ECLI:NL:RBROT:2014:3726

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2014
Publicatiedatum
14 mei 2014
Zaaknummer
10/690298-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijke mishandeling met bierfust en diefstal met geweld

Op 14 mei 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 21 augustus 2013 in Rotterdam het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], met een gevuld bierfust tegen het hoofd heeft geslagen. Door deze klap viel het slachtoffer voorover op de grond, wat leidde tot ernstig letsel in de buik. Drie dagen later overleed het slachtoffer aan de gevolgen van dit letsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor zware mishandeling die de dood ten gevolge heeft, diefstal en diefstal met geweld. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van voorarrest, en werd ter beschikking gesteld met voorwaarden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar verklaarde het subsidiair ten laste gelegde, alsook de diefstal en diefstal met geweld, bewezen. De rechtbank overwoog dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan het slachtoffer en dat de dood van het slachtoffer aan zijn handelen kon worden toegerekend. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, waaronder de alcoholverslaving van de verdachte en zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn handelen, op brute wijze inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, met fatale gevolgen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van drie jaar en een terbeschikkingstelling met voorwaarden, waarbij de verdachte zich moest houden aan diverse gedragsvoorwaarden en zich moest laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/690298-13 en 10/691172-13
Datum uitspraak: 14 mei 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw: mr. W.M. Oosthoek, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 april 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding met parketnummer 10/690298-13, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd, en de dagvaarding met parketnummer 10/691172-13.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging met parketnummer 10/690298-13 en van de tenlastelegging met parketnummer 10/691172-13 is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De rechtbank heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. De rechtbank zal die nummering in dit vonnis en in de bijlagen aanhouden.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 (met uitzondering van het medeplegen en het bij de keel grijpen) ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest alsmede de ter beschikkingstelling met voorwaarden.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft dit ook gevorderd, terwijl het eveneens is bepleit door de raadsvrouw, zodat dit geen verdere motivering behoeft.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij,
op 21 augustus 2013 te Rotterdam,
aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een
scheur in de slagader van de galblaas en in de galblaas), heeft toegebracht,
door opzettelijk die [slachtoffer 1], met een fust met bier tegen het hoofd te slaan waardoor die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad;
2.
hij,
op 21 augustus 2013 te Rotterdam,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fust
met bier, toebehorende aan supermarkt C1000 (gelegen aan [adres]);
3.
hij
op 23 augustus 2013
te Rotterdam
op de openbare weg, de Guido Gezelleweg,
B.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-
eigening
heeft weggenomengeld,
toebehorende aan [slachtoffer 2],
en deze diefstal
heeftdoen voorafgaan van geweld tegen die [slachtoffer 2],
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer 2]
- meermalen telkens (met kracht) op/tegen de wang van die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestompt en
- daarbij aan die [slachtoffer 2] de woorden "Geef geld," althans woorden van gelijke
aard en/of strekking, heeft toegevoegd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden, zoals opgenomen in de bij dit vonnis behorende bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis.
BEWIJSOVERWEGINGEN
Opzet
Ambtshalve wordt overwogen dat de verdachte met zijn handelen zuiver opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1]. Immers, het met een gevuld bierfust, welk bierfust ruim vier kilo woog, tegen het hoofd van [slachtoffer 1] slaan, kan niet anders begrepen worden dan gericht te zijn geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan die [slachtoffer 1].
Causaal verband tussen de klap met het bierfust en het overlijden
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het overlijden van [slachtoffer 1] niet aan de verdachte kan worden toegerekend omdat niet vastgesteld kan worden dat [slachtoffer 1] is overleden door de klap tegen het hoofd die de verdachte hem gegeven heeft. Zij bepleit dat een andere doodsoorzaak niet kan worden uitgesloten.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Voor het bewijs van het causale verband dient te worden vastgesteld dat het overlijden van [slachtoffer 1] redelijkerwijs als gevolg van het handelen van de verdachte aan de verdachte kan worden toegerekend.
[slachtoffer 1] is overleden in het ziekenhuis, drie dagen nadat hij door de verdachte met een bierfust tegen het hoofd was geslagen en hij daardoor op zijn buik was gevallen. De doodsoorzaak was een gescheurde galblaas en een defecte/gescheurde slagader naar de galblaas, wat had geleid tot ernstige orgaanschade na ernstig bloedverlies in de buikholte.
