ECLI:NL:RBROT:2014:2580

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2014
Publicatiedatum
4 april 2014
Zaaknummer
ROT 13/4753
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete wegens illegale radio-uitzendingen en de beoordeling van de evenredigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Economische Zaken (Agentschap Telecom) en een eiser die een bestuurlijke boete van € 2.500,- opgelegd kreeg wegens illegale radio-uitzendingen. De eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen een hogere boete van € 15.000,- die was opgelegd voor dezelfde overtredingen. Na het intrekken van het eerste besluit door de verweerder, werd de boete verlaagd, maar het bezwaar van de eiser tegen het tweede besluit werd ongegrond verklaard. De eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 24 februari 2014 is de eiser niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De rechtbank heeft overwogen dat de verweerder op basis van de Telecommunicatiewet (Tw) een vergunning vereist voor het gebruik van frequentieruimte en dat de eiser deze vergunning niet had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de boete van € 2.500,- terecht was opgelegd, ondanks de stelling van de eiser dat het om een korte proefuitzending ging. De rechtbank oordeelde dat de hoogte van de boete in overeenstemming was met het beleid van de verweerder en dat er onvoldoende bewijs was geleverd om aan te tonen dat de eiser in financiële problemen verkeerde.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en bepaald dat de verweerder het door de eiser betaalde griffierecht vergoedt. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 487,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 13/4753

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2014 in de zaak tussen

[naam], te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. F.L.M. Vossen,
en

de minister van Economische Zaken (Agentschap Telecom), verweerder,

gemachtigden: mrs. F. de Jong en J.I.M. van der Vange.

