ECLI:NL:RBROT:2014:2398

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2014
Publicatiedatum
31 maart 2014
Zaaknummer
ROT 13/2351
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbewaringstelling van eetborden door de NVWA en de toepassing van Europese regelgeving

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen Global Management Services B.V. en de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) over de inbewaringneming van vierduizend eetborden. De NVWA had op 4 maart 2013 besloten om de eetborden in bewaring te nemen, omdat deze niet voldeden aan de Europese regelgeving inzake voedselveiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onderzochte eetborden een opstaande rand hebben die op 16 mm boven de bodem scherp afbuigt en dan vrijwel vlak is. De rechtbank oordeelde dat de NVWA terecht had kunnen volstaan met een vulling van de eetborden tot een hoogte van 11 mm, zoals voorgeschreven in punt 2.1.1. van bijlage V bij Verordening (EU) nr. 10/2011. Eiseres betoogde dat de NVWA de testresultaten niet aan het bestreden besluit ten grondslag had mogen leggen, maar de rechtbank oordeelde dat de NVWA de juiste procedures had gevolgd en dat de testresultaten valide waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 13/2351

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2014 in de zaak tussen

Global Management Services B.V., te Baarn, eiseres,

gemachtigde: mr. E. van Kampen,
en

de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA), verweerster,

gemachtigden: mr. drs. P.J. de Vries, drs. R.N. Ramsoedh en ing. D. Kalsbeek.

Procesverloop

Bij besluit van 4 maart 2013 (het bestreden besluit) heeft NVWA het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 21 september 2012 strekkende tot officiële inbewaringneming van vierduizend eetborden ongegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2014. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde(n). Voorts is verschenen [naam], werkzaam bij eiseres.

Overwegingen

1.1. Op grond van artikel 3, eerste lid van Verordening (EG) nr. 1935/2004 dienen – voor zover hier van belang – materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen overeenkomstig goede fabricagemethoden te worden vervaardigd, zodat zij bij normaal of te verwachten gebruik geen bestanddelen afgeven aan levensmiddelen in hoeveelheden die: (a) voor de gezondheid van de mens gevaar kunnen opleveren; (b) tot een onaanvaardbare wijziging in de samenstelling van de levensmiddelen kunnen leiden, of
( c) tot een aantasting van de organoleptische eigenschappen van de levensmiddelen kunnen leiden.
Op grond van artikel 24, eerste lid van Verordening (EG) nr. 1935/2004 voeren de lidstaten officiële controles uit om de naleving van deze verordening af te dwingen, overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de communautaire wet- en regelgeving inzake officiële controles van levensmiddelen en diervoeders.
1.2. Artikel 19 van Verordening (EG) nr. 882/2004 luidt:
“1. De bevoegde autoriteit plaatst diervoeders of levensmiddelen uit derde landen die niet voldoen aan de wetgeving inzake diervoeders of levensmiddelen in officiële inbewaringneming en neemt, gehoord hebbende de exploitant van het diervoeder- of
levensmiddelenbedrijf die voor de zending verantwoordelijk is, de volgende maatregelen ten aanzien van deze diervoeders of levensmiddelen:
a) opdragen dat de diervoeders of levensmiddelen worden vernietigd, overeenkomstig artikel 20 aan een speciale behandeling worden onderworpen, of overeenkomstig artikel 21 worden teruggestuurd uit de Gemeenschap; ook kunnen andere passende maatregelen worden genomen, zoals de diervoeders en levensmiddelen aanwenden voor andere doeleinden dan die waarvoor zij oorspronkelijk waren bedoeld;
(…)”
1.3. Artikel 3 van Verordening (EU) nr. 284/2011 luidt:
“1. Keukengerei van polyamide- of melaminekunststof van oorsprong of verzonden uit China en Hongkong mag uitsluitend in de lidstaten worden ingevoerd, indien de importeur voor elke zending bij de bevoegde autoriteit een naar behoren ingevulde verklaring indient dat deze aan de voorschriften betreffende de afgifte van primaire aromatische aminen en formaldehyde voldoet zoals vastgelegd in respectievelijk bijlage V, deel A, en bijlage II, deel A, bij Richtlijn 2002/72/EG.
(…)
3.
De in lid 1 bedoelde verklaring gaat vergezeld van een laboratoriumrapport met:
(…)
b) wat melamine keukengerei betreft, analyseresultaten waaruit blijkt dat ten hoogste 15 mg formaldehyde per kg levensmiddel aan levensmiddelen of simulanten wordt afgegeven.”
1.4.
In bijlage II, deel A, bij Richtlijn 2002/72/EG is achter Formaldehyd vermeld: SML(T) = 15 mg/kg, waarbij SML(T) staat voor Specifieke migratielimiet in levensmiddelen of in simulanten, uitgedrukt als totaal van de aangegeven stof(fen) of deel daarvan.
1.5.
Artikel 21 van Verordening (EU) nr. 10/2011 luidt:
“De Richtlijnen 80/766/EEG, 81/432/EEG en 2002/72/EG worden ingetrokken met ingang van 1 mei 2011. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabellen in bijlage VI.”
1.6.
Gelet op artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen zijn de bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 2, vierde lid, van verordening (EG) 882/2004 de diensten waarbij de krachtens de Warenwet aangewezen ambtenaren, belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften, werkzaam zijn. Gelet op artikel 25, eerste lid, aanhef en onder a, van de Warenwet in verbinding met de Aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Voedsel en Waren Autoriteit zijn belast met toezicht ambtenaren van NVWA. Gelet hierop is de NVWA de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van Verordening (EG) 882/2004 die bevoegd is tot het nemen van een besluit tot officiële inbewaringneming in de zin van artikel 19, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 882/2004.
2.1.
Op 10 september 2012 zijn bij Xenos B.V. melamine monsters genomen door NVWA. Blijkens het verslag van 18 september 2012 van het onderzoek door NVWA naar de monsters die zijn aangeduid als melamine bord rood, geel en blauw (de borden met een rode, gele en blauwe rand) zijn van deze eetborden per kleur drie monsters getest. De monsters van de eetborden met een gele en die met een blauwe rand bleven ruim onder de migratielimiet van 15 mg/kg. De monsters van de eetborden met een rode rand gaven alledrie een hoger gehalte afgifte formaldehyde dan de eetborden met een gele of blauwe rand. De drie monsters van de eetborden met een rode rand gaven respectievelijk de volgende gehalten aan: 7,8, 16,5 en 12,8. Op bladzijde 2 van het verslag is vermeld:
“Alle monsters zijn gemeten conform laboratorium procedure CHEO1-WV443. De
meetonzekerheid van deze methode is 1,4 mg/kg.
De analyse is verricht in de derde migratie oplossing.
De afgifte van formaldehyde is voor de monsters melamine bord geel en blauw kleiner dan 16,4 mg/kg (norm formaldehyde + meetonzekerheld)
Dit betekent dat deze monsters niet afwijkend zijn voor de afgifte van formaldehyde en voldoen aan de normen.
De afgifte van formaldehyde is voor het monster melamine bord rood met VWA code 65352699 groter dan 16,4 mg/kg.
Dit betekent dat de monsters melamine bord rood afwijkend zijn voor de afgifte van formaldehyde en niet voldoen aan de normen.”
2.2.
Op grond van deze uitslag heeft NVWA besloten tot officiële inbewaringneming van vierduizend eetborden met een rode rand.
3.1.
Eiseres betoogt dat NVWA de testresultaten niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen, omdat volgens eiseres de Technical guidelines niet zijn nageleefd door het laboratorium van NVWA. Eiseres beroept zich in dit verband op e-mailcorrespondentie tussen eiseres en een medewerker van NVWA waaruit zou volgen dat voor de eetborden, die een vulhoogte hebben van 18 mm, een vulling is gebruikt van 250ml, hetgeen een vulhoogte oplevert van 11 mm. De eetborden zijn volgens eiseres aldus gevuld tot 0,7 cm onder rand in plaats van 0,5 cm. Omdat bij een grotere vulling de hoeveelheid vloeistof meer toeneemt dan het contactoppervlak acht eiseres het aannemelijk dat bij een juiste uitvoering van de test – dus een vulling met 13 mm – een lagere concentratie formaldehyde zou zijn gemeten, zodat in dat geval zou zijn gemeten dat de eetborden met een rode rand ten hoogste 15 mg formaldehyde per kg levensmiddel aan levensmiddelen of simulanten afgeven.
3.2.
NVWA heeft in verweer aangevoerd dat de onderzochte eetborden een opstaande (gekleurde) rand hebben die op 16 mm boven de bodem scherp afbuigt en dan (vrijwel) vlak is (evenwijdig aan de bodem). Volgens NVWA komt het afgeplatte deel van rand, als het eetbord op een normale wijze wordt gebruikt, niet in aanraking met voedsel. Volgens NVWA vullen consumenten het eetbord niet op een zodanige wijze met voedsel, bijvoorbeeld pap of soep, dat de afgeplatte rand van het artikel hiermee in contact komt. NVWA stelt verder dat gelet op paragraaf 2.1.1 van (bijlage V) bij Verordening (EU) nr. 10/2011 bij het vaststellen van de vulhoogte van het normale gebruik moet worden uitgegaan, hetgeen in de norm EN 13130-1 nader is uitgewerkt.
3.3.
In bijlage V bij Verordening (EU) 2011/10 is onder punt 2.1.1. bepaald dat alleen de delen van het monster die bestemd zijn om bij het feitelijke gebruik met levensmiddelen in contact te komen, met de levensmiddelsimulant of het levensmiddel in contact worden gebracht.
3.4.
De Europese Commissie heeft in 2011 met het oog op het testen van de afgifte van primaire aromatische aminen en formaldehyde in de zin van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 284/2011 een technische handleiding vastgesteld, genaamd Technical guidelines on testing the migration of primary aromatic amines from polyamide kitchenware and of formaldehyde from melamine kitchenware, 1st edition 2011 (Technical guidelines). Daarin is onder paragraaf 7.6.1 genaamd “Lot(s) of individual articles” opgenomen:

“Melamine kitchenware articles that require testing by filling

The three sets for the migration test are exposed to simulant in parallel.
Each test specimen is filled to 0.5 cm below the rim and exposed to the simulant.”
3.5. Naar het oordeel van de Rechtbank is ter zitting komen vast te staan dat de onderzochte eetborden een opstaande (gekleurde) rand hebben die op 16 mm boven de bodem scherp afbuigt en dan (vrijwel) vlak is (evenwijdig aan de bodem). Gelet op punt 2.1.1. van bijlage V bij Verordening (EU) nr. 10/2011, is de rechtbank van oordeel dat NVWA heeft kunnen volstaan met een vulling van de eetborden tot een hoogte van 11 mm, omdat bij een normaal gebruik kan worden uitgegaan van de hoogte waar de rand van het bord aan de binnenzijde begint en niet, zoals eiseres feitelijk stelt, het hoogste punt van het bord, gerekend vanaf de bodem. Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke uitleg en toepassing van paragraaf 7.6.1 van de Technical guidelines niet met zich dat in afwijking van punt 2.1.1. van bijlage V, bij Verordening (EU) nr. 10/2011, een andere randhoogte moet worden gehanteerd.
4.
Het beroep is ongegrond.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van mr. dr. R. Stijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.