ECLI:NL:RBROT:2014:3109
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en onrechtmatig handelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2014 uitspraak gedaan over het verzoek van een man om toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, gehuwd in gemeenschap van goederen, had op 19 december 2013 een verzoekschrift ingediend. Tijdens de zitting op 28 maart 2014 werd hij gehoord, samen met zijn partner. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet te goeder trouw was geweest in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek, wat een vereiste is voor toewijzing van de schuldsaneringsregeling.
De verzoeker had een aanzienlijke schuldenlast van € 1.286.280,65, waarvan een deel was ontstaan door onrechtmatig handelen. Hij had onder andere een schuld van € 5.739,73 aan Eneco, die was ontstaan door het verhuren van zijn woning aan huurders die een wietkwekerij hadden opgezet. Ondanks dat hij aangifte had gedaan, was hij verantwoordelijk voor deze schuld. Daarnaast had hij schulden uit zijn ondernemingen, waarvoor hij door de rechtbank was veroordeeld tot betaling aan derden. De rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende had gereserveerd voor deze schulden, wat hem te verwijten viel.
Verder had de verzoeker ook een belastingschuld van ruim € 170.000,-- en andere schulden aan beveiligingsbedrijven, die hij had aangegaan zonder schriftelijke toezeggingen over de kosten. De rechtbank concludeerde dat deze schulden niet te goeder trouw waren ontstaan. Ook recente CJIB-boetes werden als niet te goeder trouw beschouwd. Gezien het ontbreken van goede trouw in de schuldenlast, wees de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af.
De rechtbank besloot het verzoek af te wijzen, en deze uitspraak werd gedaan door mr. A.M. van Kalmthout, rechter, in aanwezigheid van L.F. Don, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.