ECLI:NL:RBROT:2014:2544

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
C/11/444352 / FT EA 14/350
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en schuldsaneringsregeling in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening en een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft op 7 februari 2014 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw). Het verzoek was gericht op het verkrijgen van een moratorium om ontruiming van haar woning te voorkomen, die was gebaseerd op een ontruimingsvonnis van 31 december 2013. Dit vonnis was niet alleen gebaseerd op huurachterstand, maar ook op het feit dat verzoekster zich niet als een goed huurder had gedragen, wat schade aan de woning heeft veroorzaakt. Tijdens de zitting op 26 februari 2014 heeft de rechtbank de argumenten van zowel verzoekster als verweerster, vertegenwoordigd door de heer G.J. van Rossen en mevrouw [naam], gehoord. Verweerster heeft zich verzet tegen het moratorium, onder andere omdat verzoekster eerder al in een schuldsaneringsregeling heeft gezeten en er geen zicht is op toelating tot een nieuwe regeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gevraagde moratorium niet kan worden verleend, omdat het ontruimingsvonnis niet uitsluitend op huurachterstand is gebaseerd. Bovendien is het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat verzoekster eerder al in een regeling heeft gezeten en deze is beëindigd met een schone lei. De rechtbank heeft de verzoeken van verzoekster afgewezen en benadrukt dat de situatie van verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden voor het verlenen van een moratorium.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Insolventie
verzoek moratorium en verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling
rekestnummers: C/11/444352 / FT EA 14/350
C/11/442812 / FT EA 14/156
uitspraakdatum: 4 maart 2014
[verzoekster],
wonende te [adres]
,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 7 februari 2014, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw) een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 10 februari 2014 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 26 februari 2014 te 13:30 uur.
Ter zitting van 26 februari 2014 zijn verschenen en gehoord:
- [verzoekster] verzoekster;
- De heer G.J. van Rossen, in zijn hoedanigheid van schuldhulpverlener bij Modus Vivendi (hierna: SHV);
  • Mevrouw [naam], werkzaam bij Stichting HW Wonen (hierna: verweerster);
  • Mr. K.A.M. Jaspers, advocaat van verweerster, kantoorhoudende te Rotterdam.
Mr. Jaspers heeft namens verweerster voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank een verweerschrift met producties toegezonden.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerst lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en de stichting HW Wonen, gevestigd te Oud-Beijerland, te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 31 december 2013 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Om te onderzoeken of een minnelijke schuldregeling tot stand kan komen is het van groot belang dat verzoekster niet wordt ontruimd.

3.Het verweer

Verweerster verzet zich tegen toewijzing van het gevraagde moratorium. Zij voert daartoe het volgende aan.
Omdat ten aanzien van verzoekster minder dan tien jaar voorafgaande aan de indiening van het verzoekschrift de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest, is op grond van artikel 288, tweede lid, onder d, Fw geen zicht op toelating tot de wettelijke schuldsanering, derhalve dient ook het gevraagde moratorium te worden afgewezen.
Voorts dient het gevraagde moratorium te worden afgewezen op grond van het feit dat het ontruimingsvonnis van de rechtbank Rotterdam d.d. 31 december 2013 naast de tekortkoming in de nakoming van de financiële verplichting mede gegrond is op het feit dat verzoekster zich niet als een goed huurder heeft gedragen waardoor schade aan de woning is ontstaan.
Daarnaast heeft de rechtbank Rotterdam bij beschikking van 11 februari 2014 bepaald dat verzoekster niet opnieuw hoeft te worden aangesloten op het elektriciteitsnetwerk. Verzoekster zal derhalve afgesloten blijven van energie en de woning niet kunnen verwarmen en schoonmaken. Zij zal daarom doorgaan met de door haar gehanteerde, brandgevaarlijke, wijze van verwarmen door de gaspitten te laten branden. Hierdoor zal de schade aan de woning alleen maar verder oplopen en blijft het risico op brand aanwezig. Derhalve heeft verweerster belang bij de ontruiming van de woning van verzoekster

4.De beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat de gevraagde voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw niet behoeft te worden afgewezen omdat verzoekster op grond van artikel 288, tweede lid, onder d, Fw niet tot de schuldsaneringsregeling kan worden toegelaten. De voorziening is er namelijk juist op gericht om een adempauze te creëren die verzoekster in staat moet stellen het minnelijk traject voort te zetten om met haar schuldeisers een regeling voor haar schulden te bereiken c.q. af te ronden dan wel om de goede trouw meer gefundeerd te kunnen laten blijken.
Echter, de gevraagde voorlopige voorziening strekt mede tot het van toepassing verklaren van artikel 305 Fw. De rechtbank leidt uit de samenhang met artikel 305, tweede lid, Fw af dat een moratorium slechts kan worden verleend indien het ontruimingsvonnis uitsluitend op huurachterstand is gebaseerd. De rechtbank is van oordeel dat daar hier in het onderhavige geval geen sprake van is, nu het ontruimingsvonnis van de rechtbank Rotterdam d.d. 31 december 2013 mede gegrond is op het feit dat verzoekster zich niet als een goed huurder heeft gedragen waardoor schade aan de woning is ontstaan.
De gevraagde voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
Ten aanzien van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is de rechtbank van oordeel dat dit verzoek op grond van artikel 288, tweede lid, onder d, Fw dient te worden afgewezen, aangezien vast staat dat op verzoekster de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest in de periode van 6 augustus 2003 tot en met 6 augustus 2006. De regeling is beëindigd met toekenning van de schone lei.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek ex artikel 287b Fw af;
- wijst het verzoek ex artikel 284 Fw af;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, rechter, en in aanwezigheid van A. Mergen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2014.