Procesverloop

Bij besluit van 21 januari 2013 (primair besluit I) heeft verweerder eiser een bestuurlijke boete van € 15.000,- en een last onder dwangsom opgelegd wegens illegale uitzendingen in de FM-omroepband.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 19 juni 2013 (primair besluit II) heeft verweerder primair besluit I ingetrokken en in plaats daarvan de boete verlaagd tot € 2.500,- .
Bij besluit van 23 juli 2013 (bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen primair besluit II ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft op 9 september 2013 (bestreden besluit 2) een nieuw besluit genomen, waarbij aan eiser een hogere vergoeding voor de proceskosten van het bezwaar is toegekend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2014. Eiser is met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.
Op grond van artikel 3.3, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) is voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning vereist.
Op grond van artikel 10.9, eerste lid, van de Tw is het aanleggen, het geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig hebben, of het gebruik van radiozendapparaten slechts toegestaan indien voor het gebruik ervan aan de houder van die radiozendapparaten op grond van hoofdstuk 3 van deze wet een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte is verleend.
2.
Verweerder heeft aan eiser een bestuurlijke boete van (uiteindelijk) € 2.500,- opgelegd wegens overtreding van artikel 3.3, eerste lid, en artikel 10.9, eerste lid, van de Tw.
3.
Bij bestreden besluit 2 heeft verweerder bestreden besluit 1 gewijzigd voor wat betreft de proceskosten, in die zin dat 2 maal € 472,-, dus € 944,- wordt vergoed. Niet is gebleken dat eiser nog procesbelang heeft bij een vernietiging van bestreden besluit 1. Daarom zal de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaren.
4.
Bestreden besluit 2 komt niet geheel tegemoet aan de bezwaren van eiser, zodat het beroep op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede is gericht tegen bestreden besluit 2.
5.
Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het op 30 oktober 2012 opgemaakte rapport van bevindingen (rapport) en een aanvullend rapport van 14 juni 2013 (aanvullend rapport).
6.
Uit het rapport blijkt dat op woensdag 24 oktober 2012, omstreeks 15.45 uur, twee toezichthouders van verweerder vanuit de dienstauto op een frequentie van 98,2 megahertz in de FM-omroepband een kennelijk illegale radiozender met muziek beluisterden. Via een daartoe geschikte decoder hebben de toezichthouders tevens vastgesteld dat via deze zender een zogenaamd Radio Data Signaal (RDS) werd verzonden met de tekst: “Mooi hallo u luistert naar de Johnny Ringo met alleen vinyl platen”. De toezichthouders hebben door middel van radiopeilingen, relatieve veldsterktemetingen en een ter plaatse ingesteld onderzoek vastgesteld dat de radiocommunicatiesignalen werden uitgestraald vanaf een antenne-installatie die stond opgesteld op het perceel [adres] te [woonplaats], [gemeente], dat in eigendom is van eiser. Verder is vastgesteld dat de antenne-installatie een geschatte hoogte had van twaalf meter. De toezichthouders namen waar dat in de antenne-installatie twee verticaal gepolariseerde antennes waren gemonteerd. Het was de toezichthouders ambtshalve bekend dat deze antennes bij uitstek geschikt waren voor het uitstralen van radiocommunicatiesignalen in de FM-omroepband. Uit het rapport blijkt dat de antenne-installatie vast in de ondergrond stond en daar kennelijk was verankerd. De toezichthouders namen waar dat er in de directe omgeving van het perceel geen andere antenne-installaties stonden opgesteld waarvandaan de betreffende radiocommunicatiesignalen konden worden uitgestraald. De toezichthouders hebben door de combinatie van de hiervoor beschreven visuele en technische waarnemingen uitgesloten dat het radiosignaal vanaf een andere antenne-installatie op een ander, dan het voornoemde, perceel werd uitgezonden. In het rapport is vermeld dat de toezichthouders ambtshalve bekend waren dat op voornoemde perceel of percelen geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte krachtens de Telecommunicatiewet was afgegeven voor het aanleggen, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig hebben of gebruik van een radiozendapparaat met voornoemde zendfrequentie. Verder blijkt uit het rapport dat op de bovenverdieping van eisers woning een studioruimte was gecreëerd en op de studio apparatuur “Johnny Ringo” stond geschreven. Uit het rapport blijkt dat een van de toezichthouders eiser heeft gewezen op de aan eiser verzonden voorlichtingsbrief van
30 maart 2011, waarop eiser verklaarde deze brief nooit te hebben ontvangen. De toezichthouder heeft vastgesteld dat eiser geen frequentievergunning heeft en dat het bereik van de zender ongeveer 25 kilometer was.
7.
Eiser betwist in beroep de overtreding niet, maar voert aan dat het opleggen van de boete in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Bij de oplegging van de boete is geen rekening gehouden met zijn financiële situatie. Er is ook onvoldoende rekening gehouden met de andere omstandigheden van het geval. Er is een kortdurende testuitzending geweest voor een uitzending later in het jaar waar eiser wel een vergunning voor had gekregen. De voor later geplande uitzending was voor een goed doel.
8.
Verweerder heeft de hoogte van de boete ontleend aan artikel 15.4, eerste lid, Tw, waarin is bepaald dat ingeval van overtreding van de bij of krachtens de in artikel 15.1, eerste lid, van de Tw bedoelde voorschriften aan de overtreder een boete kan worden opgelegd van ten hoogste € 450.000,-. Verweerder hanteert in haar aanpak illegaal FM als beleid dat bij illegale uitzendingen in de FM-band ten hoogste een boete van € 45.000,- wordt opgelegd. Deze wordt alleen opgelegd indien er sprake is van de zwaarste categorie overtreding. Dit boetebedrag betreft slechts 10% van het wettelijk maximum. De basisboete die wordt opgelegd bedraagt € 2.500,- bij het gebruik van permanente antenne-installaties. Verweerder gaat bij het opstellen van de basisboetebedragen reeds uit van financieel zwakke overtreders. Voor het betalen van de boete kan een betalingsregeling worden getroffen, zodat de betaling gespreid kan plaatsvinden.
9.
Eisers stelling dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn financiële positie is niet met voldoende bewijs onderbouwd. Eiser heeft enkel een overzicht van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering over januari 2013 overgelegd Eiser heeft geen andere informatie verstrekt over zijn financiële positie, zoals de waarde van zijn eigen woning, ander vermogen of inkomsten, de eventuele inkomsten van zijn echtgenote, dan wel schulden of een hypotheek op zijn woning. Gelet hierop is de rechtbank niet gebleken dat eiser de boete niet kan dragen.
10.
Eisers stelling dat het een testuitzending betrof welke van zeer korte duur was, brengt niet met zich dat verweerder om die reden een lagere boete zou hebben moeten opleggen.
11.
Gelet hierop treft eisers beroep tegen bestreden besluit 2 geen doel en moet daarom ongegrond worden verklaard.
12.
De rechtbank ziet aanleiding te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt, nu met bestreden besluit 2 gedeeltelijk is tegemoetgekomen aan het beroep.
13.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 487,- (één punt voor het indienen van het beroepschrift).

Beslissing

De rechtbank,
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 160,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 487,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 april 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.