde bevoorschotting in 2014 op de gevorderde bevoorschotting in mindering mag brengen;
gedaagden verbiedt om het bedrag van € 7.631,- dat in de concept-jaarrekening 2012 is vermeld als schuld van [eiseres] in verrekening te (doen) brengen met, dan wel op enige andere wijze in mindering te (doen) brengen op, de conform het sub A gevorderde bevel aan [eiseres] te betalen bevoorschotting;
gedaagden beveelt om, binnen drie dagen na dagtekening van het vonnis, [eiseres] inzicht te verstrekken in de volledige administratie en alle financiële, operationele, juridische en andere gegevens van de Maatschap, alsmede om afschriften daaruit en/of toelichtingen daarop te verstrekken zo dikwijls als [eiseres] daarom vraagt, één en ander ten behoeve van de beoordeling door [eiseres] of en zo ja wanneer zij gebruik wil maken van haar recht op toetreding, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag of dagdeel dat hieraan niet wordt voldaan, tot een maximum van € 250.000,-;
gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt in de kosten van het geding, inclusief de nakosten.
3.2.
Gedaagden voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Gedaagden vorderen – zakelijk weergegeven – dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
Primair:
1. [eiseres] beveelt om de door haar ontvangen inkomsten bestaande uit de winstaandelen voor haar werkzaamheden als radiologe in het LangeLand Ziekenhuis te Zoetermeer over het jaar 2012 à € 100.561,- en over het jaar 2013 conform de jaarrekening 2013 aan de maatschap respectievelijk aan ECTY en [gedaagde 4] terug te betalen binnen twee weken na wijzen van dit vonnis onder toewijzing van de wettelijke rente over iedere dag dat [eiseres] in verzuim blijft tot aan de dag der voldoening en op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag of dagdeel dat hieraan niet wordt voldaan;
Subsidiar:
2. [eiseres] beveelt om de door haar ontvangen inkomsten bestaande uit de winstaandelen voor haar werkzaamheden als radiologe in het LangeLand Ziekenhuis te Zoetermeer over het jaar 2012 à € 100.561,- en over het jaar 2013 conform de jaarrekening 2013 aan de Maatschap respectievelijk aan ECTY en [gedaagde 4] terug te betalen, onder aftrek van de waarneemvergoeding over de jaren 2012 en 2013 à € 500,- per dag en à € 200,- per avond, binnen twee weken na wijzen van dit vonnis onder toewijzing van de wettelijke rente over iedere dag dat [eiseres] in verzuim blijft tot aan de dag der voldoening en op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag of dagdeel dat hieraan niet wordt voldaan;
Meer subsidiair:
3. [eiseres] beveelt conform de (concept)jaarrekening 2012 het te veel betaalde voorschot over 2012 à € 7.631,- aan gedaagden terug te betalen binnen twee weken na wijzing van het vonnis en [eiseres] beveelt het jaar 2013 af te rekenen conform de systematiek van 2012 onder toewijzing van de wettelijke rente over iedere dag dat [eiseres] in verzuim blijft tot aan de dag der voldoening en op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag of dagdeel dat hieraan niet wordt voldaan;
4. [eiseres] beveelt haar radiologische werkzaamheden in het LangeLand Ziekenhuis te Zoetermeer vanaf 1 januari 2014 als waarnemer van de Maatschap conform het marktconforme waarneemtarief te verrichten, dat wil zeggen € 500,- per gewerkte dag en € 200,- voor een avonddienst dan wel enig andere redelijke vergoeding;
Zowel primair als subsidiair
5. [eiseres] veroordeelt in de kosten van de procedure, inclusief de nakosten.
4.2.
[eiseres] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Niet ontvankelijkheid

5.1.
Als preliminair verweer hebben gedaagden gesteld dat [eiseres] niet ontvankelijk is in haar vorderingen jegens de maatschap Radiodiagnostiek te Capelle aan den IJssel, jegens [gedaagde 2] en jegens Radiologica.
Hieromtrent overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
5.1.1.
Ten aanzien van de maatschap Radiodiagnostiek, gevestigd te Capelle aan den IJssel, hebben gedaagden onweersproken gesteld dat deze maatschap niet bestaat. De maatschap die wel bestaat is de Maatschap Radiologen LangeLand Ziekenhuis te Zoetermeer. Gelet hierop is [eiseres] in haar vorderingen jegens de maatschap Radiodiagnostiek, gevestigd te Capelle aan den IJssel, niet-ontvankelijk.
5.1.2.
