ECLI:NL:RBROT:2014:2581

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2014
Publicatiedatum
4 april 2014
Zaaknummer
ROT 13/4410
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde bestuurlijke boete wegens illegale radio-uitzendingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Economische Zaken, Agentschap Telecom, en een eiser die een bestuurlijke boete van € 25.150,- had ontvangen wegens illegale uitzendingen in de FM-omroepband. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarschuwingsbrief, die als basis voor de boete diende, niet met voldoende zekerheid was verzonden naar de eiser. De eiser had eerder een voorlichtingsbrief ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat de waarschuwingsbrief van 15 mei 2012 niet aangetekend was verzonden, waardoor het bestuursorgaan het bewijsrisico droeg voor de verzending. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de waarschuwingsbrief daadwerkelijk was verzonden, en dat de eiser hierdoor niet op de hoogte was van de gewijzigde aanpak van illegale uitzendingen. Aangezien er geen waarschuwing was gegeven, oordeelde de rechtbank dat de opgelegde boete en last onder dwangsom ten onrechte waren opgelegd. Het beroep van de eiser werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd, en het primaire besluit werd herroepen. De rechtbank veroordeelde de verweerder tot vergoeding van de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 974,-, en het griffierecht van € 160,- moest ook worden vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 13/4410

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2014 in de zaak tussen

[naam], te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. M.E. Kikkert,
en

de minister van Economische Zaken, Agentschap Telecom, verweerder,

gemachtigden: mrs. F. de Jong en J.I.M. van der Vange.

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een bestuurlijke boete van € 45.000,- en een last onder dwangsom opgelegd wegens illegale uitzendingen in de FM-omroepband.
Bij besluit van 6 juni 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser voor wat betreft de hoogte van de boete gegrond verklaard en de boete lager vastgesteld op
€ 25.150,-.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2014. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De rechtbank heeft tijdens de zitting het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft vervolgens besloten het onderzoek te heropenen, om eiser in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over een brief van verweerder, ontvangen op 27 februari 2014.
Eiser en verweerder hebben toestemming verleend om zonder nadere zitting uitspraak te doen. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens op 27 maart 2014 gesloten.

Overwegingen

1.
Op 30 augustus 2010 heeft verweerder aan eiser de ‘Voorlichtingsbrief nieuw beleid illegale uitzendingen’ gezonden. In deze brief wordt eiser gewaarschuwd dat, indien vanaf zijn perceel illegaal wordt uitgezonden, hij als wetsovertreder een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom riskeert.
2.
Op 15 mei 2012 heeft verweerder aan eiser een brief verstuurd over de wijziging in de aanpak van illegale uitzendingen in de FM-omroepband (de waarschuwingsbrief). In deze brief wordt meegedeeld dat verweerder vanaf 16 december 2011 geen onderscheid meer maakt in permanente antenne-installaties en andersoortige (antenne-)installaties, die geschikt (te maken) zijn voor illegale uitzendingen in de FM-omroepband. Ook eigenaren of gebruikers van percelen die vanaf hun perceel een op afstand geplaatst radiozendapparaat en antenne-installatie aansturen vallen onder de verbrede aanpak. Indien een illegale uitzending vanaf het perceel wordt geconstateerd, kan een boete worden opgelegd van maximaal € 45.000,-.
3.
Verweerder heeft aan eiser een bestuurlijke boete opgelegd van (uiteindelijk) € 25.150,- wegens overtreding van artikel 3.3, eerste lid, (oud) en artikel 10.9, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (Tw), alsmede een last onder dwangsom van € 2.250,- per geconstateerde overtreding per dag, met een maximum van € 33.750,-.
4.1.
Eiser heeft aangevoerd dat hij de waarschuwingsbrief niet heeft ontvangen, zodat hij ook geen waarschuwing kan hebben genegeerd.
4.2.
Niet in geschil is dat de waarschuwingsbrief van 15 mei 2012 niet aangetekend is verzonden. Volgens vaste jurisprudentie geldt in een dergelijk geval als uitgangspunt dat het bestuursorgaan het bewijsrisico draagt van de verzending van het desbetreffende stuk naar het juiste adres. Indien het bestuursorgaan deze verzending aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde om het vermoeden van ontvangst van het stuk te ontzenuwen.
4.3.
Verweerder heeft met betrekking tot de gevolgde procedure verklaard dat de waarschuwingsbrief samen met rond 1800 andere waarschuwingsbrieven wordt gedrukt en ter verzending aangeboden door Rijksdrukker VijfKeerBlauw aan PostNL. Van al deze brieven is een kopie verstrekt aan verweerder. Een medewerker van verweerder heeft op basis hiervan in het postregistratie systeem RP2000 geregistreerd dat de betreffende waarschuwingsbrief is verzonden. Dit blijkt uit het kopje ‘verzonden’, waarin de datum van
15 mei 2012 wordt vermeld. Deze verzenddatum staat ook in de waarschuwingsbrief.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de beschrijving van de gevolgde procedure niet met voldoende zekerheid dat de aan eiser gerichte waarschuwingsbrief is verzonden. Op basis van deze procedure kan achteraf niet worden nagegaan of het aantal van 1805 brieven, dat wordt vermeld op het door verweerder als bewijsstuk overgelegde orderformulier van PostNL, ook daadwerkelijk aan haar ter verzending is aangeboden. Daarbij komt dat de gemachtigde van verweerder ter zitting desgevraagd heeft verklaard niet te weten of alle 1805 waarschuwingsbrieven aan PostNL zijn aangeboden. De wijze waarop de poststukken zijn aangeboden - in een pakket als mailing en niet elk afzonderlijk -sluit niet uit dat de waarschuwingsbrief aan eiser mogelijk voor verzending in het ongerede is geraakt.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat het voor gehouden moet worden dat eiser, nu verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarschuwingsbrief van 15 mei 2012 aan hem is verzonden, langs deze weg geen kennis heeft kunnen nemen van de gewijzigde aanpak van illegale uitzendingen. Verweerder heeft in de brief, bij de rechtbank ingekomen op 27 februari 2014, meegedeeld dat als er geen waarschuwing is gegeven geen boete en/of een last onder dwangsom wordt opgelegd. Hieruit volgt dat in dit geval de boete en de last ten onrechte zijn opgelegd.
5.
Het beroep is gegrond.
6.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt het bestreden besluit,
- herroept het primaire besluit,
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 160,- vergoedt,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 974,-, te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 april 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.