ECLI:NL:RBROT:2014:2652
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en onvoldoende controle over financiën
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, een alleenstaande man die een WWB-uitkering ontvangt, had op 17 december 2013 een verzoekschrift ingediend. Tijdens de zitting op 10 maart 2014 werd de verzoeker gehoord. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot schuldsanering niet kon worden toegewezen, omdat de verzoeker niet te goeder trouw was geweest in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De verzoeker had een aanzienlijke schuldenlast van € 47.418,87, waaronder fraudeschulden bij de Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SoZaWe) en andere consumptieve schulden. De rechtbank constateerde dat de verzoeker recidive vertoonde in het ontstaan van fraudeschulden en dat een substantieel deel van deze schulden in de laatste vijf jaar was ontstaan. Dit was een belangrijke reden voor de afwijzing van het verzoek.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de verzoeker niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij zich zou inspannen om baten voor de boedel te verwerven. De verzoeker had nagelaten te solliciteren, ondanks dat hij daartoe was verzocht. De rechtbank had twijfels over de bereidheid van de verzoeker om aan zijn verplichtingen te voldoen, wat leidde tot de conclusie dat de balans tussen zijn inkomsten en uitgaven niet onder controle was. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De beslissing werd genomen door mr. A.M. van Kalmthout, rechter, en in aanwezigheid van mr. E.C. Padberg – de Haan, griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.