ECLI:NL:RBROT:2014:2377

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2014
Publicatiedatum
31 maart 2014
Zaaknummer
C/10/443760 / FA RK 14-813
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na gegrondverklaring van klacht door klachtencommissie in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2014 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure van de Stichting Delta Psychiatrisch Centrum. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Lammers-Roselaar, heeft op 31 januari 2014 een verzoekschrift ingediend met het verzoek om schadevergoeding van € 2.700,= van de stichting, als gevolg van een gegrond verklaarde klacht door de klachtencommissie van het Delta ziekenhuis. De klacht betrof het niet overplaatsen van verzoeker van de opnameafdeling naar de verblijfsafdeling, ondanks de beslissing van de klachtencommissie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker onterecht 17 dagen op de opnameafdeling heeft verbleven, terwijl de klachtencommissie had geoordeeld dat hij overgeplaatst diende te worden. De rechtbank heeft de procedure ambtshalve verwezen naar de sector kanton, omdat de vordering niet op basis van de Wet Bopz kon worden ingediend, maar op grond van onrechtmatige daad volgens artikel 6:162 BW. De rechtbank heeft de verzoeker erop gewezen dat hij de stichting moet dagvaarden om zijn vordering te kunnen indienen.

De rechtbank heeft de zaak in de stand waarin deze zich bevond, doorverwezen naar de kantonrechter en de procedure voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure. Tevens is verzoeker geïnformeerd over de griffiekosten en de noodzaak om de stichting tijdig op de hoogte te stellen van de rolzitting. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken, waarbij de rechter S.W. Kuip en griffier P. Mansveld-Spierings aanwezig waren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie 2
Datum uitspraak: 24 februari 2014
ZaC/10/443760 / FA RK 14-813ak-/rekestnummer: C/10/443760 / FA RK 14-813

Beschikking in de zaak van:

[verzoeker],
wonende [adres], [woonplaats],
thans verblijvende[verblijfplaats],
verzoeker,
advocaat mr. K. Lammers-Roselaar te Rotterdam,
t e g e n

de Stichting Delta Psychiatrisch Centrum,

verweerster,
verder te noemen de stichting,
gevestigd te Poortugaal, gemeente Albrandswaard.

Het verloop van de procedure

Verzoeker heeft op 31 januari 2014 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank, sector civiel recht, team familie, welk verzoek ertoe strekt ten laste van de stichting een schadevergoeding vast te stellen van € 2.700,=, met veroordeling van de stichting tot betaling van de kosten van de procedure, waarbij deze kosten vooralsnog worden geschat op € 968,=, exclusief griffierecht.
Bij brief van deze rechtbank van 8 februari 2014 zijn partijen in de gelegenheid gesteld te reageren op het voornemen onderhavige zaak ambtshalve te verwijzen naar de sector kanton van deze rechtbank.
Van de zijde van betrokkene is een brief ontvangen, gedateerd 11 februari 2014.
Van de zijde van de stichting is geen reactie ontvangen.

De vaststaande feiten

Bij beschikking van deze rechtbank van 26 juli 2013 is een voorlopige machtiging verleend tot het doen verblijven van verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis tot uiterlijk 24 januari 2014.
Bij beschikking van deze rechtbank van 21 november 2013 is het bij verzoek van de officier van justitie voorgelegde verzoek van betrokkene tot ontslag uit een psychiatrisch ziekenhuis afgewezen.
Bij beslissing van 9 december 2013 van de klachtencommissie Delta Psychiatrisch Centrum te Poortugaal is de klacht van verzoeker over het niet overplaatsen van verzoeker van de opnameafdeling Blaak naar de verblijfsafdeling Welhoek gegrond verklaard.
Bij brief van 7 januari 2014 is de stichting namens verzoeker aansprakelijk gesteld voor alle schade die verzoeker heeft geleden c.q. nog zal lijden vanwege de behandeling die hij heeft ondergaan in het Delta ziekenhuis in de periode van juni tot en met december 2013.
Verzoeker is op 27 december 2013 overgeplaatst naar FBK psychiatrisch ziekenhuis te Almere.

