ECLI:NL:RBROT:2014:2522
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de aangifte tot eigen faillietverklaring van een besloten vennootschap zonder actief op grond van misbruik van recht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 april 2014 uitspraak gedaan over de aangifte tot faillietverklaring van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, ingediend door de aangeefster op 19 maart 2014. De aangeefster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.P.M. Borsboom, werd op 25 maart 2014 in raadkamer gehoord door mr. drs. C.A.M. van Wesel. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de vereisten van artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet, die stelt dat er sprake moet zijn van een pluraliteit van schuldeisers en dat de schuldenaar in de toestand van opgehouden te betalen verkeert.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster geen actief bezit en ook niet verwacht dat er in de toekomst actief zal zijn om de faillissementskosten te dekken. Dit leidde tot de vraag of er een redelijk belang bij faillietverklaring aanwezig was. De rechtbank heeft de belangen van de aangeefster afgewogen tegen de belangen van de curator en de schuldeisers. Aangezien de aangeefster slechts twee crediteuren had en er geen uitzicht was op enige voldoening van de faillissementskosten, concludeerde de rechtbank dat er sprake was van misbruik van bevoegdheid op grond van artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek tot faillietverklaring moest worden afgewezen, omdat het belang van de aangeefster niet opwoog tegen de belangen van de schuldeisers en de curator. De rechtbank heeft de beschikking op 1 april 2014 gegeven, waarbij het verzoek tot faillietverklaring werd afgewezen.