Blijkens het verslag van 24 augustus 2013 van de Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond, inhoudende de gegevens betreffende de schouw ten behoeve van obductie betreffende
[slachtoffer 1], bleken de galblaas opengescheurd en de slagader naar de galblaas defect/gescheurd. Als aard en oorzaak van de dood wordt opgegeven dat sprake is van een niet-natuurlijk overlijden ten gevolge van ernstige orgaanschade na ernstig bloedverlies in de buikholte.
Blijkens het rapport van dr. [arts], arts en patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut, is vastgesteld dat er onder meer sprake geweest is van perforatie van de galblaas en de slagader daarvan. Gerapporteerd wordt dat deze letsels bij leven waren ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch stomp geweld. Het overlijden kan, aldus deze deskundige, verklaard worden door een val, bij welke conclusie ook het toxicologisch en neuropathologisch onderzoek in ogenschouw zijn genomen. Gerapporteerd wordt dat bij het toxicologisch onderzoek is gebleken dat [slachtoffer 1] onder invloed van alcohol en methadon was ten tijde van zijn overlijden en dat een combinatie van deze stoffen volgens de toxicoloog een verstrekt dempend effect kan hebben op de hersenen waardoor niet kan worden uitgesloten dat een simpele val, in combinatie met de demping van het centraal zenuwstelsel door toxicologische invloeden, het vermelde mechanisch stomp geweld kan hebben opgeleverd.
Blijkens het rapport van prof. dr. med. [arts 2], forensisch patholoog van UZ Leuven, Forensische Geneeskunde, is [slachtoffer 1] overleden aan de gevolgen van een stomp abdominaal trauma dat moet hebben bestaan uit een gescheurde galblaas en galblaasslagader. Gerapporteerd wordt dat in het geval van [slachtoffer 1] sprake is van een zeer harde (steenharde) cirrotische lever, waardoor een eventuele volle en van onder de lever uitpuilende galblaas bij een stompe kracht tegen de bovenbuik geplet kan zijn geworden tussen het voorwerp/obstakel en de harde lever. Er dient als oorzaak van het buiktrauma dan ook te worden uitgegaan van stoten of stampen tegen de bovenbuik of een val. Gerapporteerd wordt dat de afzonderlijke letsels verklaard kunnen worden door een val van een persoon onder noemenswaardige invloed van alcohol en methadon.
Samengevat sluiten de pathologen dr. [arts 1] en prof. dr. med. [arts 2] niet uit dat letsel aan de buik, aan welk letsel [slachtoffer 1] is overleden, is ontstaan door een val.
Overwogen wordt dat [slachtoffer 1], voordat de verdachte hem met het bierfust had geslagen en hij daardoor op zijn buik viel, kennelijk geen bijzondere klachten had. Immers, blijkens het dossier liet [slachtoffer 1]’s gezondheidstoestand vóór de klap met het bierfust toe dat die [slachtoffer 1] met de verdachte een stukje heeft gefietst en dat hij alcohol en eten kon nuttigen. Blijkens de verklaring van de verdachte ter terechtzitting is [slachtoffer 1], in de tijdspanne die hij met de verdachte heeft doorgebracht, niet gevallen. Voorts blijkt uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat [slachtoffer 1] tegenover de verdachte niet heeft geklaagd over buikklachten en/of buikpijn en dat [slachtoffer 1] ten aanzien van zijn gezondheid enkel aan de verdachte verteld heeft dat hij veel last had van de hik. Eerst nadat de verdachte [slachtoffer 1] had geslagen met het bierfust en [slachtoffer 1] op de grond gevallen was, uitte [slachtoffer 1] tegenover toegesnelde omstanders en de gealarmeerde hulpdiensten dat hij (buik)pijn had.
Dit laat slechts de conclusie toe dat de val die [slachtoffer 1] maakte door de klap op het hoofd met het bierfust, heeft geleid tot het letsel aan de galblaas en de slagader. Dat een hardere val dan de val die [slachtoffer 1] maakte, of stompen of trappen, medisch gezien een waarschijnlijkere oorzaak zouden zijn, zoals de forensisch patholoog rapporteert op basis van medische stukken, doet hieraan niet af. Het is immers niet aannemelijk dat een dergelijke hardere val of stompen/trappen zich heeft voorgedaan. Daarmee concludeert de rechtbank dat de verdachte door met het bierfust op het hoofd van [slachtoffer 1] te slaan, diens dood heeft veroorzaakt.
