ECLI:NL:RBROT:2014:2971

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2014
Publicatiedatum
17 april 2014
Zaaknummer
10/810431-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in woningovervalzaak te Vlaardingen wegens onvoldoende bewijs voor daderschap

Op 17 april 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van betrokkenheid bij een woningoverval in Vlaardingen op 20 april 2013. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes jaar geëist, maar de rechtbank oordeelde dat het forensisch bewijs onvoldoende was om het daderschap van de verdachte vast te stellen. Tijdens de zitting op 15 april 2014 werd vastgesteld dat er geen sporen in de woning waren aangetroffen die de aanwezigheid van de verdachte konden bevestigen. De aangevers herkenden de verdachte niet tijdens een confrontatie. Er waren wel aanwijzingen die naar de verdachte leidden, zoals de aanwezigheid van de Ford Fiesta van zijn vriendin in de buurt van de woning en het aantreffen van de telefoon van de verdachte in de vluchtauto. Echter, de rechtbank concludeerde dat deze aanwijzingen niet voldoende bewijs boden voor het daderschap van de verdachte.

De rechtbank onderzocht ook het DNA-spoor op een handschoen die in de vluchtauto was aangetroffen. Hoewel het NFI bevestigde dat de handschoen was gebruikt voor het vastbinden van de slachtoffers, was het DNA-spoor te complex en onvolledig om met zekerheid te stellen dat de verdachte deze handschoen had gedragen tijdens de overval. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was om de tenlastelegging te bewijzen, en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen.

Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten, niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte niet was veroordeeld. De rechtbank besloot ook dat de benadeelde partijen in de kosten van de verdediging moesten worden veroordeeld, maar deze kosten werden op nihil begroot. De rechtbank heft het bevel tot voorlopige hechtenis op en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/810431-13
Datum uitspraak: 17 april 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rotterdam, locatie Stadsgevangenis te Hoogvliet,
raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2014.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. J. Boender heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren met aftrek van voorarrest.

MOTIVERING VRIJSPRAAK

Inleiding
[aangever 1] en [aangever 2] zijn op 20 april 2013 gewelddadig overvallen in hun woning; aan de orde is de vraag of de verdachte bij de overval betrokken is geweest.
In de woning zijn geen sporen aangetroffen waaruit de aanwezigheid van de verdachte kan blijken. De verdachte is ook niet bij een confrontatie herkend door de aangevers. Er zijn drie aanwijzingen die naar de verdachte leiden: (1) de Ford Fiesta van zijn vriendin die de verdachte eerder die dag onder zich heeft gehad is rond de tijd van de overval gezien in de omgeving van de woning van de slachtoffers, (2) in de vluchtauto een Crysler is de telefoon van de verdachte aangetroffen en (3) in de vluchtauto is een handschoen met een DNA-spoor aangetrof
De Ford Fiesta
De verdachte zelf is niet aangetroffen in de Ford Fiesta. Naar hij heeft verklaard, had hij deze auto uitgeleend. Er zijn geen bewijsmiddelen die deze verklaring kunnen weerleggen, zodat het aantreffen van de Ford Fiesta in de buurt van de woning van de slachtoffers en rond de tijd van de overval geen wezenlijke betekenis heeft in de vaststelling van de rol van de verdachte.
Het aantreffen van de telefoon van de verdachte in de vluchtauto
Het aantreffen van een telefoon kan alleen iets over de gangen van de eigenaar zeggen als tevens kan worden vastgesteld, dat telefoon en eigenaar op dezelfde plek waren. Een direct bewijsmiddel waaruit blijkt dat de telefoon bij de verdachte is gebleven in elk geval tot het moment waarop de vluchtauto werd achterhaald door de politie ontbreekt echr.te
Zelf heeft de verdachte verklaard dat hij zijn telefoon is kwijtgeraakt op een huisfeest op 19 april 2013. Na afloop van het huisfeest is hij afgezet bij de Leyweg in Den Haag. Aanvankelijk heeft de verdachte verklaard dat hij rond 18.00 uur is afgezet, later was hij minder stellig en verklaarde dat het ook een uur of zeven of acht kan zijn geweest. Dat betekent dat hij vóór die tijd de telefoon moet zijn kwijt geraakt. Hij zou later nog vanuit een belhuis hebben geprobeerd zijn telefoon te bellen.
De stelling dat de verdachte zijn telefoon is kwijtgeraakt in de loop van 19 april 2013 kan niet worden weerlegd met bewijsmiddelen. Uit de loggegevens van telefoon blijkt dat het laatst verzonden SMS-bericht is verzonden op 19 april 2013 om 17.47:20 UTC; dat komt overeen met 19.47:20 Nederlandse zomertijd. Dit bericht is zo heeft de verdachte ook verklaard van hem afkomstig. Dat is niet onverenigbaar met het relaas van verlies op een huisfeest en daarna rond de klok van 20.00 uur te zijn afgezet.
Dat er na dit laatst verzonden SMS-bericht nog gebruik is gemaakt van de telefoon zegt onvoldoende over wie de gebruiker van die telefoon op dat moment is geweest. Dat er is gebeld naar nummers die in de contactenlijst van die telefoon waren opgeslagen is ook van geringe betekenis. Het is immers niet onaannemelijk dat iemand die de verdachte kent, ook (een deel van) de contacten van de verdachte kent.
De stelling dat de verdachte heeft geprobeerd zijn kwijtgeraakte telefoon te bellen en terug te vinden, kan al evenmin worden weerlegd door een bewijsmiddel. De laatste logregel betreft een gemiste oproep op 20 april 2013 om 21.10:28 UTC, zijnde 23.10:28 Nederlandse zomertijd. Daarna houden de logs op. Onduidelijk is waarom: het kan zijn dat daarna niemand meer heeft geprobeerd de telefoon te bellen, maar niet uit te sluiten is dat de telefoon vanwege een lege batterij niet meer functioneerde. In elk geval was de telefoon uitgeschakeld toen deze een paar weken later werd uitgelezen, zo blijkt uit het proces-verbaal van uitlezen. Het is derhalve niet onaannemelijk dat eventuele belpogingen van de verdachte ná 20 april 2013 niet door de telefoon niet zijn geregistreerd, eenvoudigweg omdat die uitgeschakeld was.
Kortom: nu op geen enkele wijze kan worden vastgesteld dat verdachte en telefoon rond de tijd van de overval bij elkaar waren, is de omstandigheid dat de telefoon van de verdachte in de vluchtauto is aangetroffen onvoldoende als bewijs voor daderschap.
Het aantreffen van het DNA-spoor op de handschoen
In de vluchtauto is een handschoen aangetroffen met een DNA-spoor en met vezels van een touw erop. Op basis van het vezelonderzoek dat het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft uitgevoerd, is de rechtbank ervan overtuigd dat deze handschoen is gebruikt voor het vastbinden van de slachtoffers.
Het DNA-spoor biedt echter niet eenzelfde mate van zekerheid dat de verdachte die handschoen heeft gedragen tijdens de overval. Nog afgezien van de omstandigheid dat het een complex mengspoor van onvolledige DNA-profielen is, zegt het enkele aantreffen van dat spoor op die plaats onvoldoende over het moment en de manier waarop het spoor in de handschoen is achtergelaten. Dat betekent dat de vraag of de verdachte zelf de donor is geweest van dat DNA-spoor onbeantwoord blijft. Ook kan dus niet worden vastgesteld dat het de verdachte was die deze handschoen heeft gedragen tijdens de overval.
Conclusie
De bovengenoemde aanwijzingen zijn noch afzonderlijk, noch in onderlinge samenhang bezien, voldoende om het daderschap van de verdachte vast te kunnen stellen. Nu geen ander bewijsmateriaal voorhanden is, leidt dit er toe dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is, om de tenlastegelegde feiten te bewijzen. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het hem ten laste gelegde.

VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJEN

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [aangever 1] , ter zake van het tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 12.400,42 aan materiële schade en een bedrag van € 5.500,- aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [aangever 2] , ter zake van het tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 30.220,- aan materiële schade en een bedrag van € 4.000,- aan immateriële schade.
De benadeelde partijen [aangever 1] en [aangever 2] zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de vorderingen van de benadeelde partij zullen worden afgewezen, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

BESLISSING

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van den Bos, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en A.J.M. Breevoort, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. van Hoof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 april 2014.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 17 april 2014:

TEKST TENLASTELEGGING.

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 20 april 2013 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
(een) (geld)kluis en/of autopapieren en/of zonnebrillen en/of sieradendoosje
en/of sieraden en/of een horloge (merk Rolex, inclusief
'echtheids'-certificaat) en/of een etui en/of een portemonnee en/of een of
meer pasjes en/of rijbewijs en/of geld (dollarbiljetten), in elk geval enig(e)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of
[aangever 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] en/of [aangever 2] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( onverhoeds) benaderen van [aangever 1] en/of [aangever 2]
- zich opdringen aan die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of
- ( met kracht) beetpakken/vastpakken van die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of
- ( daarbij) naar/tegen de grond werken van die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of
- ( daarbij) (vervolgens) tonen/voorhouden van een vuurwapen, althans een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of
- ( met kracht) rukken/trekken van een ketting van de nek/hals van die [aangever 1]
en/of
- ( daarbij) (vervolgens) duwen/drukken van een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd van die [aangever 1] en/of
- ( met kracht) beethouden/vasthouden van die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of
- ( daarbij) dwingen/gebieden van die [aangever 1] en/of [aangever 2] om naar
zijn/haar/hun woning, gelegen aan de [Adres] , te gaan en/of deze woning
te betreden en/of (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp op/tegen, althans in de nabijheid van, het hoofd/lichaam
van die [aangever 1] te houden en/of
- ( daarbij) dwingen/gebieden van die [aangever 1] en/of [aangever 2] om in
voornoemde woning de kluisruimte en/of een of meer andere kamers te betreden
en/of
- vastbinden van die [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of
- aan die [aangever 1] en/of [aangever 2] (dreigend) toevoegen van de woorden:
"Ik schiet je kapot" en/of "Waar is de sleutel" en/of "Waar is het geld"
"Als hij niet in één keer opengaat dan schiet ik je kapot" en/of "Doe het
gordijn dicht" en/of "Plat liggen" en/of "Heb je plakband";
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)