ECLI:NL:RBROT:2014:2922

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2014
Publicatiedatum
16 april 2014
Zaaknummer
AWB-14_07608_VK
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van bewaringsmaatregel en terugkeerbesluit in vreemdelingenbewaring

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 16 april 2014 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bewaringsmaatregel die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser stelde dat de bewaringsmaatregel onrechtmatig was, omdat deze niet vooraf was gegaan door een terugkeerbesluit. De rechtbank oordeelde dat de beschikking van 13 juli 2012, waarin de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel werd afgewezen, tevens een terugkeerbesluit inhield. Dit terugkeerbesluit werd onherroepelijk verklaard door een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 11 december 2013, waardoor het als rechtmatig werd beschouwd.

De rechtbank overwoog verder dat de omstandigheid dat eiser tijdens het hoger beroep rechtmatig verblijf had, niet afdeed aan de geldigheid van het terugkeerbesluit. Er waren geen omstandigheden gebleken die de geldigheid van het terugkeerbesluit in twijfel trokken, waardoor de staatssecretaris niet verplicht was om een nieuw terugkeerbesluit te nemen voordat de bewaringsmaatregel werd opgelegd.

Daarnaast werd de beroepsgrond van eiser dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelde, omdat er geen Dublinclaim bij België was ingediend, eveneens verworpen. De rechtbank stelde vast dat eiser geen rechtmatig verblijf meer had en dat de enkele bewering van eiser over zijn verblijf in België niet voldoende was om een Dublinclaim te rechtvaardigen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van griffier C. Groenewegen, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: AWB 14/7608,[nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2014 in de zaak tussen

[eiser], eiser,

gemachtigde: mr. J.M. Walls,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. P. Bosch.

Procesverloop

Verweerder heeft eiser op 29 maart 2014 in vreemdelingenbewaring gesteld.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2014. Eiser en T.A.J. Martens, tolk, hebben de zitting bijgewoond vanuit de telehoorruimte van het detentiecentrum te Rotterdam. De gemachtigden van eiser en verweerder zijn ter zitting verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting heropend en verweerder verzocht nadere informatie te verstrekken.
Nadat verweerder zijn standpunt heeft toegelicht hebben partijen de rechtbank toestemming verleend om zonder nadere zitting uitspraak te doen op het beroep, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

1.
De beroepsgrond dat de bewaringsmaatregel onrechtmatig is opgelegd, omdat die niet vooraf is gegaan door een terugkeerbesluit, faalt. De beschikking van 13 juli 2012 (de meeromvattende beschikking), waarbij eisers aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd afgewezen, behelsde tevens een terugkeerbesluit (het terugkeerbesluit). Door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 december 2013, zaak nr. 201207725/1/V2 (www. raadvanstate.nl), waarbij het beroep van eiser tegen de meeromvattende beschikking alsnog ongegrond werd verklaard, werd het terugkeerbesluit onherroepelijk en moet dit worden verondersteld steeds rechtmatig te zijn geweest. De omstandigheid dat eiser hangende het hoger beroep van verweerder tegen de tot vernietiging van de meeromvattende beschikking strekkende uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s‑Gravenhage, zittingsplaats Middelburg, rechtmatig verblijf had, doet daaraan niet af. Nu overigens niet is gebleken van omstandigheden waardoor een einde zou zijn gekomen aan de geldigheid van het terugkeerbesluit, behoefde verweerder geen nieuw terugkeerbesluit te nemen voorafgaande aan het opleggen van de bewaringsmaatregel.
2.
De beroepsgrond dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt, omdat verweerder tot op heden geen Dublinclaim bij België heeft gedaan, faalt eveneens. Uit het proces-verbaal staandehouding/overbrenging/ophouding blijkt dat eiser voorkomt in de Politie Suite Handhaving Vreemdelingen met de mededeling dat eiser geen rechtmatig verblijf (meer) heeft. De enkele niet nader onderbouwde opmerking van eiser bij zijn verhoor dat hij nog voor drie maanden in België is geweest en daar asiel heeft aangevraagd, noopte verweerder niet tot het leggen van een Dublinclaim bij België. En dit te minder nu verweerder ter zitting heeft toegelicht dat er geen Eurodac treffer is gevonden en eiser reeds eerder met een Dublinclaim vanuit België naar Nederland is teruggekomen.
3.
Het beroep moet ongegrond worden verklaard en voor toekenning van de gevraagde schadevergoeding bestaat dus geen grond.
4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van C. Groenewegen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.