De dood van [slachtoffer 1] kan ook redelijkerwijs aan de verdachte worden toegerekend. Dat de klap en de daaropvolgende val mogelijk erger zijn aangekomen bij [slachtoffer 1] - die een slechte lichamelijke conditie had en die alcohol- en methadon had gebruik - dan bij een ander slachtoffer mogelijk het geval zou zijn geweest, staat aan zijn verantwoordelijkheid niet in de weg. Voorts overweegt de rechtbank dat volgens de vaste jurisprudentie de lichamelijke conditie voor rekening van de dader komt, daar de dader zijn slachtoffer dient te nemen zoals deze is. Een lichamelijke conditie van een slachtoffer danwel inname van middelen door een slachtoffer, die dit slachtoffer meer kwetsbaar maken voor ernstigere gevolgen dan een ander die niet te kampen heeft met die bijzondere conditie(s), doorbreekt de keten van causaliteit niet. Aan de toerekening van het overlijden van [slachtoffer 1] aan het handelen van de verdachte staan het alcohol- en methadon-percentage en de algehele lichamelijke gesteldheid van die [slachtoffer 1] dan ook niet in de weg. Opgemerkt wordt nog dat de alcoholinname, methadoninname en de lichamelijke gesteldheid van [slachtoffer 1] op zichzelf niet zijn dood ten gevolge hebben gehad.
Gelet op het bovenstaande is sprake van een zodanig oorzakelijk verband dat de ingetreden dood redelijkerwijs aan de verdachte kan worden toegerekend. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Verzoek om nader onderzoek door de forensisch patholoog
De raadsvrouw heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde de forensisch patholoog prof. dr. med. [arts 2] in de gelegenheid te stellen de door hem in zijn rapport van 7 april 2014 op pagina 13 onder C3 opgeworpen vragen nader te onderzoeken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is nader onderzoek door de forensisch patholoog prof. dr. med. [arts 2] niet noodzakelijk en zal het verzoek om aanhouding danwel heropening van de behandeling van de zaak niet worden gehonoreerd.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:

1.subsidiair.

zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;

2.
diefstal;

3.

diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING/ MOTIVERING MAATREGEL
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft het slachtoffer met een gevuld bierfust tegen het hoofd geslagen. Door die klap tegen het hoofd is het slachtoffer voorover op de grond gevallen waardoor hij letsel in de buik heeft opgelopen aan welk letsel hij drie dagen later is overleden. De verdachte heeft met zijn handelen op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer, met fatale gevolgen voor het slachtoffer. Het feit betreft een gewelddadig feit waardoor de rechtsorde zeer ernstig is geschokt en dat in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg heeft gebracht. Daarbij - en bovenal - heeft de verdachte de nabestaanden van het slachtoffer met zijn handelen onherstelbaar leed berokkend.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zich, door na het geven van de klap en het zien vallen van het slachtoffer weg te fietsen, onverschillig heeft getoond ten aanzien van het slachtoffer terwijl hem duidelijk moet zijn geweest dat het slachtoffer hulpbehoevend was. De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat zich ten tijde van het feit veel mensen op de speelplaats bevonden, welke mensen ongewild getuige zijn geworden van het handelen van de verdachte en de gevolgen van dat handelen van de verdachte. Voor zover door en namens de verdachte is aangevoerd dat het slachtoffer zich intimiderend opstelde jegens hem, wordt opgemerkt dat de verdachte heeft verklaard dat zijn handelen was ingegeven door zijn boosheid jegens het slachtoffer en dat de verdachte de confrontatie met het slachtoffer heeft opgezocht terwijl hij alle ruimte had om een confrontatie uit de weg te gaan.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan de diefstal van een bierfust uit een winkel. Winkeldiefstallen veroorzaken veel schade en overlast aan winkelbedrijven.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. De verdachte heeft zich bij het plegen van dit feit uitsluitend laten leiden door zijn verlangen naar geldelijk gewin en heeft zich op geen enkele manier bekommerd om het slachtoffer. Dit feit is voor het slachtoffer schokkend en angstaanjagend geweest. Door dit soort vermogensdelicten worden de algemene gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot.
