ECLI:NL:RBROT:2014:2922
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van bewaringsmaatregel en terugkeerbesluit in vreemdelingenbewaring
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 16 april 2014 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bewaringsmaatregel die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser stelde dat de bewaringsmaatregel onrechtmatig was, omdat deze niet vooraf was gegaan door een terugkeerbesluit. De rechtbank oordeelde dat de beschikking van 13 juli 2012, waarin de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel werd afgewezen, tevens een terugkeerbesluit inhield. Dit terugkeerbesluit werd onherroepelijk verklaard door een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 11 december 2013, waardoor het als rechtmatig werd beschouwd.
De rechtbank overwoog verder dat de omstandigheid dat eiser tijdens het hoger beroep rechtmatig verblijf had, niet afdeed aan de geldigheid van het terugkeerbesluit. Er waren geen omstandigheden gebleken die de geldigheid van het terugkeerbesluit in twijfel trokken, waardoor de staatssecretaris niet verplicht was om een nieuw terugkeerbesluit te nemen voordat de bewaringsmaatregel werd opgelegd.
Daarnaast werd de beroepsgrond van eiser dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelde, omdat er geen Dublinclaim bij België was ingediend, eveneens verworpen. De rechtbank stelde vast dat eiser geen rechtmatig verblijf meer had en dat de enkele bewering van eiser over zijn verblijf in België niet voldoende was om een Dublinclaim te rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van griffier C. Groenewegen, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.