Ten aanzien van de vordering jegens [gedaagde 2] overweegt de voorzieningenrechter dat door gedaagden is gesteld dat niet [gedaagde 2], maar ECTY in zijn plaats als maat moet worden beschouwd. Hoewel in de vigerende maatschapsovereenkomst ECTY niet als maat is opgenomen, kan uit artikel 15 van de maatschapsovereenkomst (geciteerd in overweging 2.2. van dit vonnis) worden afgeleid dat de maten via een vennootschap in maatschap kunnen participeren. Nu bovendien uit de overgelegde jaarrekening over 2011 blijkt dat niet [gedaagde 2], maar ECTY deelt in de winst van de vennootschap, is vooralsnog voldoende aannemelijk geworden dat ECTY op grond van de feitelijke situatie thans als maat van de maatschap moet worden beschouwd. Nu de vordering van [eiseres] jegens [gedaagde 2] niet is gebaseerd op een door hem als persoon aanvaarde opdracht maar enkel op zijn hoedanigheid als lid van de maatschap, acht de voorzieningenrechter [eiseres] in de vorderingen jegens [gedaagde 2] niet-ontvankelijk.
5.1.3. Voor wat betreft de vorderingen jegens Radiologica hebben gedaagden onweersproken gesteld dat deze vennootschap geen deel uitmaakt van de maatschap en door [gedaagde 4] ook niet daarin is ingebracht. In haar vorderingen jegens Radiologica is [eiseres] dus ook niet-ontvankelijk.
In het vervolg van deze uitspraak worden ECTY en [gedaagde 4] tezamen ook aangeduid als ‘de maten’.
Rauwelijks dagvaarden
5.2.
Reeds uit de door [eiseres] op 13 februari 2014 verzonden brief volgt dat zij de maten niet rauwelijks heeft gedagvaard. Dat zij op enig moment niet meer bereid was tot overleg over een minnelijke regeling, leidt niet tot een andere conclusie.
Spoedeisend belang
5.3.
[eiseres] ontving voorheen maandelijks een voorschot ter hoogte van een winstaandeel in de maatschap. Sinds januari 2014 ontvangt thans een aanmerkelijk lagere waarneemvergoeding, waar in vier gelijke delen een bedrag van € 1.907,75 op in mindering is gebracht. Daarnaast is de maatschap voornemens om haar met ingang van mei 2014 een substantieel lagere waarneemvergoeding te betalen dan de door haar in de periode januari-april ontvangen vergoeding. Gelet hierop heeft [eiseres] een spoedeisend belang bij haar vorderingen. Dat voorschotten kunnen fluctueren en ook lager kunnen zijn dan hetgeen in het merendeel van de maanden door haar ontvangen is, neemt niet weg dat deze voorschotten merendeels, als gevolg van de uitbetaling van vaste voorschotten door het LangeLand ziekenhuis, bestonden uit een vast bedrag, dat veel hoger ligt dan de nu door de maten betaalde waarneemvergoeding.
Geschikt voor behandeling in kort geding
5.4.
Indien en voor zover de maten hebben willen betogen dat de onderhavige zaak ongeschikt is om in kort geding te worden behandeld, volgt de voorzieningenrechter dit betoog niet. Zowel vanuit feitelijk als juridisch oogpunt is het thans voorliggende geschil niet dusdanig ingewikkeld en omvangrijk te achten dat beslechting daarvan in kort geding niet mogelijk is.
Materiële toetsingskader
5.5.
[eiseres] stelt dat bij aanvang van haar werkzaamheden de afspraak is gemaakt dat zij als waarnemer recht heeft op een vergoeding ter hoogte van een winstaandeel. Gelet op de onzekere toekomst van het LangeLand Ziekenhuis is volgens haar afgesproken dat zij weliswaar recht heeft op toetreding tot de maatschap, maar dat zij dat moment zelf kon kiezen, afhankelijk van haar inschatting van de toekomstige situatie van het LangeLand ziekenhuis en de situatie van de maatschap. Omdat de toekomst van het LangeLand ziekenhuis nog steeds onduidelijk is, hetgeen destijds niet kon worden voorzien, en omdat haar inzicht in de maatschap wordt geweigerd, heeft zij van haar recht op toetreding nog geen gebruik gemaakt, aldus [eiseres].
5.6.
