Volgens [eiseres] is het op 31 december 2012 als volgt gegaan. [gedaagde]wist al op
29 december 2012 welke route hij 2 dagen later zou rijden zodat hij in de gelegenheid is geweest derden daarover in te lichten. Elk voertuig en elke klant heeft een eigen, unieke plug, die in de koffer kan worden gestoken. Op elke plug staat een aparte aanduiding, bestaande uit een letter gevolgd door vier cijfers. Verder hoort bij elke plug een code van vijf cijfers, die wordt verstrekt door leverancier Mactwin. De pluggen zijn onderverdeeld in vier groepen met bijbehorende codes, te weten: Groep 1: 00000-24999, Groep 2: 25000-49999, Groep 3: 50000-74999 en Groep 4: 75000-99999. De dagelijkse routelijst bevat de bij de pluggen behorende codes, die (dus) in de kluis van de geldauto moeten worden geprogrammeerd in de te beveiligen koffer (bestaande uit de onderbak en de bovenkap), waardoor de koffer geactiveerd wordt. Door de bij de code behorende plug te gebruiken, kan de koffer weer worden gedeactiveerd. Wanneer een plug wordt verloren, kan deze niet worden geblokkeerd door [eiseres] of Mactwin. Een vinder heeft echter niets aan die plug, omdat hij niet weet bij welk voertuig of welke klant deze plug hoort, terwijl een koffer ook niet meer op die plug wordt geprogrammeerd.
[gedaagde]heeft 31 december 2012 de koffer gevuld met drie sealbags, met daarin een waarde van € 228.000,00, heeft de koffer geprogrammeerd en vervolgens, na het verlaten van het voertuig, in het GTL-i geplaatst en is naar de OBG gelopen.
Uit de elektronische registratie van het systeem is gebleken dat juist vóór het verlaten van het voertuig op 31 december 2012 niet één, maar twee pluggen om de koffer te openen zijn geprogrammeerd op het bedieningspaneel in het voertuig. De als eerste geprogrammeerde plug betrof een plug uit de tweede groep en ziet ofwel op de klantplug ofwel op de voertuigplug. [gedaagde]heeft verklaard dat hij de klantplug heeft geprogrammeerd. Gebleken is echter dat er nog een plug is geprogrammeerd en wel één uit de derde groep. Inmiddels heeft [eiseres] achterhaald dat dit een plug betreft die in 2009 als vermist is opgegeven en sindsdien niet meer in gebruik is. Met die plug is, zo blijkt uit het systeem, de koffer geopend binnen zes minuten en zestien seconden na het programmeren. Die plug kan alleen maar ten behoeve van de ontvreemding van de sealbags zijn geprogrammeerd. Door die plug, die behoorde bij de geprogrammeerde code, te gebruiken, is de koffer gedeactiveerd waardoor de bovenkap van de koffer af kon en het ‘afdrukken’, het laten ontploffen van de koffer, niet meer mogelijk was. [gedaagde]heeft wel verklaard dat hij geen tweede code heeft geprogrammeerd, maar dat is gewoonweg niet mogelijk. Niemand anders heeft die gelegenheid gehad. Het kan dan ook niet anders dan dat [gedaagde]ook de tweede plug, de vermiste plug uit 2009, heeft geprogrammeerd.
Daarnaast lijkt het er op dat [gedaagde]heeft gecontroleerd welke sealbags, met welke waarde, hij in de koffer deed. In één van de twee achtergebleven sealbags, die coupures van € 10,00 en € 20,00 bevatte terwijl de gestolen sealbags coupures van € 20,00 en € 50,00 bevatten, is namelijk een gaatje is gemaakt. Zonder de sealbag te openen of daarin een gaatje te maken, kan niet gezien worden welke waarde deze heeft. [gedaagde]heeft hiervan gesteld dat hij een gaatje in de sealbag heeft gemaakt om de lucht eruit te halen zodat deze makkelijker in de koffer zou passen, maar dat is een overbodige handeling omdat de sealbags voorzien zijn van perforatie. Andere medewerkers hebben overigens verklaard ook wel eens een gaatje in een sealbag te maken maar dan pas bij het plaatsen van de sealbag in de koffer, terwijl [gedaagde]een gaatje heeft gemaakt in een sealbag die hij vervolgens niet in de koffer heeft geplaatst.
Verder is van belang dat er op het GTL-i geen braaksporen zijn aangetroffen, zodat braak is uitgesloten. Dat de koffer toch via dit buitenluik kon worden bemachtigd toen [gedaagde]zich in de OBG bevond, kan vier oorzaken hebben. Het kan zijn dat [gedaagde]de sleutel in het buitenluik heeft laten zitten of het buitenluik open heeft laten staan. Ook kan hij het luik van binnenuit hebben ‘open geflipperd’ met bijvoorbeeld een creditcard; technisch onmogelijk is om het luik van buitenaf te ‘flipperen’. De vierde mogelijkheid is dat een derde over de sleutel van het luik beschikte en dat heeft geopend, maar dit is uitgesloten; van het slot zijn namelijk maar drie gecertificeerde sleutels in omloop, waarvan [gedaagde]er zowel voor als na het incident één in bezit had en de andere twee sleutels, verzegeld, in het bewaakte Opslag- en Overslagcentrum in Capelle aan den IJssel lagen. Het kan dan ook niet anders dan dat [gedaagde]het GTL-i niet of niet juist heeft afgesloten, dan wel de sleutel daarin heeft laten zitten of dit van binnenuit heeft ‘open geflipperd’. Daarnaast is opmerkelijk dat de bovenkap in het GTL-i is achtergebleven met de plugopening naar de straatzijde. Opmerkelijk, nu [gedaagde]de koffer in de bank had moeten deactiveren met de plug, zodat de koffer met de plugopening naar binnen had moeten staan, te meer nu het luik geen ruimte biedt om de koffer te draaien.
Ten slotte heeft [gedaagde]in de OBG eerst gerommel gehoord in het GTL-i en iets later hoorde hij [X] via de portofoon zeggen dat er een man op een scooter vandoor ging met de geldkoffer. [gedaagde]heeft toen de OBG tegen de procedures in verlaten om terug te keren naar het voertuig. Bovendien heeft hij, in strijd met de toepasselijke ‘Gouden Regels’ van [eiseres] geen gebruik gemaakt van de noodknop die zich naast het GTL-i in de OBG bevindt, hetgeen een ernstig verwijt is. [X] heeft de activatieknop van de koffer ‘afgedrukt’ en alarm geslagen bij het NCC, de landelijke meldkamer van [eiseres]. Het laten ontploffen van de koffer is echter niet gelukt omdat, naar later bleek, de persoon op de scooter alleen de onderbak had meegenomen.