De beoordeling

Verzoeker legt aan zijn verzoek het navolgende ten grondslag.
Nadat de Klachtencommissie van het Delta ziekenhuis de klacht van verzoeker gegrond had verklaard, is verzoeker niet overgeplaatst naar de verblijfsafdeling Welhoek maar heeft hij continue (vanaf juni 2013 tot december 2013) verbleven op de opnameafdeling Blaak. De stichting heeft zich derhalve niet gehouden aan de beslissing van de Klachtencommissie en hij verzoekt om een schadevergoeding aan de stichting op te leggen. Verzoeker heeft de stichting inmiddels ook aansprakelijk gesteld. Tot op heden heeft de stichting niet gereageerd.
Verzoeker stelt dat zijn schade met name bestaat uit immaterieel nadeel, aangezien hij tegen zijn wil gedurende 17 dagen opgenomen gebleven is geweest op de opnameafdeling van het Delta ziekenhuis, ondanks de door de Klachtencommissie gegrond verklaarde klacht.
De schade wordt als volgt onderbouwd:
  • 17 dagen x € 100,= per dag vanwege het onterechte verblijf op de opnameafdeling
  • € 1.000,= als vergoeding vanwege het machteloze gevoel dat verzoeker ten gevolge
De rechtbank overweegt als volgt.
De Wet Bopz kent met de artikelen 28 en 35, voor onvrijwillig in een psychiatrisch ziekenhuis verblijvende patiënten, twee afzonderlijke grondslagen voor het indienen van een verzoek tot schadevergoeding, namelijk op de grond dat de door de burgemeester gegeven last onrechtmatig was dan wel op de grond dat de officier van justitie of de rechter aldaar genoemde bepalingen van de Wet Bopz niet in acht heeft genomen.
De artikelen 28 en 35 Wet Bopz regelen situaties waarin de patiënt reeds in een rechterlijke procedure is betrokken, zoals de rechterlijke beoordeling van een verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling of de rechterlijke beoordeling van een verzoek tot het verlenen van een andere machtiging.
Hiernaast biedt artikel 41b Wet Bopz, in klachtprocedures op grond van artikel 41 Wet Bopz, patiënten de mogelijkheid de rechtbank te verzoeken een schadevergoeding toe te kennen ten laste van de rechtspersoon die het betrokken psychiatrisch ziekenhuis in stand houdt, op de grond dat de beslissing waartegen de klacht is gericht, onrechtmatig is. Op grond van artikel 41 Wet Bopz kunnen patiënten onder meer klagen over een beslissing, inhoudende dat een behandeling onder dwang wordt toegepast ter afwending van ernstig gevaar, middelen of maatregelen onder dwang worden toegepast ter overbrugging van een tijdelijke noodsituatie of bepaalde vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast;
Bij gegrondverklaring van de klacht door de klachtencommissie is sprake van een situatie waarin de klachtbehandeling zonder betrokkenheid van de rechter tot een afronding is gekomen. De klager die, in het verlengde van deze gegrondverklaring, de oplegging van een schadevergoeding aan het ziekenhuis wil realiseren, zal altijd de stap moeten zetten de rechter te adiëren (Kamerstukken II 2002/03, 28 999, nr. 3, p. 6), nu de klachtencommissie in de Wet Bopz niet de bevoegdheid is toegekend om schadevergoeding toe te kennen. Daaraan voorafgaand kan de klager eerst zelf het ziekenhuis trachten te bewegen tot het betalen van een schadevergoeding. De klachtencommissie heeft immers de klacht gegrond verklaard en daarbij kan onder omstandigheden, indien sprake zou zijn van schade, tevens een indicatie zijn verkregen van de aard en de omvang van de schade die de klager door het bewuste handelen of nalaten heeft geleden. Het kan ook voor de in de klachtprocedure in het ongelijk gestelde wederpartij aanmerkelijke voordelen hebben om het niet op een rechtsgeding te laten aankomen, omdat zij daarbij het risico loopt te worden veroordeeld in de proceskosten en andere kosten. Mocht de aansprakelijkstelling niet het gewenste resultaat hebben, dan staat voor de klager de mogelijkheid open de wederpartij te dagvaarden. Dagvaarding vindt plaats op de wijze als geregeld in de artikelen 111 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Indien de vordering niet hoger is dan 5000 euro
(inmiddels € 25.000,=), is de kantonrechter bevoegd en kan de procedure door betrokkene zelf worden gevoerd (Kamerstukken II 2003/04, 28 999, nr. 5, p. 7-8).
Een verzoek als dat van verzoeker in deze zaak, dat is gericht aan het adres van de rechtspersoon die het psychiatrisch ziekenhuis in stand houdt (de stichting), en waaraan in de kern genomen een aan de rechtspersoon toe te rekenen onrechtmatig handelen ten grondslag ligt, steunt niet op artikel 28, artikel 35 of artikel 41 Wet Bopz en kan, gelet op de exclusiviteit van de schadevergoedingsregeling in de Wet Bopz, niet door middel van het indienen van een verzoekschrift bij de rechtbank, sector civiel recht, team familie, aanhangig worden gemaakt. Verzoeker dient zich op grond van artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad) met een daartoe strekkende vordering tot de kantonrechter te wenden. Een dergelijke zaak dient te worden aangebracht bij dagvaarding.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de zaak, mede gelet op de hoogte van de verzochte schadevergoeding, met een dagvaarding (en niet met een verzoekschrift) bij een kamer voor kantonzaken van deze rechtbank had moeten worden aangebracht.
De rechtbank zal dan ook op grond van artikel 71 lid 2 Rv ambtshalve overgaan tot verwijzing van de zaak naar een kamer voor kantonzaken van deze rechtbank. De procedure wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 69 lid 2 Rv voortgezet in de stand waarin zij zich bevindt volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure.
Tevens zal de rechtbank ingevolge artikel 69 lid 3 Rv een dag bepalen waarop de zaak op de rol komt. Voorts zal de rechtbank, nu nog geen oproeping van de stichting heeft plaatsgevonden, bevelen dat deze roldatum door verzoeker bij exploot aan de stichting wordt aangezegd.
Gelet op het bepaalde in artikel 71 lid 4 Rv worden partijen erop gewezen dat zij in het vervolg van de procedure niet (meer) vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen.
Ook wordt verzoeker erop gewezen dat na verwijzing van hem griffierecht ad € 219,= wordt geheven en dat dit bedrag binnen vier weken na de roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie moet zijn gestort. Van en persoon die on- of minvermogend is, wordt een lager griffierecht geheven indien aan de daarvoor gestelde voorwaarden in de Wet op de rechtsbijstand is voldaan.
Verzoeker wordt er op gewezen dat het verzoek niet ontvankelijk zal worden verklaard wanneer het uit te brengen exploot van oproeping niet uiterlijk op de dag vóór de hieronder vermelde rolzitting(sdatum) ter griffie zal zijn ingediend.
Ten slotte zal de rechtbank verzoeker op grond van artikel 69 lid 4 Rv in de gelegenheid stellen haar stellingen, voor zover nodig, aan de voor de dagvaardingsprocedure toepasselijke procesregels aan te passen

