ECLI:NL:RBROT:2014:3533

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2014
Publicatiedatum
8 mei 2014
Zaaknummer
C/10/442046 / HA ZA 14-45
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot aanhouding van de procedure in afwachting van beantwoording prejudiciële vragen door Europees Hof van Justitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2014 uitspraak gedaan in een incident waarbij Nationale Nederlanden c.s. verzocht om schorsing of aanhouding van de procedure in afwachting van een uitspraak van het Hof van Justitie EU. De rechtbank overweegt dat er geen reden is om de procedure aan te houden, omdat het niet te verwachten valt dat de rechtbank al tot een inhoudelijk oordeel komt voordat de prejudiciële vragen zijn beantwoord. De rechtbank wijst erop dat de verplichting tot concentratie van verweer niet automatisch leidt tot schorsing van de procedure. Nationale Nederlanden c.s. heeft aangevoerd dat de uitkomst van de procedure bij het Hof bepalend is voor de beoordeling in de onderhavige zaak, maar de rechtbank stelt vast dat het risico van een uitspraak die strijdig is met het Europese recht niet reëel is. De rechtbank benadrukt dat de procedure niet onredelijk vertraagd mag worden en dat partijen belang hebben bij een tijdige afhandeling van de zaak. De rechtbank wijst de incidentele vordering van Nationale Nederlanden c.s. af en veroordeelt hen in de proceskosten van het incident. De zaak zal weer op de rol komen voor conclusie van antwoord op 4 juni 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven & handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/442046 / HA ZA 14-45
Vonnis in incident van 23 april 2014
in de zaak van
1. de vereniging
VERENIGING WOEKERPOLIS.NL,
gevestigd te Amsterdam,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 1],
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats 2],
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. J.B. Maliepaard,
tegen
1. de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN LEVENSVERZEKERING MAATSCHAPPIJ,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. B.M. Jonk-van Wijk,
2. de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN SERVICES N.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. D. Knottenbelt.
Partijen zullen hierna Vereniging Woekerpolis.nl c.s. en Nationale Nederlanden c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 19 december 2013 met producties;
  • de brief van mr. Jonk-van Wijk en mr. Knottenbelt d.d. 6 januari 2014, met bijlagen;
  • de incidentele conclusie van antwoord;
  • de akte houdende overlegging van producties van Nationale Nederlanden c.s.;
  • de aanvullende productie 24 van Vereniging Woekerpolis.nl c.s.;
  • de brieven van mr. Maliepaard d.d. 4 april 2014 en de reactie van mr. Jonk-van Wijk en mr. Knottenbelt d.d. 7 april 2014;
  • de bij gelegenheid van het pleidooi van 9 april 2014 door beide partijen overgelegde pleitnota’s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Nationale Nederlanden c.s. vordert dat de rechtbank de zaak schorst dan wel aanhoudt totdat door het Hof van Justitie EU uitspraak is gedaan naar aanleiding van door deze rechtbank in een andere procedure gestelde prejudiciële vragen. Subsidiair verzoekt Nationale Nederlanden c.s. een comparitie voor antwoord te gelasten ter bespreking van processuele en prealabele onderwerpen.
2.2.
Vereniging Woekerpolis.nl c.s. voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vordering en het verzoek, met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van Nationale Nederlanden c.s. in de proceskosten.
2.3.
De rechtbank overweegt het volgende.
2.4.
Vereniging Woekerpolis.nl c.s. heeft bezwaar gemaakt tegen de door Nationale Nederlanden c.s. ter voorbereiding op het pleidooi overgelegde akte, althans tegen de daarbij gevoegde notitie inzake de ontvankelijkheid van eiseres sub 1. Ter zitting heeft de rechter dit bezwaar afgewezen. Niets staat er aan in de weg dat ter gelegenheid van een pleidooi aanvullende producties in het geding worden gebracht die (mede) bestaan uit de juridische uiteenzetting van een partijstandpunt (mits uiteraard tijdig aan de rechtbank en de wederpartij ter beschikking gesteld, hetgeen hier niet in geschil is). Dit laat onverlet dat de wederpartij gelegenheid moet hebben ordelijk op een dergelijk stuk te reageren. Aan de mogelijkheid om een dergelijk stuk over te leggen doet dat echter niet af.
2.5.