De maten stellen dat zij [eiseres] als lid van de maatschap hebben beschouwd en mochten beschouwen, en dat zij, nu dit niet het geval blijkt te zijn, door [eiseres] zijn misleid, hetgeen de maten pas na haar expliciete ontkenning van het lidmaatschap van de maatschap in december 2013 hebben ingezien. Nu duidelijk is geworden dat [eiseres] geen lid is van de maatschap en dat ook niet wil zijn, heeft zij volgens de maten geen recht op uitbetaling van een winstaandeel, maar heeft zij net als andere waarnemers die werkzaam zijn voor de maatschap recht op een waarneemvergoeding met terugwerkende kracht.
5.7.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de maten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij van de feitelijke situatie, dat [eiseres] in de jaren 2011-2013 niet tot de maatschap was toegetreden, niet op de hoogte waren. Door de maten is naar voren gebracht dat [eiseres] in 2012 met [persoon 2] en in 2013 met [gedaagde 2] en [gedaagde 4] over toetreding tot de maatschap onderhandeld heeft, hetgeen zich niet verdraagt met hun stelling dat zij meenden dat [eiseres] al lid was van de maatschap. Ook uit de e-mail van 9 december 2013 (hierboven aangehaald in overweging 2.9) blijkt dat [gedaagde 2] naar eigen zeggen bezig is geweest om [eiseres] ‘ sinds 2011 in te passen in de maatschap’, terwijl de door [gedaagde 2] genoemde redenen om [eiseres] in december 2013 een lager voorschot toe te kennen (de in overweging 2.12 genoemde e-mail), wijzen op een afspraak dat [eiseres] recht zou hebben op een voorschot. Daarnaast hebben de maten nimmer bericht van [persoon 3] ontvangen dat de onderhandelingen met [eiseres] waren afgerond, terwijl gesteld noch gebleken dat [eiseres] ten onrechte die schijn zou hebben gewekt. Evenmin heeft [eiseres] de maatschapsovereenkomst getekend. Gelet hierop is voorshands niet aannemelijk geworden dat [eiseres] de maten op enig moment hierover heeft misleid.
Hoewel de maten derhalve redelijkerwijs wisten of behoorden te weten dat [eiseres] geen lid was van de maatschap, is [eiseres] sinds het begin van haar werkzaamheden als radiologe in het LangeLand Ziekenhuis uitbetaald naar (een voorschot op) een aandeel in de winst van de maatschap, zodat deze afspraak naar voorlopig oordeel als tussen partijen overeengekomen heeft te gelden. Daarbij is voor de voorzieningenrechter van belang dat [eiseres] nadrukkelijk heeft verklaard dat zij meent dat zij bij een lagere winst c.q. een verlies van de maatschap ook deelt in een daaruit voortvloeiende lagere of achterwege blijvende bevoorschotting. Het argument van de maten dat waarnemers nimmer een winstaandeel ontvangen van de maatschap gaat ook niet op, nu een dergelijke afspraak ook is gemaakt met een andere waarnemer, [persoon 4]. Dat daarvoor bijzondere redenen zouden zijn, zoals gesteld door de maten, doet er niet aan af dat uit het bestaan van deze afspraak kan worden afgeleid dat het zich voordoet dat een waarnemer een vergoeding ter hoogte van het winstaandeel ontvangt.
Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat tussen de maatschap en [eiseres] een overeenkomst gold, waarbij is afgesproken dat [eiseres] in de hoedanigheid van waarnemer voor haar werkzaamheden als radiologe in het LangeLand ziekenhuis recht had op een vergoeding gelijk aan een aandeel in de winst van de maatschap. Dat deze afspraak is gemaakt in de verwachting dat [eiseres] spoedig zou toetreden tot die maatschap, hetgeen om meerdere redenen nog niet is gebeurd, maakt die afspraak op zichzelf niet anders.
Voor de eenzijdige aanpassing van de voorheen geldende afspraken door de maatschap is naar voorlopig oordeel derhalve geen grond. Nu het bestaan van een reëel restitutierisico door de maten wel is gesteld, maar niet aannemelijk is gemaakt, is er aanleiding om de maten te veroordelen om te bewerkstelligen dat [eiseres], zolang zij als radiologe in het LangeLand Ziekenhuis werkzaam zal zijn, maandelijks een beloning zal ontvangen die pro rata gelijk is aan een winstaandeel van de maatschap Radiologen LangeLand Ziekenhuis, waarbij zal worden bepaald dat (zoals door [eiseres] gevorderd) de maandelijkse voorschotten van [eiseres] tenminste € 9.000,- zullen bedragen, tenzij door de maten op deugdelijke wijze wordt aangetoond dat op grond van de door het ziekenhuis betaalde voorschotten een lager bedrag moet worden uitbetaald. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om te bepalen dat de voorschotten over de reeds verstreken maanden in 2014 uiterlijk één week na betekening van het onderhavige vonnis aan [eiseres] moet zijn betaald, waarbij de reeds aan [eiseres] betaalde waarnemingsvergoeding op deze voorschotten in mindering kan worden gebracht.
