ECLI:NL:RBROT:2014:3256
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot gedwongen schuldregeling en schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft verzoeker op 19 december 2013 een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, samen met een verzoek om een schuldeiser te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. De schuldeiser, die weigerde mee te werken, had een vordering van € 863,92, wat slechts 0,7% van de totale schuldenlast van verzoeker vertegenwoordigde. Tijdens de procedure heeft de gemachtigde van de schuldeiser meegedeeld dat de vordering volledig was voldaan, waardoor deze uit de lijst van crediteuren kon worden verwijderd. Verzoeker was op dat moment in coma en kon niet zelf ter zitting verschijnen of zijn verzoek intrekken. Op de zitting van 4 april 2014 was er niemand aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat, nu de vordering van de weigerende schuldeiser is voldaan, er geen schuldeiser meer is die kan worden bevolen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. De rechtbank oordeelde dat het niet van belang is waarom de vordering is voldaan, aangezien een schuldeiser het recht heeft om loonbeslag te leggen, ook al is dat nadelig voor andere concurrente schuldeisers. Daarom werd het verzoek om een gedwongen schuldregeling afgewezen.
Daarnaast werd het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ook afgewezen, omdat het minnelijk traject succesvol was afgerond en verzoeker in staat was om zijn schulden te blijven betalen. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak werd gedaan door mr. V.M. de Winkel op 11 april 2014, en er werd melding gemaakt van het recht op hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.