In ogenschouw is genomen dat de verdachte tijdens het plegen van de feiten steeds (in ernstige mate) onder invloed van alcohol verkeerde. Het wordt de verdachte aangerekend dat hij, blijkens zijn verklaringen, reeds jaren lijdend was aan een alcoholverslaving en hij zich er van bewust was dat hij onder invloed van alcohol licht ontvlambaar was en snel geneigd was tot het aanwenden van agressie en geweld. Het had aldus op de weg van de verdachte gelegen om zijn verantwoordelijkheid te nemen en - in een eerder stadium en op kordatere wijze dan hij gedaan heeft - hulp te zoeken in verband met deze verslaving.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 april 2014 meermalen is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
De psychiater drs. [psychiater] heeft op 5 januari 2014 een rapport over de verdachte uitgebracht. Gerapporteerd wordt dat er bij de verdachte sprake is van alcoholafhankelijkheid en dat hij lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken. Dit heeft de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte in belangrijke mate beïnvloed ten tijde van het aan hem ten laste gelegde. Deze beïnvloeding gebeurde door de chronische, ernstige alcoholafhankelijkheid, de dronkenschap en de gebrekkige gedragskeuzemogelijkheden door deze twee problemen en door de persoonlijkheidsstoornis. Geadviseerd wordt om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Als risicoverhogende factoren worden genoemd verdachtes agressiviteit, impulsiviteit, krenkbaarheid, verslaving in combinatie met persoonlijkheidsproblematiek, onvolledig ziektebesef, maatschappelijke problemen, emotionele instabiliteit, een historie van crimineel gedrag en geweld en gebrek aan empathie. Er zijn slechts weinig beschermende factoren in het leven van verdachte. Het ontbreken van dagbesteding en sociale contacten buiten het gebruikerscircuit, in combinatie met de bovengenoemde risicoverhogende factoren, maken dat het voor de verdachte zeer moeilijk zal zijn om aan zijn problematiek te ontsnappen zonder externe hulp.
Geadviseerd wordt om aan de verdachte, naast een onvoorwaardelijke straf, de maatregel ter beschikking stelling met voorwaarden op te leggen, met de voorwaarde van opname in een Forensisch Psychiatrische Kliniek met een hoog beveiligingsniveau en met aandacht voor verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek. Genoemd wordt dat de reclassering idealiter al voor het ingaan van de maatregel nauw betrokken zou moeten worden en dat de reclassering daartoe bereid is. Gerapporteerd wordt dat de voor de ter beschikking stelling met voorwaarden benodigde motivatie en bereidheid tot medewerking aanwezig lijken te zijn.
De psycholoog drs. [psycholoog] heeft op 20 december 2013 een rapport over de verdachte uitgebracht. De in het rapport opgenomen conclusies ten aanzien van de stoornis en geestesvermogens van de verdachte komen overeen met die genoemd in het hiervoor aangehaalde rapport van drs. [psychiater]. De verdachte heeft zich door zijn persoonlijkheidsstoornis in onvoldoende mate kunnen verzetten tegen zijn alcoholverslaving en de daaruit voortvloeiende gedragsstoornissen en gebreken in de impulscontrole. Geadviseerd wordt de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Factoren die de kans op recidive aanzienlijk verhogen zijn verdachtes impulsiviteit, agressiviteit, roekeloze onverschilligheid, onverantwoordelijkheid, instabiliteit in intermenselijke relaties, affectlabiliteit, instabiel zelfbeeld, krenkbaarheid, gebrek aan empathie voortkomend uit de stoornis alsmede het hiermee verweven verslavingsgedrag van de verdachte. Andere factoren die de kans op recidive verhogen zijn het ontbreken van ziektebesef en - inzicht, gebrek aan vaste bezigheden, dakloosheid, financiële problemen en eenzaamheid.