5.8.
Ten aanzien van het reeds ten laste van [eiseres] verrekende bedrag van € 7.631,- overweegt de voorzieningenrechter dat op grond van de thans overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat [eiseres] dit bedrag als gevolg van een negatieve kapitaalbalans uiteindelijk aan de maatschap terug zal moeten betalen. Reeds gelet daarop is er aanleiding om de vordering, vermeld onder 3.1 onder B, toe te wijzen.
5.9.
[eiseres] heeft gesteld nog immer het recht te hebben om tot de maatschap toe te treden. De maten hebben dit recht betwist en hebben gesteld geen vertrouwen meer te hebben in een vruchtbare samenwerking met [eiseres]. Nu voor toetreding tot de maatschap een nieuwe overeenkomst zal moeten worden gesloten, valt vooralsnog niet in te zien dat [eiseres] ook zonder instemming van de maten gebruik zal kunnen maken van haar aanspraak op toetreding. Het bestaan van een ongeclausuleerd recht op toetreding heeft [eiseres] niet voldoende onderbouwd, zodat zij uit hoofde daarvan geen aanspraak kan maken op de door haar gevorderde inzage in alle financiële, operationele, juridische en andere gegevens van de maatschap. Dit leidt uitzondering voor gegevens op grond waarvan [eiseres] de hoogte van het door de maatschap uit te betalen winstaandeel kan controleren. Nu de vordering zoals vermeld onder 3.1 onder C, echter daarop niet ziet, zal deze vordering worden afgewezen.
5.10.
De door [eiseres] gevorderde hoofdelijke veroordeling van de maten, zal op grond van 7A:1680 BW worden afgewezen
.
5.11.
De maten zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 95,78
- griffierecht 868,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.779,78

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.7 en 5.8 is overwogen, zijn de maten gehouden te bewerkstelligen dat de maatschap [eiseres] maandelijks een beloning uitbetaalt die pro rata gelijk is aan een winstaandeel en wordt de maatschap verboden om op deze bevoorschotting een bedrag van € 7.631,- in mindering te brengen. Uit de toewijzing van deze vorderingen in conventie volgt dat de vorderingen van de maten in reconventie in alle onderdelen voor afwijzing gereed liggen.
6.2.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 408,- aan salaris advocaat (factor 0,5 × tarief € 816,00).

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
verklaart [eiseres] niet ontvankelijk in haar vorderingen jegens de maatschap Radiodiagnostiek, [gedaagde 2] en Radiologica,
7.2.
beveelt ECTY en [gedaagde 4] te bewerkstelligen dat aan [eiseres] zolang zij als radiologe in het LangeLand Ziekenhuis werkzaam zal zijn, met ingang van januari 2014 maandelijks een beloning wordt uitbetaald, die pro rata gelijk is aan een winstaandeel met de bijbehorende voorwaarden, met dien verstande dat:
Zolang het ziekenhuis de maatschap een maandelijks voorschot van € 91.000,- toekent, [eiseres] tenminste € 9.000,- per maand als voorschot op het winstaandeel ontvangt;
de bevoorschottingen over de reeds verstreken maanden in 2014 uiterlijk één week na betekening van dit vonnis aan [eiseres] moeten zijn betaald;
waarbij de reeds aan [eiseres] betaalde bedragen voor haar werkzaamheden op deze nabetaling in mindering mogen worden gebracht,
7.3.
verbiedt ECTY en [gedaagde 4] om het bedrag van € 7.631,- dat in de concept-jaarrekening 2012 is vermeld als schuld van [eiseres] in verrekening te (doen) brengen met, dan wel op enige andere wijze in mindering te (doen) brengen op de te betalen beloning zoals onder 7.2 vermeld,
7.4.
veroordeelt ECTY en [gedaagde 4] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.779,78,
in reconventie
7.5.
wijst de vorderingen in alle onderdelen af,
7.6.
veroordeelt ECTY en [gedaagde 4] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 408,00,
in conventie en in reconventie,
7.7.
veroordeelt ECTY en [gedaagde 4] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
7.8.
verklaart dit vonnis in conventie en in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2014. 1734/2567/2477