De beslissing

- verwijst de zaak in de stand waarin die zich thans bevindt naar een kamer, welke behoort tot de sector kanton van de rechtbank Rotterdam;
- beveelt dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;
- stelt verzoeker voor zover nodig in de gelegenheid zijn stellingen aan te passen aan de voor de dagvaardingsprocedure toepasselijke procesregels en, zo nodig, het verzoekschrift waarmee de procedure is ingeleid, te verbeteren of aan te vullen;
- bepaalt dat de zaak zal komen op de rol van
dinsdag 15 april 2014 te 10.00 uur, welke rol wordt gehouden in het gerechtsgebouw van de rechtbank te Rotterdam;
- beveelt dat door verzoeker -
onder medebetekening van deze beslissing en van genoemd (verbeterd en/of aangevuld) verzoekschrift met bijlagen- bij
deurwaardersexplootgenoemde dag aan de stichting
zal worden aangezegd,onder mededeling, dat de stichting op die dag op de vordering kan antwoorden, alsmede onder mededeling van al datgene, dat ook bij een dagvaarding aan een gedaagde dient te worden medegedeeld;
- wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
- wijst verzoeker erop dat na verwijzing van hem griffierecht ad € 219,= wordt geheven en dat dit bedrag binnen vier weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie moet zijn gestort;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.W. Kuip, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier P. Mansveld-Spierings op 24 februari 2014.