Gerapporteerd wordt dat de kans op herhaling slechts substantieel verlaagd zal kunnen worden door een adequate behandeling, welke behandeling gelet op de ernst van het feit en de comorbiditeit, intensief en langdurig zal moeten zijn. Wenselijk wordt geacht dat aan de verdachte de ter beschikking stelling met voorwaarden zal worden opgelegd. Ter voorbereiding van de ter beschikking stelling met voorwaarden wordt het zeer wenselijk geacht dat er gedurende de detentieperiode reeds een start zal worden gemaakt met intensief reclasseringstoezicht.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Reclassering Nederland heeft op 24 april 2014 over de verdachte een Reclasseringsadvies; Voorbereiding TBS met voorwaarden uitgebracht. Gerapporteerd wordt dat het recidiverisico voor gewelddadige delicten in de toekomst wordt ingeschat als hoog. Vermeld wordt dat bij de verdachte veel risicoverhogende factoren aanwezig zijn zoals verdachtes impulsiviteit, agressiviteit, krenkbaarheid, zijn verslaving in combinatie met persoonlijkheidsproblematiek, onvolledig ziektebesef, maatschappelijke problemen, emotionele instabiliteit, een geschiedenis van crimineel gedrag en geweld en zijn gebrek aan empathie. Het risico dat de verdachte zich zal onttrekken aan voorwaarden wordt eveneens als hoog ingeschat nu het leven van de verdachte weinig beschermde factoren kent. Immers, het ontbreekt hem aan een dagbesteding en aan sociale contacten buiten het gebruikerscircuit.
Gerapporteerd wordt dat de verdachte aan heeft gegeven bereid te zijn hulp te aanvaarden bij zijn verslavingsproblematiek, doch dat de NIFP rapporteurs deze problematiek in combinatie met de onderliggende pathologie zien, zodat in de behandeling aandacht moet zijn voor zowel de persoonlijkheidsproblematiek als de verslavingsproblematiek.
In het advies is voorts te lezen dat de verdachte - tot op dat moment - enkel behandeld wilde worden voor zijn alcoholverslaving en dat hij niet inzag dat er ook persoonlijkheidsproblemen en problemen in zijn sociale netwerk aanwezig zijn.
Opgemerkt wordt dat een behandeling in een vrijwillig kader als zeer kansarm wordt gezien. Geadviseerd wordt om aan de verdachte, na een eventuele onvoorwaardelijke straf, de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen met onder meer de voorwaarde van behandeling in een Forensische Psychiatrische Kliniek.
In acht wordt genomen dat de reclasseringswerker [reclasseringswerker] ter terechtzitting van 30 april 2014 heeft medegedeeld dat de verdachte recent, na het uitbrengen van het reclasseringsadvies van 24 april 2014, te kennen heeft gegeven alsnog in te zien dat hij meer hulp behoeft dan de enkele hulp bij zijn alcoholverslaving en dat de motivatie van de verdachte, om zich aan de voorwaarden te houden en behandeling te accepteren, sinds dat recente inzicht groter is dan in het eerdergenoemd rapport is neergelegd.
Mede gezien de adviezen van de psychiater, psycholoog en de reclassering, zal de rechtbank aan de verdachte, naast een gevangenisstraf, de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen. Ter bescherming en veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen zullen aan de maatregel voorwaarden verbonden worden. Deze voorwaarden sluiten aan bij de voorwaarden zoals deze staan weergegeven in het daartoe uitgebrachte rapport van de reclassering van 25 april 2014. De verdachte heeft zich tijdens de terechtzitting bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
Alles afwegend worden na te noemen straf en maatregel passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ [BENADEELDE PARTIJ 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.591,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de vordering ten aanzien van de post “Begrafeniskosten” genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de (gedeeltelijke) betwisting door de verdachte, worden toegewezen tot een bedrag van € 813,42, vermeerderd met de wettelijke rente.