In de hoofdzaak vordert Vereniging Woekerpolis.nl c.s., onder meer, een groot aantal verklaringen voor recht die betrekking hebben op verzekerings- en beleggingsproducten die Nationale Nederlanden c.s. in het verleden heeft verkocht. Volgens Vereniging Woekerpolis.nl c.s. treft Nationale Nederlanden c.s. het verwijt (i) dat deze producten gebrekkig zijn (omdat ze niet bestand zijn tegen forse koersdalingen), (ii) dat Nationale Nederlanden c.s. onvoldoende heeft gewaarschuwd voor enkele risicovolle eigenschappen van deze producten, zoals het hefboomeffect, het inteereffect, het fata morgana effect en het crashrisico, (iii) dat Nationale Nederlanden c.s. haar klanten onvoldoende heeft geïnformeerd over de kosten die werden ingehouden en over de effecten daarvan op de opbouw van vermogen en (iv) dat Nationale Nederlanden c.s. kosten heeft ingehouden die niet zijn overeengekomen.
2.6.
Bij deze rechtbank is een procedure aanhangig (onder rol- en zaaknummer 388977 / HA ZA 11-2010), waarin de rechtbank prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU (hierna: het Hof) heeft gesteld over de Derde Levensrichtlijn (92/96/EEG). Een van de vragen luidt, kort weergegeven, of deze richtlijn zich ertegen verzet dat verzekeraars op grond van open en/of ongeschreven normen van Nederlands recht verplicht zijn om verzekeringsnemers meer gegevens te verstrekken omtrent kosten en risicopremies dan werd voorgeschreven door de desbetreffende implementatiewetgeving. Deze andere procedure vloeit voort uit een geschil naar aanleiding van het product “Flexibel Verzekerd Beleggen”, waarvan ook sprake is in de onderhavige procedure.
2.7.
Tot op heden heeft het Hof nog geen uitspraak gedaan. Bij pleidooi heeft Nationale Nederlanden c.s. onbetwist gesteld dat de mondelinge behandeling op 19 maart 2014 heeft plaatsgevonden en dat het thans wachten is op de conclusie van de Advocaat-Generaal, die op 12 juni 2014 is bepaald.
2.8.
Nationale Nederlanden c.s. meent dat de onderhavige procedure geschorst dan wel aangehouden moet worden in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie EU. Zij voert daartoe aan dat beantwoording van de prejudiciële vragen “bepalend” is voor de beantwoording van de in de onderhavige procedure spelende vragen. Schorsing of aanhouding van deze procedure in afwachting van de Europese uitspraak voorkomt dat mogelijk onjuiste (want: met het Europees recht strijdige) beslissingen worden genomen. Bovendien is de goede procesorde gediend met schorsing of aanhouding. Aldus wordt immers voorkomen dat een partijdebat wordt ontwikkeld dat achteraf bezien onnodig of onvolledig was – aldus nog steeds Nationale Nederlanden c.s.
2.9.
De rechtbank stelt voorop dat de door Nationale Nederlanden c.s. ingeroepen beginselen van Unietrouw uiteraard niet ter discussie staan. De rechtbank is, ook als gerecht in eerste aanleg, gehouden om zorg te dragen voor de toepassing en eerbiediging van het Europese recht in de nationale rechtsorde. Anders echter dan Nationale Nederlanden c.s. (mogelijk) meent, vloeit uit die verplichtingen niet automatisch voort dat de nationale rechter een bij hem aanhangige procedure schorst of aanhoudt zodra hij vaststelt dat voor de beoordeling in die procedure een bij het Hof aanhangige procedure relevant kan zijn. Dat is met name niet zonder meer aan de orde als de bij de rechtbank aanhangige procedure nog niet is uitgeconcludeerd. In dat stadium doet zich immers nog niet het risico voor dat een uitspraak wordt gedaan die strijdig blijkt te zijn met het Europese recht zoals het Hof dat heeft uitgelegd.
2.10.
In de onderhavige zaak ligt het niet in de rede dat de rechtbank al tot een (definitief) oordeel komt voordat het Hof de hier relevante prejudiciële vragen heeft beantwoord. Alleen al om praktische redenen: de onderhavige zaak is, zoals beide partijen onderkennen, een zeer omvangrijke (alleen de dagvaarding al beslaat meer dan honderd pagina’s en de conclusie van antwoord zal naar verwachting een veelvoud daarvan bedragen, exclusief producties), terwijl anderzijds de procedure bij het Hof zich al in een ver gevorderd stadium bevindt. Maar ook om inhoudelijke redenen: ook Vereniging Woekerpolis.nl c.s. onderkent dat de uitkomst van de procedure bij het Hof relevant kan zijn voor de beoordeling in de onderhavige procedure, wat er ook zij van haar opvatting dat die relevantie slechts betrekking zal hebben op een beperkt onderdeel van de aan Nationale Nederlanden c.s. gemaakte verwijten. Aldus moet aangenomen worden dat de rechtbank pas tot een eindoordeel zal komen nadat het Hof uitspraak heeft gedaan, zodat met die uitspraak ook in de onderhavige procedure rekening gehouden zal kunnen worden.
2.11.
Dit betekent dat het risico van een uitspraak die strijdig is met het Europese recht, om de enkele reden dat bij die uitspraak niet is rekening gehouden met een door het Hof gegeven uitleg, niet als reëel moet worden ingeschat.
2.12.
Daarmee rijst de vraag of schorsing van de procedure uit een oogpunt van een goede procesorde niettemin aangewezen is. Nationale Nederlanden c.s. meent dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord, omdat, als nu al in volle omvang doorgeprocedeerd zal worden, een zeer omvangrijk partijdebat zal volgen dat, afhankelijk van de uitkomst van de procedure bij het Hof, mogelijk overbodig zal blijken te zijn en dat hoe dan ook nog geen rekening kan houden met de kaders die het Hof vermoedelijk zal stellen. Daar staat evenwel tegenover dat gewaakt moet worden tegen onredelijke vertraging van de procedure (artikel 20 Rv). Onredelijke vertraging dreigt wanneer de procedure in volle omvang wordt aangehouden in afwachting van een uitspraak die weliswaar niet nog jaren op zich zal laten wachten, maar die vermoedelijk niet eerder dan in het najaar van 2014 zal verschijnen (productie 1 Nationale Nederlanden c.s.). Vereniging Woekerpolis.nl c.s. heeft er belang bij binnen een redelijke termijn kennis te kunnen nemen van, in elk geval in grote lijnen, de formele en inhoudelijke verweren van Nationale Nederlanden c.s. tegen de in de dagvaarding gemaakte verwijten.
2.13.
Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat geen grond bestaat voor schorsing dan wel aanhouding van de procedure. De primaire incidentele vordering zal dus worden afgewezen. Dit betekent niet dat Nationale Nederlanden c.s. gehouden is al in dit stadium van de procedure in haar conclusie van antwoord in detail alle verweren uit te werken en daarbij rekening te houden, voor zover al mogelijk, met alle denkbare scenario’s van de uitkomst van de procedure bij het Hof. Het ligt eerder in de rede dat Nationale Nederlanden c.s. in haar conclusie van antwoord de door haar genoemde “prealabele onderwerpen” (waaronder de ontvankelijkheid van eiseres sub 1, waarover Nationale Nederlanden c.s. al een notitie van 45 pagina’s in het geding heeft gebracht) in detail behandelt en de bespreking van de inhoudelijke verweren, voor zover zij verband houden met de bij het Hof voorliggende prejudiciële vragen, beknopt houdt. Op een later moment in de procedure, bijvoorbeeld na kennisneming van de uitspraak van het Hof, kan dat verweer zo nodig worden aangevuld. Anders dan Vereniging Woekerpolis.nl c.s. mogelijk meent, staat artikel 128 lid 3 Rv daaraan niet in de weg.
2.14.
De rechtbank merkt overigens op dat onderwerpen als hier aan de orde (de aard en omvang van processtukken, de volgorde van behandeling van vorderingen en verweren etcetera) zich bij een omvangrijke en verstrekkende zaak als de onderhavige uitstekend lenen voor tussen partijen te maken procesafspraken (vergelijk artikel 1.4 Landelijk procesreglement). Uit de stellingen van partijen leidt de rechtbank af dat zij hierover met elkaar contact hebben gehad zonder dat dit tot resultaat heeft geleid. Het is de rechtbank ter zitting niet duidelijk geworden om welke reden het niet tot afspraken is gekomen. Niets staat er aan in de weg dat partijen hierover alsnog met elkaar in overleg treden.
2.15.
In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank ook geen reden om een comparitie voor antwoord te gelasten. Een dergelijke comparitie heeft alleen zin als aangenomen kan worden dat bij die gelegenheid afspraken gemaakt kunnen worden over de verdere procesvoering. De rechtbank heeft geen reden om dat aan te nemen.
2.16.
De incidentele vordering zal dus worden afgewezen. Nationale Nederlanden c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt Nationale Nederlanden c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van Vereniging Woekerpolis.nl c.s. tot op heden begroot op € 1.356,-- ter zake van advocaatkosten,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
4 juni 2014voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2014.
1980/
1729