ECLI:NL:RBROT:2014:2821

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2014
Publicatiedatum
14 april 2014
Zaaknummer
AWB 13/3979
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op kinderopvangtoeslag en de vereisten voor schriftelijke overeenkomsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil over het recht op kinderopvangtoeslag. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2012 was herzien van € 12.952 naar € 0. De rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 1.52 van de Wet kinderopvang (Wko) alleen een schriftelijke overeenkomst vereist, maar niet noodzakelijkerwijs een ondertekende overeenkomst. Eiseres had via internet contact gehad met het gastouderbureau Mr Nosey en had bewijsstukken overgelegd, waaronder de algemene voorwaarden van het bureau en een uitdraai van de digitale overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat uit de overgelegde stukken voldoende kon worden afgeleid dat er een overeenkomst was gesloten tussen eiseres en Mr Nosey, en dat deze overeenkomst ook op andere manieren kon worden aangetoond dan door ondertekening.

De rechtbank verwees naar artikel 6:227a van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat een overeenkomst die elektronisch tot stand is gekomen gelijkgesteld kan worden met een schriftelijke overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst ten onrechte de kinderopvangtoeslag op nihil had gesteld vanwege het ontbreken van een ondertekende overeenkomst. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat de Belastingdienst een nieuwe beslissing op bezwaar moest nemen. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die op € 974,- werden vastgesteld.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering bij het sluiten van overeenkomsten in het kader van de kinderopvangtoeslag en de mogelijkheden om elektronische overeenkomsten te erkennen als geldig.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 13/3979

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. K.M. van der Boor,
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,

gemachtigde: K.S.M. Groeneveld.

Procesverloop

Bij besluit van 21 november 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2012 herzien van € 12.952 naar € 0.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 18 mei 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Bij besluit van 8 juni 2013 heeft verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2012 herzien naar € 4.872.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2014. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1. Op grond van artikel 1.1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (Wko) is de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) van toepassing met uitzondering van artikel 5 van die wet op wijzigingen in de kosten van kinderopvang per kind als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b.
Op grond van artikel 1.52, eerste lid, van de Wko geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
1.2. Op grond van artikel 16, vierde en vijfde lid van de Awir kan de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot herzien en kan een herziening van het voorschot leiden tot een terug te vorderen bedrag.
1.3. Op grond van artikel 6:227a van het Burgerlijk Wetboek is, indien uit de wet voortvloeit dat een overeenkomst slechts in schriftelijke vorm geldig of onaantastbaar tot stand komt, aan deze eis tevens voldaan indien de overeenkomst langs elektronische weg is totstandgekomen en
a. raadpleegbaar door partijen is;
b. de authenticiteit van de overeenkomst in voldoende mate gewaarborgd is;
c. het moment van totstandkoming van de overeenkomst met voldoende zekerheid kan
worden vastgesteld; en
d. de identiteit van de partijen met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld.
2.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het bezwaarschrift van eiseres is ontvangen op 28 januari 2013, na afloop van de bezwaartermijn, maar dat eiseres op 5 november 2012 al een brief heeft geschreven naar verweerder, die verweerder alsnog als bezwaarschrift in behandeling neemt. Volgens verweerder heeft eiseres geen recht op kinderopvangtoeslag omdat de door haar overgelegde overeenkomst met het gastouderbureau niet door partijen is ondertekend.
3.
Eiseres voert aan dat de Awir niet van toepassing is nu een koppeling van de Awir met de Wko ontbreekt. Daarnaast heeft verweerder de toeslag niet mogen herzien naar nihil nu niet is voldaan aan het gestelde in artikel 20 en 21 van de Awir. Voorts stelt eiseres dat zij recht heeft op toeslag omdat de kinderopvang via een geregistreerd gastouderbureau heeft plaatsgevonden. Dat de overeenkomst met het gastouderbureau dient te zijn ondertekend volgt niet uit artikel 52 van de Wko. Bovendien kan ook sprake zijn van een overeenkomst als er niets op papier is gezet. De bedoeling van partijen is doorslaggevend. Bovendien heeft eiseres er alles aan gedaan om een getekende overeenkomst te kunnen overleggen en heeft de curator van het gastouderbureau aangegeven dat er geen getekende overeenkomsten meer in de administratie aanwezig zijn. Voorts stelt eiseres dat in het bestreden besluit alleen wordt gesproken over het gastouderbureau Mr Nosey, zodat de herziening en terugvordering alleen daarop betrekking kan hebben en niet op de toeslag ontvangen voor de kinderopvang via Kiddoozz.
4.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4.1.
De rechtbank volgt eiseres niet in het standpunt dat de Awir niet van toepassing is op de Wko en verwijst daartoe naar artikel 1.1a, eerste lid, van de Wko.
4.2.
Evenmin volgt de rechtbank eiseres in het standpunt dat verweerder de toeslag niet heeft mogen herzien naar nihil nu niet is voldaan aan het gestelde in artikel 20 en 21 van de Awir. Artikel 20 en 21 van de Awir hebben namelijk betrekking op herziening van een reeds definitief vastgesteld recht op kinderopvangtoeslag terwijl het primaire besluit herziening van een voorschot op de kinderopvangtoeslag betreft. Herziening van een voorschot is mogelijk op grond van artikel 16, vierde en vijfde lid van de Awir. Daarvoor worden geen aanvullende voorwaarden gesteld zoals in artikel 20 en 21 van de Awir.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat thans alleen het recht op kinderopvangtoeslag over 2012 ten aanzien van de opvang via gastouderbureau Mr Nosey nog in geschil is. Verweerder stelt dat eiseres hier geen recht op heeft, nu zij geen overeenkomst tussen haar en het gastouderbureau heeft overgelegd die door beide partijen is ondertekend. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de handtekeningen voor verweerder belangrijk zijn omdat daarmee de wilsuiting van partijen zichtbaar is en de overeenkomst daarmee bekrachtigd wordt. Allereerst stelt de rechtbank vast dat artikel 1.52 van de Wko louter een schriftelijke overeenkomst verlangt en geen
ondertekendeschriftelijke overeenkomst. Dat neemt niet weg dat voor het recht op kinderopvangtoeslag van belang is dat voldoende gebleken is dat daadwerkelijk een overeenkomst tussen het gastouderbureau en de ouder is gesloten. Dit kan evenwel ook op andere wijze blijken dan door ondertekening. In het onderhavige geval heeft eiseres via internet contact gehad met gastouderbureau Mr Nosey. Eiseres heeft een uitdraai van de algemene voorwaarden van Mr Nosey overgelegd, zoals deze te vinden zijn op de website van het gastouderbureau. In artikel 2.2 van de algemene voorwaarden is onder meer opgenomen:

De Overeenkomst komt tot stand voor de Ouder, doordat de Ouder zich aanmeldt via de Website en een keuze maakt voor het abonnement. Daarna ontvangt de Ouder een bevestigingse-mail met inloggegevens en activeringscode. De Overeenkomst met de Ouder wordt digitaal bevestigd en bij Mr Nosey geregistreerd doordat de Ouder de inloggegevens en activeringscode invoert bij de inschrijving van een Basis en Plus abonnement. Bij de inschrijving voor een Compleet abonnement wordt de overeenkomst na digitale bevestiging ook schriftelijk bevestigd doordat de Ouder de Offerte, ondertekend aan Mr Nosey terug zendt. De Overeenkomst met de Gastouder komt tot stand doordat de Gastouder na inschrijving de uitnodiging van een Ouder digitaal accepteert. Op dat moment wordt het contract digitaal geregistreerd bij Mr Nosey. De dienstverlening door Mr Nosey gaat onmiddellijk bij het sluiten van de Overeemkomst van start.”
Eiseres heeft een uitdraai van de digitale overeenkomst overgelegd evenals facturen van Mr Nosey. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de door eiseres overgelegde stukken voldoende worden afgeleid dat zij een overeenkomst heeft gesloten met Mr Nosey en dat daaraan uitvoering is gegeven. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot twijfel hierover. Voorts wijst de rechtbank op artikel 6:227a van het Burgerlijk Wetboek waarin een overeenkomst die langs elektronische weg tot stand is gekomen gelijk wordt gesteld met een schriftelijke overeenkomst. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook ten onrechte de kinderopvangtoeslag op nihil gesteld vanwege het ontbreken van een ondertekende schriftelijke overeenkomst met het gastouderbureau.
5.
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Verweerder dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
6.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond,
  • vernietigt het bestreden besluit,
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 44,- vergoedt,
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 974,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A.M. Cooijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.