De behandeling van het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de posten ‘Verlies van levensonderhoud’, ‘Verhuiskosten’, en ‘Mobiele telefoon’, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarin in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ [BENADEELDE PARTIJ 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 658,48 aan materiële schade.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ [BENADEELDE PARTIJ 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats], ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 67,- aan materiële schade.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 57, 302, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
- de ter beschikking gestelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- de ter beschikking gestelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen/alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek;
- de ter beschikking gestelde zal meewerken aan een opname in een Forensische Psychiatrische Kliniek of in een andere soortgelijke instelling;
- de ter beschikking gestelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van zijn behandelaar(s) en van de reclassering, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie en indien van toepassing controle van de bloedspiegels;
- de ter beschikking gestelde zal meewerken aan het resocialisatietraject dat door zijn behandelaar(s) en/of de reclassering wordt uitgezet;
- de ter beschikking gestelde zal meewerken aan een adequate dagbesteding;
- de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit
medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
- de ter beschikking gestelde zal zich begeleidbaar opstellen en openheid van zaken geven omtrent alle leefgebieden;
- de ter beschikking gestelde zal zich niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats]toe tot een bedrag van
813,42,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening, en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen
€ 813,42(achthonderddertien euro en tweeënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 813,42(achthonderddertien euro en tweeënveertig eurocent)vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
16 (zestien) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en omgekeerd;
verklaart de
benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijkin de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
verklaart de
benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijkin de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. N. Doorduijn en P. Volker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.A. Commandeur, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 mei 2014.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I bij vonnis van 14 mei 2014:
TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
op of omstreeks 21 augustus 2013 te Rotterdam,
opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer 1] een fust met bier tegen het hoofd en/of de schouder en/of de rug gegooid en/of met een fust met bier tegen het hoofd en/of de schouder en/of de rug geslagen (waardoor die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen)
en/of
(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) (met kracht) (meermalen) in
de buikstreek van die [slachtoffer 1] geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of
gestompt,
waardoor de slagader van de galblaas en/of de galblaas is/zijn gescheurd,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij,
op of omstreeks 21 augustus 2013 te Rotterdam,
aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een
scheur in de slagader van de galblaas en/of in de galblaas),
heeft toegebracht,
door opzettelijk die [slachtoffer 1],
een fust met bier tegen het hoofd en/of de schouder en/of de rug te gooien en/of met een fust met bier tegen het hoofd en/of de schouder en/of de rug te slaan (waardoor die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen) en/of
(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) (met kracht) (meermalen) in
de buikstreek van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of trappen en/of slaan en/of
stompen,
terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij,
op of omstreeks 21 augustus 2013 te Rotterdam,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]),
een fust met bier tegen het hoofd en/of de schouder en/of de rug heeft gegooid en/of met een fust met bier tegen het hoofd en/of de schouder en/of de rug heeft geslagen (waardoor die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen)
en/of (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) (met kracht)
(meermalen) in de buikstreek van die [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of getrapt en/of
geslagen en/of gestompt,
waardoor de slagader van de galblaas en/of de galblaas is/zijn gescheurd,
tengevolge waarvan deze is overleden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 3 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij,
op of omstreeks 21 augustus 2013 te Rotterdam,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) een fust met bier
tegen het hoofd en/of de schouder en/of de rug heeft gegooid en/of met een fust met bier tegen het hoofd en/of de schouder en/of de rug heeft geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij,
op of omstreeks 21 augustus 2013 te Rotterdam,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fust
met bier, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt C1000 (gelegen aan
[adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
hij
op of omstreeks 23 augustus 2013
te Rotterdam
op de openbare weg, de Guido Gezelleweg, in elk geval op of aan een openbare
weg
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om
A.
met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [slachtoffer 2] te
dwingen tot de afgifte van geld en/of een mobiele telefoon (merk Samsung),
geheel of ten den dele toebehorend aan [slachtoffer 2],
in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn
mededader(s), hebbende hij verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 2]
- meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) op/tegen de wang, althans
het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestompt en/of
- daarbij aan die [slachtoffer 2] de woorden "Geef geld," althans woorden van gelijke
aard en/of strekking, heeft toegevoegd en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] bij de keel heeft (beet)gepakt/gehouden;
en/of
B.
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld, geheel of
te dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan (een) ander(en)
dan verdachte en/of zijn mededader(s),
en deze diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen en/of volgen van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2],
één en ander met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een)
andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging
met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) aan die
[slachtoffer 2]
- meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) op/tegen de wang, althans
het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestompt en/of
- daarbij aan die [slachtoffer 2] de woorden "Geef geld," althans woorden van gelijke
aard en/of strekking, heeft toegevoegd en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] bij de keel heeft (beet)gepakt/gehouden;
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht