ECLI:NL:RBROT:2014:2516

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
444462 / HA RK 14-99
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in voogdijzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 27 maart 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van rechter mr. F.F.A.J.M. Haerkens-Wouters. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de advocaat van de verzoekster, die stelde dat de rechter partijdig was door het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming als advies te beschouwen. De verzoekster was van mening dat de rechter het rapport niet als onafhankelijk advies had mogen aanmerken, aangezien de Raad de inleidende procespartij was in de voogdijprocedure. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld op 13 maart 2014, waarbij zowel de verzoekster als haar advocaat en de rechter aanwezig waren.

De rechtbank overwoog dat wraking een middel is om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter te waarborgen. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid. De rechtbank concludeerde dat er geen concrete feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd maakten. De rechter had zich gehouden aan de normale procedure door alle processtukken te betrekken bij haar beoordeling, inclusief het raadsrapport.

De rechtbank wees het verzoek tot wraking af, omdat de enkele omstandigheid dat de rechter het raadsrapport als advies aanmerkte, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid of vooringenomenheid. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. R.R. Roukema, in aanwezigheid van de griffier D.J. Boogert.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Uitspraak: 27 maart 2014
zaaknummer: 444462
rekestnummer HA RK 14-99
zaak C/10/424523 FA RK 13/3896
Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van:
[naam verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
advocaat mr. W.P.R. Peeters te Rijsbergen,
tot wraking van
mr. F.F.A.J.M. Haerkens-Wouters,rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling Privaatrecht, team Familie 2, hierna: de rechter.

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Ter zitting van de enkelvoudige kamer van team Familie 2 van 10 februari 2014 heeft de advocaat van verzoekster een mondeling verzoek gedaan tot wraking van de rechter. Aanstonds hierna is de behandeling ter zitting geschorst om het verzoek tot wraking door een wrakingskamer te laten behandelen.
1.2.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het dossier met kenmerk C/10/424523/FA RK 13-3896, waarin zich onder meer bevindt een extract proces-verbaal van de op 10 februari 2014 gehouden zitting, waar het wrakingsverzoek werd gedaan.
1.3.
Het verzoek tot wraking is behandeld ter zitting van 13 maart 2014. Ter zitting zijn verschenen en gehoord:
- de advocaat mr. W.P.R. Peeters,
- de verzoekster,
- de rechter mr. F.F.A.J.M. Haerkens-Wouters.
1.4.
Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting heeft de wrakingskamer medegedeeld dat de uitspraak zal plaatsvinden op 27 maart 2014.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

2.1.
De advocaat van verzoekster heeft ter nadere onderbouwing van het verzoek tot wraking het volgende aangevoerd:
De rechter gedraagt zich partijdig door het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) als advies te zien terwijl de Raad de inleidende procespartij is. Het raadsrapport is in dit geval niet aan te merken als een onafhankelijk advies. Artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorziet weliswaar in het inwinnen van advies van de Raad, maar dat is geen verplichting. In dit geval had de rechter het advies naast zich neer moeten leggen en zo nodig een onafhankelijke deskundige dienen aan te stellen. Omdat de rechter zelf niet deskundig is, kan zij niet afwijken van het advies van de Raad. De mededeling van de rechter dat zij het raadsrapport als advies ziet en bij de beoordeling van de verzoeken zal betrekken, betekent daarmee in feite dat zij het advies van de Raad zal volgen.
2.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust. De rechter heeft ter zitting van de wrakingskamer het volgende aangevoerd:
Ik stel mij op het standpunt dat, indien ik een beslissing dien te nemen op de verzoeken die voor mij liggen, ik alle processtukken daarbij moet betrekken. Het enkele feit dat ik een rapport als advies aanmerk en bij mijn oordeel zal betrekken levert geen partijdigheid op. Ik heb mij niet uitgelaten over de waarde van het advies. Ik heb partijen de gelegenheid gegeven om inhoudelijke opmerkingen te maken over het rapport van de Raad. Ik heb evenmin door mijn houding ter zitting de schijn van partijdigheid of vooringenomenheid gewekt.

3.De beoordeling

3.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
3.2.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking indien, geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter, de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
3.3.
Uit het wrakingsverzoek en de mondelinge toelichting ter zitting kan niet worden afgeleid dat er aanwijzingen zijn voor het oordeel dat de rechter jegens verzoekster enige vooringenomenheid koestert, althans dat haar optreden ter zitting grond heeft gegeven voor de vrees dat het haar aan onpartijdigheid ontbreekt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.4.
Bij de voorbereiding van de zitting heeft de rechter, conform de normale gang van zaken, kennisgenomen van de tot het dossier behorende processtukken, waaronder niet alleen het verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming strekkende tot voogdijvoorziening, maar ook het hiervoor bedoelde raadsrapport.
3.5.
Bij een beslissing op een verzoek tot voogdijvoorziening heeft een rechter te betrekken alle tot het dossier behorende processtukken, alsmede hetgeen tijdens de zitting door partijen naar voren wordt gebracht. De enkele omstandigheid dat de rechter tijdens de zitting desgevraagd aan de advocaat van verzoekster te kennen heeft gegeven dat zij het raadsrapport als advies aanmerkt en in haar beoordeling zal betrekken, levert dan ook geen (schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid op. Dat wordt anders indien uit de houding van de rechter kan worden afgeleid dat geen bereidheid bestaat om opmerkingen van partijen naar aanleiding van het raadsrapport aan te horen en te betrekken in haar oordeel. Daarvan is echter niet gebleken.
3.6.
De conclusie is dat het verzoek tot wraking van mr. F.F.A.J.M. Haerkens-Wouters moet worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst afhet verzoek tot wraking van mr. F.F.A.J.M. Haerkens-Wouters.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.R. Roukema, voorzitter, mr. P. Joele en mr. H. van Lokven-van der Meer, rechters, en op 27 maart 2014 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter, in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier.