ECLI:NL:RBROT:2014:3069
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onjuiste dagloonvaststelling door UWV in kader van de Wet arbeid en zorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.S. Wijling, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. S. Roodenburg. De zaak betreft de vaststelling van het dagloon van eiseres in het kader van de Wet arbeid en zorg (Wazo). Eiseres had een aanvraag ingediend voor een zwangerschaps- en bevallingsuitkering, waarop het UWV een uitkering met een dagloon van € 27,32 toekende, gebaseerd op de referteperiode van februari 2013. Eiseres was het hier niet mee eens en stelde dat de gewijzigde dagloonregels al per 1 januari 2013 in werking waren getreden, in plaats van de door het UWV gehanteerde datum van 1 juni 2013.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een omissie was in de inwerkingtreding van artikel 3:13, tweede lid, van de Wazo, waardoor de nieuwe regels formeel per 1 januari 2013 in werking zijn getreden. De rechtbank oordeelde dat het UWV ten onrechte de oude regels had toegepast en dat de referteperiode niet correct was vastgesteld. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het UWV en droeg hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 974,00 werden vastgesteld, en moest het betaalde griffierecht van € 44,00 vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van wetgeving en de gevolgen van omissies in de wetgeving voor de betrokken partijen. De rechtbank heeft de rechtszekerheid van eiseres gewaarborgd door te oordelen dat de gewijzigde regels vanaf de juiste datum van toepassing zijn, ondanks de intenties van de wetgever.