ECLI:NL:RBROT:2014:2982
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep op het vertrouwensbeginsel bij intrekking van bijstandsuitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Dordrecht, en het Drechtstedenbestuur. Eiseres had een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, die door verweerder was ingetrokken over de periode van 26 oktober 2012 tot en met 30 april 2013. Verweerder stelde dat eiseres geen recht had op een uitkering naar de norm voor een alleenstaande ouder, omdat zij samenwoonde met haar toenmalige echtgenoot. Eiseres had echter tijdig melding gemaakt van haar samenwoning en had de intentie om een bijstandsuitkering naar de gehuwdennorm aan te vragen, maar besloot dit niet te doen na waarschuwing van verweerder over mogelijke gevolgen voor het verblijfsrecht van haar echtgenoot.
De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel slaagde. Eiseres had gerechtvaardigd vertrouwen in de handelwijze van verweerder, die haar de indruk had gegeven dat het afzien van de aanvraag geen gevolgen zou hebben voor haar lopende uitkering. De rechtbank vond het van belang dat de uitkering die eiseres ontving lager was dan de gehuwdennorm, waardoor zij in de veronderstelling kon verkeren dat zij geen nadelige gevolgen ondervond van haar beslissing om geen aanvraag in te dienen. De rechtbank concludeerde dat verweerder in strijd met het vertrouwensbeginsel had gehandeld door het recht op bijstand in te trekken en de verleende bijstand terug te vorderen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, herroepte het primaire besluit en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 974,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.